ECLI:NL:RBDHA:2021:3866

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
C/09/548854 / HA ZA 18/237
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van redelijk loon voor onderzoek naar herkomst en authenticiteit van schilderij

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is op 24 februari 2021 een vonnis gewezen in de zaak tussen [eiser] en Redivivus B.V. De zaak betreft de begroting van het redelijk loon dat Redivivus aanspraak maakt voor het uitvoeren van een opdracht van [eiser] om de herkomst en authenticiteit van een schilderij te onderzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat Redivivus niet voldoende bewijs heeft geleverd van de werkzaamheden die zijn verricht en dat de door haar opgevoerde kosten niet marktconform zijn. De deskundige heeft een bedrag van € 96.630 als redelijk loon voorgesteld, maar de rechtbank heeft dit bedrag verlaagd naar € 20.000, rekening houdend met de beperkte ervaring van Redivivus en het geringe voordeel dat [eiser] heeft genoten van de uitgevoerde werkzaamheden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de onkosten die door Redivivus zijn opgevoerd, niet in aanmerking komen voor vergoeding, omdat deze niet voldoende gespecificeerd zijn. De rechtbank heeft [eiser] veroordeeld tot betaling van het vastgestelde bedrag aan Redivivus, onder de voorwaarde dat Redivivus haar verbintenis tot afgifte van het schilderij opschort totdat de betaling heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Vonnis van 24 februari 2021
in de zaak met zaak-/rolnummer C/09/548854 / HA ZA 18/237 van:
[eiser]te [woonplaats 1],
eiser in de hoofzaak in conventie, eiser in het incident ex artikel 223 Rv in conventie,
verweerder in de hoofdzaak in reconventie, verweerder in het incident ex artikel 223 Rv in reconventie,
advocaat: mr. A. van Hees,
tegen

1.REDIVIVUS B.V. te Wassenaar,

2.
[gedaagde 2]te [woonplaats 2],
gedaagden in de hoofdzaak in conventie, verweersters in het incident ex artikel 223 Rv in conventie,
eiseressen in de hoofdzaak in reconventie, eiseressen in het incident ex artikel 223 Rv in reconventie,
advocaat: mr. E.H. Boucher.
Partijen blijven aangeduid als [eiser], Redivivus en [gedaagde 2]. Redivivus en [gedaagde 2] worden gezamenlijk ook aangeduid als Redivivus c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 maart 2020 (het tussenvonnis) en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van de comparitie ter plaatse op 8 juli 2020;
- het deskundigenrapport van 28 augustus 2020;
- de akte uitlaten deskundigenbericht van Redivivus van 21 oktober 2020, met producties;
- de akte uitlaten deskundigenbericht van [eiser] van 21 oktober 2020, met producties;
- de antwoordakte van [eiser] in reactie op de akte na deskundigenbericht van 4 november 2020.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Na de beslissingen in de eerdere tussenvonnissen resteert de vraag naar het redelijk loon waarop Redivivus aanspraak kan maken voor de uitvoering van de opdracht van [eiser] om de herkomst en authenticiteit van het schilderij te onderzoeken. Ter uitvoering van de in het eerste tussenvonnis gegeven opdracht om per subonderdeel van de opdracht inzichtelijk te maken:
welke werkzaamheden concreet zijn verricht,
door wie ([gedaagde 2] of [P] dan wel iemand anders) deze werkzaamheden zijn verricht,
waar deze werkzaamheden zijn verricht,
(ongeveer) wanneer deze werkzaamheden zijn verricht,
(schattenderwijs) hoeveel tijd aan die werkzaamheden is besteed,
heeft Redivivus een spreadsheet in het geding gebracht, die volgens haar een zo nauwkeurig mogelijk kwantitatief overzicht van de werkzaamheden van Redivivus geeft in het kader van de uitvoering van de opdracht. Het door Redivivus in de spreadsheet gepresenteerde bedrag van € 223.759 ex btw/ € 270.249 incl. btw is de som van:
- de in de spreadsheet aangegeven aantallen dagen,
- het dagtarief van [gedaagde 2] (€ 1.440 per dag) en/of [P] (€ 800 per dag) en
- kosten.
2.2.
