ECLI:NL:RBDHA:2021:404
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard wegens reeds verleende verblijfsvergunning in Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Syrische nationaliteit houder, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar deze werd door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de eiser al een verblijfsvergunning had in Duitsland, wat de basis vormde voor de niet-ontvankelijkheid van de aanvraag. De eiser had op 11 december 2020 een besluit ontvangen waarin hem werd meegedeeld dat hij Nederland onmiddellijk moest verlaten. De rechtbank behandelde de zaak op 20 januari 2021, waarbij de eiser werd bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de aanvraag van de eiser beoordeeld in het licht van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de bescherming die de Duitse autoriteiten bieden. De rechtbank concludeerde dat er geen concrete aanwijzingen waren dat de Duitse autoriteiten hun verdragsverplichtingen niet naleefden, en dat de eiser niet had aangetoond dat hij bij terugkeer naar Duitsland in een situatie zou komen die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.