ECLI:NL:RBDHA:2021:3981
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering na medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering door het Uwv. Eiser, die eerder als orderpicker werkte, had zich op 21 mei 2010 ziek gemeld en ontving sinds 18 mei 2012 een WIA-uitkering. Het primaire besluit van 8 februari 2019, waarbij de uitkering per 9 april 2019 werd beëindigd, werd door het Uwv gehandhaafd in het bestreden besluit van 24 december 2019. Eiser was het niet eens met deze besluiten en stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn lichamelijke en psychische klachten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig is uitgevoerd. De primaire verzekeringsarts had eiser op 18 januari 2019 onderzocht en een rapport opgesteld, waarin enkele beperkingen werden vastgesteld. In de bezwaarfase heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) aanvullende informatie verzameld en de belastbaarheid van eiser opnieuw beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts b&b de klachten van eiser adequaat heeft meegenomen in de beoordeling en dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) terecht zijn.
De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling en dat de functies die door de arbeidsdeskundige zijn geduid, passend zijn voor eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beëindiging van de WIA-uitkering per 9 april 2019.