ECLI:NL:RBDHA:2021:3947

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
AWB 20/7379
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering machtiging tot voorlopig verblijf voor ouders van referent met Eritrese nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, de ouders van een Eritrese referent, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers hebben beroep ingesteld tegen de weigering van de staatssecretaris om hen een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen in het kader van nareis. De staatssecretaris had eerder, bij besluit van 12 oktober 2020, het bezwaar van eisers tegen de afwijzing van hun mvv-aanvraag ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep op 24 februari 2021 gehouden, waarbij eisers zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde en de staatssecretaris door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting zijn ook de referent en een tolk aanwezig geweest.

Eisers stellen dat de referent, die in Italië geregistreerd staat als meerderjarig, ten onrechte als zodanig is aangemerkt. Zij voeren aan dat de referent in werkelijkheid minderjarig is, met een geboortedatum van 2001, en dat dit onderbouwd wordt door een doopakte en een bewonerspas. De staatssecretaris heeft echter overwogen dat de referent niet kan worden aangemerkt als alleenstaande minderjarige, omdat hij in Italië als meerderjarig is geregistreerd. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan van de Italiaanse registratie en dat eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat de geregistreerde geboortedatum onjuist is.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geweigerd om eisers een mvv te verlenen, omdat de referent niet als alleenstaande minderjarige kan worden aangemerkt. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/7973

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
[naam]eiseres
V-nummer: [V-nummer]
hierna tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. A.W.M. van de Wouw),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 12 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen de weigering om hen een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis te verlenen ongegrond verklaard.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 24 februari 2021, tezamen met het beroep van de zussen en broer van referent met zaaknummer AWB 20/7981. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens waren ter zitting aanwezig [naam] (referent) en A. Solomon (tolk).
Ter zitting is aan verweerder een termijn tot en met 3 maart 2021 verleend om te reageren op de door eisers overgelegde brief van de gemeente Tilburg. Aan eisers is een termijn verleend tot en met 10 maart 2021 om te reageren op het standpunt van verweerder.
Op 2 maart 2021 heeft verweerder bij brief een reactie ingebracht.
Op 9 maart 2021 hebben eisers bij brief een reactie ingebracht.