In het tussenvonnis is [deskundige] als deskundige benoemd, om de volgende vragen te beantwoorden met het oog op de beslissing over de hoogte van het redelijk loon en over de onkosten waarop Redivivus aanspraak kan maken voor haar werkzaamheden ter uitvoering van de in het eerste tussenvonnis vastgestelde en omschreven opdracht van [eiser]:
Kunt u in het algemeen in het kader van onderzoek naar de herkomst en authenticiteit van schilderijen aangeven langs welke weg dit onderzoek dient te worden gestructureerd?
In hoeverre is het door Redivivus opgegeven uurtarief redelijk en marktconform en kunt u daarbij betrekken hetgeen in de relevante branche naar uw inzicht te doen gebruikelijk is?
Ervan uitgaande dat de opdracht luidt zoals bepaald in het tussenvonnis van 27 februari 2019, r.o. 4.37:
i. welk deel van de werkzaamheden van Redivivus kan naar uw mening worden aangemerkt als terecht aangevoerde werkzaamheden in het kader van de opdracht?
ii. welke (onderzoeks-)werkzaamheden had Redivivus als redelijk handelend expert in het kader van de opdracht dienen uit te voeren?
Met inachtneming van het antwoord op de vragen a) tot en met c), wat is het redelijk loon voor de werkzaamheden zoals uitgevoerd door Redivivus in het kader van de (inhoud en periode van de) opdracht?
Zijn er overigens (nog niet genoemde) bijzonderheden die vermeldenswaardig zijn in het kader van de aan u voorgelegde vragen?
2.3.
In het tussenvonnis is bepaald dat de deskundige de door Redivivus gedeponeerde stukken, een ‘
Report of Technical Investigation and Research with Study of Provenance and Provenance Documents’met drie ordners (hierna: ‘het rapport’), kon inzien. Verder is een comparitie ter plaatse gelast om de deskundige in staat te stellen het schilderij te bekijken. Deze comparitie heeft plaatsgehad op 8 juli 2020. De deskundige heeft de processtukken in zijn onderzoek betrokken, onder meer de door Redivivus opgestelde schattingen van de tijd die zij aan het uitvoeren van de opdracht heeft besteed, het volgens haar toepasselijk tarief, de door [eiser] in het geding gebrachte rapportage van [X] en de standpunten van partijen daarover. De deskundige heeft de opmerkingen van partijen verwerkt in zijn rapport. Partijen hebben zich bij conclusie na deskundigenbericht uitgelaten over het definitieve rapport van de deskundige.
2.4.
[eiser] betoogt dat geen bewijskracht toekomt aan het depot, omdat hij dat niet heeft ingezien. De rechtbank heeft hier al een bindende eindbeslissing over genomen in haar tussenvonnis van 16 oktober 2019, naar aanleiding van het bezwaar van [eiser] tegen de bepaling dat de advocaten het depot mochten inzien. [eiser] had eerder in deze procedure laten weten dat zijn gezondheidstoestand (hartklachten) eraan in de weg staat dat hij vanuit zijn woonplaats Moskou naar Nederland afreist. De rechtbank heeft, nu was gebleken dat het voor [eiser] van groot belang is dat hij het depot zelf inziet en hij kennelijk toch in staat is naar Nederland af te reizen, hem alsnog in de gelegenheid gesteld het depot zelf in te zien. [eiser] heeft geen gebruik gemaakt van deze geboden gelegenheid. Zijn advocaten hebben het depot wel ingezien en hebben het depot ook betrokken in de stellingen van [eiser] in deze procedure. De rechtbank ziet geen reden om terug te komen van haar beslissing om het rapport te betrekken in haar beoordeling over het redelijk loon. Als dat ertoe leidt dat [eiser] – zoals hij aanvoert – zal worden veroordeeld om te betalen voor een rapport dat hij nooit heeft gezien, is dat het gevolg van zijn eigen keuze om het inzien van het rapport tijdens de procedure aan zijn advocaten over te laten.
2.5.
De deskundige concludeert dat het redelijk loon en de onkosten tezamen kunnen worden bepaald op € 96.630. De deskundige heeft geen uitspraak gedaan over het voordeel van de opdracht voor [eiser]; hij laat dat aan de rechtbank.
2.6.
Partijen kunnen zich geen van beide vinden in het door de deskundige genoemde bedrag: Redivivus vindt het veel te laag, terwijl [eiser] aanvoert dat Redivivus geen althans een substantieel lagere vergoeding moet krijgen.
