ECLI:NL:RBDHA:2021:3914

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
C/09/609212 / JE RK 21-630
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp na een spoedmachtiging

Op 30 maart 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2006, naar aanleiding van een verzoekschrift van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk. Dit verzoek betreft een machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, na een eerder verleende spoedmachtiging op 17 maart 2021. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over het gedrag van [minderjarige], die recentelijk is gestopt met school en meerdere keren is weggelopen. De moeder en de pleegouders hebben ingestemd met het verzoek, maar de advocaat van [minderjarige] heeft verweer gevoerd tegen de gesloten plaatsing, stellende dat dit een ultimum remedium moet zijn.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling overwogen dat de instemming van de gezaghebbende ouder(s) aanwezig is, waardoor een ondertoezichtstelling niet vereist is. De kinderrechter concludeert dat er sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig belemmeren. De kinderrechter heeft de noodzaak van de gesloten plaatsing onderbouwd door te verwijzen naar het belast verleden van [minderjarige] en de recente verslechtering van haar situatie. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging te verlenen voor de periode van 1 april 2021 tot 1 juli 2021, en heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 15 april 2021.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Kinderrechter
Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/609212 / JE RK 21-630
Datum uitspraak: 30 maart 2021

Beschikking van de kinderrechter

Machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp na een spoedmachtiging

in de zaak naar aanleiding van het op 17 maart 2021 ingekomen verzoekschrift van:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk(hierna te noemen: het college),
betreffende:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. L. Tricoli, gevestigd te Alphen aan den Rijn.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,

[pleegouders]

hierna te noemen: de pleegouders van [minderjarige] ,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 17 maart 2021 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven van 17 maart 2021 tot 1 april 2021. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking d.d. 17 maart 2021;
- het verzoekschrift met bijlage(n) d.d. 17 maart 2021 van het college;
- de instemmingsverklaring d.d. 18 maart 2021 van een gedragswetenschapper als bedoeld in artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht;
- verleningsbeslissing d.d. 22 maart 2021;
- het aanvullende stuk d.d. 26 maart 2021 van het college.
Op 30 maart 2021 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- [minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat;
- de moeder;
- de pleegouders;
- [vertegenwoordigers van de gemeente] namens het college.
[minderjarige] is op 30 maart 2021, in het bijzijn van haar advocaat, tevens in raadkamer gehoord.

Feiten

- De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van drie maanden. Het college legt het volgende aan het verzoek ten grondslag. Er zijn al langere tijd zorgen over het gedrag van [minderjarige] . In november 2020 is MDFT ingezet, hetgeen een positieve werking leek te hebben. De afgelopen weken is de situatie van [minderjarige] echter verslechterd. [minderjarige] is gestopt met school en een aantal keer weggelopen. Nadat zij is weggelopen van huis is [minderjarige] in een ander pleeggezin geplaatst. Toen zij weer wegliep is zij in een crisisopvang geplaatst. Er is meer zicht nodig op de achtergrond van het gedrag van [minderjarige] . Zo kan bepaald worden of een terugkeer naar huis, bij de pleegouders, in de rede ligt. [minderjarige] dient binnen de accommodatie voor gesloten jeugdhulp te laten zien dat zij zich aan de vrijheden kan houden.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet. Ter zitting heeft de moeder aangegeven dat zij vindt dat [minderjarige] aan zichzelf moet werken. Het liefste heeft de moeder dat dit bij de pleegouders thuis gebeurt, maar zij begrijpt dat dit nu nog niet mogelijk is.
De pleegouders hebben ingestemd met het verzochte, althans hebben zich niet tegen toewijzing daarvan verzet. Ter zitting hebben zij naar voren gebracht dat zij zich zorgen maken om [minderjarige] . [minderjarige] dient haar doelen te behalen zodat zij na de gesloten plaatsing weer veilig bij de pleegouders kan wonen.
Door en namens [minderjarige] is verweer gevoerd tegen het verzochte. Mr. Tricoli heeft bepleit het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp af te wijzen. Een gesloten plaatsing is een ultimum remedium. Er dient hulpverlening in de thuissituatie van [minderjarige] ingezet te worden. Indien dit geen positief resultaat oplevert kan alsnog een machtiging tot uithuisplaatsing verzocht worden. Er hebben een aantal incidenten plaatsgevonden rondom [minderjarige] . Deze zijn echter niet zo ernstig dat dit een gesloten plaatsing rechtvaardigt. De mogelijkheden in de thuissituatie zijn niet uitgeput. Indien de kinderrechter toch van oordeel is dat een machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van [minderjarige] geboden is, dan dient gekeken te worden naar mogelijke alternatieven zoals plaatsing binnen een open instelling.

Beoordeling

De kinderrechter overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het verzoek tot machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp de instemming heeft van de gezaghebbende ouder(s). Nu derhalve sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6.1.2, derde lid onder c, van de Jeugdwet, is een ondertoezichtstelling van [minderjarige] niet vereist.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de zorg die zij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. [minderjarige] heeft een belast verleden en kampt met hechtingsproblematiek. Zij woonde, voor de gesloten plaatsing, reeds geruime tijd bij haar oom en tante moederszijde. De afgelopen periode is de situatie rondom [minderjarige] verslechterd. Zij gaat niet meer naar school en is meerdere keren weggelopen. De situatie in het netwerkpleeggezin is hierdoor onhoudbaar geworden. [minderjarige] is in korte tijd eenmaal binnen een (crisis)pleeggezin geplaatst en later binnen een crisisopvang. [minderjarige] heeft weinig tot geen probleembesef met betrekking tot het weglopen, het middelengebruik en de personen bij wie zij verblijft. Gelet op de aard van de problematiek van [minderjarige] , om haar veiligheid te garanderen en te voorkomen dat zij zich aan de hulpverlening zal onttrekken, is het noodzakelijk dat zij wordt geplaatst in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Binnen de gesloten instelling dient nader onderzocht te worden waar het gedrag van [minderjarige] vandaan komt, zodat ervoor kan worden gezorgd dat zij binnen afzienbare tijd weer terug kan keren naar de pleegouders. Ten overvloede overweegt de kinderrechter dat zij hoopt dat [minderjarige] haar medewerking zal verlenen aan het traject binnen de accommodatie voor gesloten jeugdhulp. Op deze manier kan bewerkstelligd worden dat de plaatsing slechts van korte duur is.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, van de Jeugdwet van 1 april 2021 tot 1 juli 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2021 door mr. A.J. Japenga, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.P.M. van der Hoorn als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 april 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.