ECLI:NL:RBDHA:2021:3955

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
AWB 20/5926
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering machtiging tot voorlopig verblijf op basis van niet-aantoonbare duurzame en exclusieve relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, van Surinaamse nationaliteit, heeft samen met haar minderjarige kinderen een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland, met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij haar referent, die de Nederlandse nationaliteit bezit. De aanvragen zijn door de staatssecretaris afgewezen, omdat niet is aangetoond dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent, die gelijk te stellen is aan een huwelijk. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit is door de staatssecretaris ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft de zaak op 25 maart 2021 behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank overweegt dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt WhatsApp-berichten, een lijst van video- en beloproepen en brieven overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat deze stukken niet voldoende zijn om de relatie als duurzaam en exclusief aan te tonen. De rechtbank wijst erop dat eiseres en referent elkaar nog nooit in persoon hebben ontmoet en dat de communicatie voornamelijk via online diensten verloopt.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, en dat de aanvragen van de kinderen van eiseres ook terecht zijn afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/5926

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
mede namens haar minderjarige kinderen:
[naam], V-nummer: [V-nummer]
[naam], V-nummer: [V-nummer]
hierna tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 7 juli 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen de weigering om hen een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen ongegrond verklaard.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 25 maart 2021. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig [naam] , referent.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Surinaamse nationaliteit te bezitten. Haar kinderen stellen te zijn geboren op [geboortedatum] respectievelijk [geboortedatum] en eveneens de Surinaamse nationaliteit te bezitten. Eiseres stelt sinds 18 juli 2019 een relatie te hebben met referent, die de Nederlandse nationaliteit bezit. Ten behoeve van het verblijf van eiseres in Nederland heeft referent een mvv aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij referent’. Voor de kinderen van eiseres heeft referent een mvv aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij eiseres’. Verweerder heeft deze aanvragen bij besluit van 3 februari 2020 (het primaire besluit) afgewezen.
2. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder het bezwaar van eisers daartegen kennelijk ongegrond verklaard. Daartoe heeft verweerder overwogen dat niet is aangetoond dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres en referent die in voldoende mate gelijk te stellen is aan een huwelijk. Omdat er geen sprake is van familie- en gezinsleven tussen eiseres en referent is de weigering om aan eiseres een mvv te verlenen niet in strijd met artikel 8 van het EVRM [1] . Nu het verblijf van de kinderen van eiseres afhankelijk is van het verblijf van eiseres en zij geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, zijn ook de aanvragen van de kinderen afgewezen.
3. Eiseres voert aan dat er wel sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. Ter onderbouwing van dit standpunt zijn in beroep WhatsAppberichten, een lijst van video- en beloproepen en brieven overgelegd. Daarnaast is een foto overgelegd waarop eiseres samen met de ouders van referent staat. Zoals gebruikelijk is in de cultuur van eiseres en referent, hebben de ouders van referent eerst kennis gemaakt met eiseres. Vanwege de uitbraak van het coronavirus is het voor referent nog niet mogelijk geweest om zelf naar Suriname te reizen en daar eiseres in persoon te ontmoeten. Verder is eiser ten onrechte niet gehoord, terwijl verweerder daar des te meer aanleiding voor had moeten zien omdat eiser in bezwaar niet werd bijgestaan door een gemachtigde. Verweerder heeft daardoor onvoldoende onderzocht of er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. Eiseres verwijst in dit verband naar de Richtsnoeren van de Europese Commissie voor de toepassing van de Gezinsherenigingsrichtlijn [2] .
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De rechtbank stelt voorop dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen haar en referent.
5. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres en referent niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij een duurzame en exclusieve relatie onderhouden. Verweerder heeft daarbij niet ten onrechte tegengeworpen dat eiseres en referent elkaar nog nooit in persoon hebben ontmoet en met elkaar communiceren via online communicatiediensten. Dat het voor eiseres en referent niet mogelijk was om elkaar in persoon te ontmoeten vanwege de uitbraak van het coronavirus, volgt de rechtbank niet. Eiseres stelt immers sinds juli 2019 een relatie te hebben met referent, terwijl pas in maart 2020 er reisbeperkingen zijn ingesteld vanwege het coronavirus. Eiseres en referent hebben voor maart 2020 dus de mogelijkheid gehad om elkaar in persoon te ontmoeten. Ook heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat uit de overgelegde berichten niet blijkt dat de band tussen eiseres en referent diepgang heeft en dat niet is gebleken dat zij met elkaar spreken over zaken die zijn gericht op een toekomstige invulling van het leven. De enkele stelling van eiseres dat zij wel hun toekomst samen bespreken, is onvoldoende. Daarnaast heeft verweerder bij zijn beoordeling ook kunnen betrekken dat referent de vragenlijst over de relatie niet gedetailleerd en uitgebreid heeft ingevuld.
6. De rechtbank toetst het bestreden besluit
ex tunc. Dit betekent dat de rechtbank de feiten en omstandigheden ten tijde van het bestreden besluit beoordeelt. Eiseres heeft de WhatsAppberichten, de lijst van oproepen, de brieven en de foto van haarzelf met de ouders van referent pas in beroep overgelegd. Voor zover deze stukken gelet op de ex-tunc toetsing al zouden moeten worden betrokken bij de beoordeling van het beroep, leiden deze niet tot een ander oordeel. De berichten, brieven en oproepen tonen aan dat er contact is tussen eiseres en referent, maar deze stukken maken niet aannemelijk dat de relatie tussen eiseres en referent duurzaam en exclusief is. Daarnaast zegt ook de foto waarop eiseres met de ouders van referent staat niets over de relatie tussen eiseres en referent.
7. Tegen de afwijzing van de aanvraag voor de kinderen van eiseres zijn geen beroepsgronden gericht, zodat verweerder ook deze aanvragen heeft kunnen afwijzen.
8. Gelet op al het voorgaande heeft verweerder uit het bezwaarschrift, gelezen in relatie tot het primaire besluit, meteen kunnen afleiden dat het bezwaar ongegrond was. Om die reden heeft verweerder op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb mogen afzien van horen in bezwaar. Dat referent in bezwaar niet werd bijgestaan door een gemachtigde, maakt dit niet anders. Tot slot is de Gezinsherenigingsrichtlijn niet van toepassing is op eiseres, zodat het beroep op de daarbij behorende richtsnoeren niet slagen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 april 2021.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.COM 2014/210.