2.7.
De rechtbank zal eerst (1) het redelijk loon voor de opdracht om onderzoek te doen naar de herkomst en authenticiteit van het schilderij, zoals omschreven in r.o. 4.37 van het tussenvonnis van 27 februari 2019, bepalen en dan (2) de onkosten voor de uitvoering van de opdracht.
1. Het redelijk loon
2.8.
Bij bepaling van het redelijk loon wordt onder meer rekening gehouden met de door Redivivus verrichte werkzaamheden, het voordeel dat [eiser] daarvan heeft en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd. Nu het gaat om het redelijk loon voor werkzaamheden ter uitvoering van de opdracht, gaat de rechtbank voorbij aan de opmerkingen van partijen over het al dan niet zinvol zijn van de werkzaamheden waar opdracht voor is gegeven.
2.9.
De rechtbank gaat uit van wat de deskundige heeft opgemerkt over de kennis en kunde van Redivivus, te weten:
“Redivivus werkt in haar dagelijkse praktijk vooral als restorator, en hoewel dat soms ook kunsthistorisch onderzoek met zich mee kan brengen is dat toch wat anders dan een ervaren archiefonderzoeker of een wetenschappelijk onderzoeker op een universiteit.
Redivivus heeft bovendien geen ervaring met het onderzoek naar vooroorlogse Russische modernisten.
(…)
Zij[[P], toevoeging rechtbank]
heeft wel als restauratrice gewerkt aan schilderijen door Russische modernisten (…) maar heeft er geen specifiek kunsthistorisch en authenticiteitsonderzoek naar gedaan. dat is wat anders. Bovendien spreekt zij geen Russisch.”
2.10.
Ook neemt de rechtbank tot uitgangspunt wat de deskundige heeft opgemerkt over hoe in het algemeen onderzoek naar de herkomst en authenticiteit van schilderijen dient te worden gestructureerd, te weten:
“Bij elke beoordeling van een schilderij wordt het kunstwerk in de eerste plaats natuurlijk eerst goed bekeken. Dat is de basis van alles. Daarna volgt een stilistische vergelijking met ander werk van de kunstenaar. Het handschrift, de manier van werken etc.
Daarna volgt literatuuronderzoek. Staat het in de overzichtscatalogus, oude catalogi of andere literatuur etc.
Natuurlijk is een sluitende herkomstgeschiedenis van groot belang.
In de meeste gevallen wordt de hulp ingeroepen van de door de wetenschap en de markt erkende experts. Deze experts hebben enorme archieven en zijn meestal al jaren gespecialiseerd in het werk van een bepaalde schilder. Zij zullen uiteindelijk een tijdelijk bindend oordeel uitspreken. De kunstmarkt volgt hen. Meningen van anderen zijn commercieel niet relevant. Zij kunnen hoogstens ondersteunend zijn.
De kunsthistorische ontwikkeling staat natuurlijk niet stil en het is goed mogelijk dat het oordeel naar verloop van tijd verandert.
Er wordt de laatste 30 jaar steeds meer gebruik gemaakt van technisch onderzoek, vooral ook om dingen uit te sluiten. In sommige ingewikkelde gevallen werkten kunsthistorische experts samen.”
2.11.
Omdat partijen niet tot afspraken zijn gekomen, moet het redelijk loon worden geschat. Relevant daarvoor zijn onder meer het te doen gebruikelijke uurtarief, de werkzaamheden die zijn verricht ter uitvoering van de opdracht en de daaraan bestede tijd. Daar gaat het deskundigenrapport over. Daarnaast zijn relevant de wijze van beëindiging van de opdracht en het voordeel dat [eiser] van de opdracht heeft.
2.12.
De deskundige heeft de vraag over het in aanmerking te nemen tarief als volgt beantwoord:
“Het uurtarief van 85 euro voor restauraties is gezien de kwaliteit van Redivivus niet onredelijk maar in Nederland wel wat aan de hoge kant.
Kunsthistorisch onderzoek wordt niet zo vaak door commerciële partijen verricht.
Er zijn geen vaste richtlijnen voor en partijen kunnen in principe afspreken wat ze willen. Redivivus hanteert variabele tarieven. Bij grote internationale klanten wordt meer berekend. In andere gevallen wordt 150,- euro (excl. BTW) of minder berekend.