Overwegingen

1. Eisers stellen te zijn geboren op [geboortedatum] 1962 respectievelijk [geboortedatum] 1973 en de Eritrese nationaliteit te bezitten. Eisers stellen de ouders te zijn van referent. Referent is sinds 15 mei 2018 in het bezit van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Referent heeft ten behoeve van het verblijf van eisers in Nederland op 5 december 2018 mvv’s in het kader van nareis aangevraagd. Bij besluit van 16 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eisers daartegen ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder overwogen dat eisers, als ouders van referent, niet in aanmerking komen voor een afgeleide verblijfsvergunning, omdat referent niet kan worden aangemerkt als alleenstaande minderjarige in de zin van artikel 2, onder f, van de Gezinsherenigingsrichtlijn [1] . Verweerder hanteert de oudste geboortedatum die referent in Italië heeft opgegeven, namelijk [geboortedatum] 1998. Referent heeft geen identificerende documenten overgelegd waaruit iets anders blijkt. Verweerder volgt de in de Brp [2] vermelde geboortedatum van [geboortedatum] 2001 niet, omdat deze tot stand is gekomen op grond van een verklaring onder ede van referent zelf.
3. Eisers voeren aan dat referent door verweerder ten onrechte is aangemerkt als meerderjarig. Referent is geboren op [geboortedatum] 2001. Ter onderbouwing hiervan zijn de doopakte en de bewonerspas van referent overgelegd waarop deze geboortedatum is vermeld. Ook staat referent in de Brp ingeschreven met de geboortedatum [geboortedatum] 2001. Referent weet niet zeker hoe de in Italië geregistreerde geboortedatum tot stand is gekomen. Ten tijde van de aankomst van referent in Italië was hij te ziek om te beseffen wat hij deed, had hij een stressvolle reis achter de rug en werd hij door anderen van informatie voorzien.
Referent heeft er alles aan gedaan om de geboortedatum in Italië te wijzigen. Verweerder had meer onderzoek moeten verrichten naar de registratie in Italië.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Uit artikel 29, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vw [3] volgt dat een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan worden verleend aan de ouders van een vreemdeling die in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw, als die vreemdeling een alleenstaande minderjarige is in de zin van artikel 2, onder f, van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Het peilmoment voor het bepalen of de referent minderjarig is, is de dag waarop de referent zijn asielaanvraag heeft ingediend. [4]
5. In geschil is of referent ten onrechte is aangemerkt als meerderjarige op het peilmoment.
6. Als uitgangspunt geldt dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel ervan uit mag gaan dat de registratie van de geboortedatum in Italië zorgvuldig heeft plaatsgevonden, zodat het aan eisers is om aannemelijk te maken dat de geregistreerde geboortedatum onjuist is. [5] Hierin zijn zij niet geslaagd. Verweerder heeft geen aanleiding hoeven zien om van het uitgangspunt af te wijken op grond van de enkele, niet nader onderbouwde stelling van referent dat hij bij aankomst in Italië ziek was, een stressvolle reis achter de rug had en afging op de informatie die hij van anderen kreeg.
7. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat informatie uit één andere lidstaat waaruit blijkt dat de vreemdeling meerderjarig is, volstaat om de vreemdeling ook in Nederland meerderjarig te verklaren tenzij in Nederland authentieke, identificerende documenten zijn overgelegd waaruit iets anders blijkt. [6] De in dit kader door eisers overgelegde bewonerspas en doopakte heeft verweerder laten onderzoeken door Bureau Documenten. Bureau Documenten heeft de bewonerspas echt bevonden en de doopakte niet kunnen beoordelen gelet op het beschikbare vergelijkingsmateriaal. Ongeacht de uitkomst van het onderzoek naar de echtheid van deze documenten, heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat deze documenten niet aannemelijk maken dat referent minderjarig was ten tijde van het peilmoment. In het beleid van verweerder, neergelegd in paragraaf C1/4.3 van de Vc [7] , staat dat een document met betrekking tot de identiteit een goedgelijkende pasfoto, de geboorteplaats van de vreemdeling en de geboortedatum van de vreemdeling moet bevatten. Verder staat in het beleid van verweerder dat een identiteitsdocument alleen de identiteit kan onderbouwen als het door de overheid van het land van herkomst officieel is uitgegeven. Gelet daarop kunnen de bewonerspas en de doopakte niet gelden als identificerende documenten, nu beide documenten geen pasfoto bevatten en de doopakte niet is uitgegeven door de Eritrese overheid.
8. De omstandigheid dat referent in de Brp als minderjarig staat geregistreerd, heeft voor verweerder niet tot een ander oordeel hoeven leiden. De gegevens uit de Brp zijn in beginsel het uitgangspunt, maar verweerder mocht in dit geval van dat uitgangspunt afwijken. Gebleken is namelijk dat de gegevens in de Brp zijn gebaseerd op de eigen verklaring van referent en niet op brondocumenten. Uit de reactie van verweerder op de door eisers overgelegde brief van de gemeente Tilburg blijkt verder dat het systeem van verweerder is gekoppeld aan de Brp, zodat verweerder om die reden aan de gemeente Tilburg heeft doorgegeven dat de geboortedatum van referent [geboortedatum] 2001 is. Met een beroep op de in de Brp opgenomen gegevens en de brief van de gemeente Tilburg hebben eisers daarom niet de onjuistheid van de leeftijdsregistratie in Italië aannemelijk gemaakt.
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder referent terecht niet heeft aangemerkt als alleenstaande minderjarige vreemdeling in de zin van artikel 2, aanhef en onder f, van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2021.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Richtlijn 2003/86/EG.
2.Basisregistratie personen.
3.Vreemdelingenwet 2000.
4.Zie paragraaf C2/4.1.1. van de Vc.
5.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2219.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:653.
7.Vreemdelingencirculaire 2000.