ECLI:NL:RBDHA:2021:3943
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens onbekende verblijfplaats van eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2021 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser had beroep ingesteld tegen dit besluit, maar verscheen niet ter zitting. De gemachtigde van eiser was ook afwezig, ondanks dat hij voorafgaand aan de zitting op de hoogte was gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 23 maart 2021 met onbekende bestemming is vertrokken en dat het onduidelijk is waar hij zich sindsdien bevindt. De gemachtigde van eiser kon geen informatie geven over de verblijfplaats van eiser en er was geen bewijs dat eiser nog steeds prijs stelde op de door hem aanvankelijk gezochte internationale bescherming.
De rechtbank overwoog dat het contact tussen eiser en zijn gemachtigde via WhatsApp niet voldoende was om aan te nemen dat eiser nog betrokken was bij de procedure. Het ontbreken van een duidelijke communicatie over de intenties van eiser leidde tot de conclusie dat er geen procesbelang meer was. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag, en er werd aangegeven dat tegen deze uitspraak hoger beroep kon worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.