Een toonaangevend instituut als het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) rekent circa € 100,- (126,-incl. BTW) en geven van tevoren aan hoeveel tijd ze denken nodig te hebben. In de kunsthandel werkzame kunsthistorici als bijv. [kunsthistoricus] rekenen circa 120,- (excl. BTW) per uur.
Het door Redivivus berekende uurtarief van 180,- euro voor dit kunsthistorisch onderzoek is m.i. duidelijk aan de hoge kant en is in Nederland niet marktconform.
Ook het voor onderzoeksassistente [P] berekende uurtarief is aan de hoge kant en niet marktconform.
Naar aanleiding van de opmerkingen van Redivivus heeft hij daaraan toegevoegd:
“Het officieel hanteren van variabele tarieven voor kunsthistorisch onderzoek is in Nederlandnietgebruikelijk. Zowel [kunsthistoricus 2], het RKD en [kunsthistoricus] doen dit bijv. niet. Universiteiten doen het zeker ook niet.
De door [restaurateur] vermelde vorm van variabele tariefberekening bij restauratiewerk, de zgn. “success fee” bij latere verkoop is overalzeeromstreden. Het wordt als onethisch beschouwd en komt daarom zelden voor. dat zou m.i. ook gelden voor een “success fee” bij authenciteitsonderzoek.”
De deskundige komt uit op een uurtarief van € 120 voor [P] en van € 55 voor [P].
2.13.
De deskundige heeft zijn antwoord over het tarief toegespitst op wat te doen gebruikelijk is voor een in Nederland werkende redelijk en bekwaam vakgenoot. Dat is de juiste benadering. Bij gebreke van afspraken over het honorarium moet het redelijk loon voor deze in Nederland gegeven opdracht aan een in Nederland gevestigde en werkzame opdrachtnemer, die wordt beheerst door Nederlands recht naar Nederlandse maatstaven worden bepaald. Dat, zoals niet in geschil is, elders hogere tarieven worden gehanteerd, is niet relevant voor de bepaling van het redelijk loon. Het is dus niet relevant dat het door Redivivus voorgestane tarief van € 180 per uur lager is dan de door haar aangehaalde buitenlandse tarieven. Het gaat erom wat in Nederland te doen gebruikelijk is. Gezien de uiteenzetting van de deskundige over de inrichting van het onderzoek, zal een in Nederland gevestigde en werkzame onderzoeker altijd overleg met buitenlandse experts moeten voeren bij onderzoek naar een dergelijk schilderij. Uit zijn rapport volgt dat de deskundige het internationale karakter van het voor de herkomstgeschiedenis van het schilderij benodigde onderzoek heeft verdisconteerd in zijn bevindingen over wat te doen gebruikelijk is in Nederland. Nu daar geen vastomlijnde richtlijnen voor bestaan is dat noodzakelijkerwijze een schatting, die de deskundige heeft gebaseerd op de door hem genoemde tarieven van onderzoekers.
2.14.
Wat partijen bij het geven van de opdracht hebben besproken over mogelijke (vormen van) vergoeding voor de opdracht is niet relevant nu het niet tot een afspraak daarover is gekomen. In het verlengde daarvan is het betoog van Redivivus dat zij nooit genoegen zou hebben genomen met het door de deskundige genoemde, in haar ogen veel te lage tarief, geen grond om af te wijken van het door deskundige genoemde tarief. Evenmin ziet de rechtbank in de omstandigheid dat het wel eens voorkomt dat € 150 per uur wordt gehanteerd voor dit soort onderzoek, grond om af te wijken van het deskundigenrapport. Gezien zijn rapportage heeft de deskundige rekening gehouden met alle door Redivivus genoemde relevante omstandigheden, te weten de aard en de (mogelijke) waarde van het werk, de herkomst van de opdrachtgever (woonachtig in Moskou), het voor het onderzoek benodigde netwerk van internationale experts. Ook heeft de deskundige rekening gehouden met de door [eiser] genoemde omstandigheden. De manier waarop het onderzoek is uitgevoerd is in aanmerking genomen bij de beoordeling van wat is gedaan en de in redelijkheid daarmee gemoeide tijd. De volgens [eiser] onvoldoende ervaring van Redivivus is door de deskundige verdisconteerd in het geadviseerde tarief. Dat volgt uit de toelichting naar aanleiding van de opmerkingen van [eiser] over het concept-rapport:
“Ik heb rekening gehouden met de beperkte ervaring van [P] met kunsthistorisch onderzoek naar vooroorlogse Russische modernisten. Zij spreekt geen Russisch maar [eiser] zal dat ongetwijfeld hebben geweten toen hij met haar in zee ging.”
2.15.
De rechtbank zal nu de (uitvoering van) de verschillende onderdelen van de opdracht bespreken. Zoals in het eerdere tussenvonnis van 16 oktober 2019 is vastgesteld, heeft Redivivus niet bijgehouden wat zij ter uitvoering van de opdracht precies heeft gedaan. Zij heeft achteraf verschillende schattingen opgesteld, die de deskundige in zijn rapportage heeft betrokken.
2.16.
Onderdeel 1 van de opdracht betrof onderzoek naar de eigendomsgeschiedenis, met acht, in het tussenvonnis van 27 februari 2019 i) t/m viii) genummerde aandachtspunten. Ten aanzien van onderdeel 1 van de opdracht vermeldt de deskundige:
“De werkzaamheden die Redivivus uitvoert in verband met onderzoek naar de herkomstgeschiedenis (punt 1) lijken me redelijk met uitzondering van de zeer vele dagen onderzoek naar 1.i en 1.ii. Dat lijkt me te ruim berekend, hetgeen wellicht samenhangt met het feit dat Redivivus deze tijd nodig zou kunnen hebben omdat ze weinig ervaring op dit gebied heeft. Dit zou normaal gesproken in circa 7 dagen hebben kunnen plaats vinden (1.ii)
Ook het technisch onderzoek naar eventuele veranderingen en de gesprekken met [K] (1.iii, 1.iv en 1.v) lijken me redelijk.”
De door Redivivus aangedragen argumenten dat al lang wordt gezocht naar dit verloren gewaande schilderij en het door haar gestelde ‘dwaalspoor’ van [eiser], weerleggen de redengeving van de deskundige niet. De rechtbank neemt dit oordeel van de deskundige dus over.
2.17.
Onderdeel 2. van de opdracht bestaat uit gesprekken met Malevitsj experts. De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat het benaderen van experts steeds geschiedde in overleg met [eiser], die uitgesproken opvattingen had over wie wanneer zou worden benaderd. Dat betekent dat Redivivus alleen aanspraak kan maken op redelijk loon in verband met gesprekken met experts, die hebben plaatsgehad in overleg met [eiser]. Over onderdeel 2 van de opdracht merkt de deskundige het volgende op:
“(…) ik denk niet dat de gesprekken met de zgn. Nederlandse experts ([L], [H], [G] en [M]), en met [T] van wezenlijk belang zijn in dit onderzoek. Zij zijn geen internationaal erkende Malevitsj experts en het is eigenlijk niet relevant wat zij van het schilderij vinden.
Deze gesprekken had een redelijk handelend kunsthistorisch onderzoeker in het kader van de opdracht niet behoeven te voeren.
Datzelfde geldt voor de poging contact op te nemen met de overleden [R].”
Verder stelt de deskundige:
“Het is opmerkelijk dat Redivivus heeft geaccepteerd dat geen contact mocht worden gelegd met [I] en [J]. Beiden zijn van groot belang in elk onderzoek naar Malevitsj. Onderzoek waar zij bewust worden buitengehouden verliest aan geloofwaardigheid en is eigenlijk vrij zinloos.
Een wellicht betere methode voor een wetenschappelijk onderzoek naar de echtheid van een schilderij van Malevitsj had m.i. kunnen bestaan uit het samenbrengen van eengroepwetenschappelijke experts uit verschillende disciplines. Zowel kunsthistorisch (ook stilistisch), natuurwetenschappelijk, restoratie, specifiek archiefonderzoeksgericht en ook met voldoende kennis van het Russisch.
Tevens zouden de onderzoeksresultaten openbaar moeten zijn.
Er is ook veel kennis bij enkele handelaren, zoals bijv. [handelaar], en bij de grote veilinghuizen. Bij een voornemen van een eventuele verkoop is de mening omtrent de echtheid van deze experts van groot belang. (…)
2.18.
Bij de bepaling van het redelijk loon voor de uitvoering van de opdracht geldt als gegeven dat Redivivus de voorwaarde van overleg met [eiser] over het contact met de experts heeft geaccepteerd. De rechtbank passeert daarom de opmerking die de deskundige daarover heeft gemaakt. Nu de gesprekken met Nederlandse deskundigen [L] en [H] in overleg met [eiser] hebben plaatsgehad, dient de daarmee gemoeide tijd te worden meegeteld bij de bepaling van het redelijk loon. De rechtbank wijkt ook af van het deskundigenadvies daar waar de deskundige naar aanleiding van de opmerkingen van Redivivus bij het concept-rapport alsnog drie dagen heeft meegeteld voor contact met [T]. De rechtbank heeft reeds eerder geoordeeld dat dit niet door [eiser] toegestane contact met [T] – afgezien van de ontmoeting in mei 2016 of mei 2017 – buiten de reikwijdte van de opdracht valt. Wat Redivivus naar voren brengt over nut en noodzaak van haar contact met [T], is dus ook niet relevant voor de bepaling van de hoogte van het redelijk loon.
2.19.
Onderdeel 3. van de opdracht betreft technisch onderzoek. Over dit onderdeel van de opdracht stelt de deskundige:
“het is mij duidelijk dat vooral het uitgebreide en andere technisch onderzoek van belang is geweest. Deze werkzaamheden heeft Redivivus dus terecht verricht.”
De rechtbank neemt deze conclusie over. Bespreking van de opmerkingen van Redivivus over haar van de deskundige afwijkende mening over de strekking van technisch onderzoek is daarom niet nodig. Hiermee is echter nog niet duidelijk of alle door Redivivus voor dit onderdeel van de opdracht opgevoerde uren daadwerkelijk betrekking hebben op het technisch onderzoek in het kader van déze opdracht. Redivivus heeft namelijk ook technisch onderzoek gedaan in het kader van haar restauratiewerkzaamheden aan het schilderij in opdracht van [eiser]. De rechtbank volgt [eiser] niet in zijn betoog dat geen enkel relevant technisch onderzoek is uitgevoerd ter uitvoering van de opdracht. Uit het rapport volgt dat er wel aanvullend onderzoek is verricht. [eiser] wijst echter terecht erop dat Redivivus in de urenoverzichten ook werkzaamheden opvoert die in het kader van de reeds afgeronde en afgerekende restauratieopdracht waren uitgevoerd. De rechtbank zal daarom ervan uitgaan dat enig technisch onderzoek is verricht.
2.20.
[P] heeft volgens de opgave van Redivus
technical and desk researchgedaan. Uit de mailwisseling tijdens de uitvoering van de opdracht volgt dat [P] zich in overleg met [eiser] onder meer heeft beziggehouden met ‘
thread count’ en dat zij ander onderzoek zou doen. [eiser] merkt op dat de resultaten van dit onderzoek geen deel uitmaken van het depot en dat de mappen kopieën bevatten van bekend te veronderstellen en makkelijk te ‘googelen’ literatuur, die niet als voor vergoeding in aanmerking komende onderzoeksresultaten kunnen worden aangemerkt. Verder wijst hij erop dat partijen hebben afgesproken “
[gedaagde 2] to pay [P]’s research work” (zie de onder 2.30 in het eerste tussenvonnis geciteerde samenvatting van de op 15 juni 2016 gemaakte afspraken). In deze niet gemotiveerd door Redivivus weersproken opmerkingen van [eiser] over de werkzaamheden van [P], ziet de rechtbank aanleiding om deze werkzaamheden niet mee te tellen in de begroting van het redelijk loon.
2.21.
Onderdeel 4. van de opdracht bestaat uit het vergelijken van de uitkomsten van het technisch onderzoek met andere werken van Malevitsj. Over onderdeel 4 van de opdracht stelt de deskundige:
“ik weet niet in hoeverre er eenpreciezevergelijking is geweest tussen pigmenten uit schilderijen van Malevitsj in verschillende musea (o.a. Stedelijk Museum, Moma en Tate Gallery). (zie 4.ii en 4.iii). Als dat (nog) niet gebeurd is lijken de opgevoerde kosten niet redelijk. Ik heb in de stukken geen weergave van deze vergelijkingen gevonden.”
Redivivus heeft als bijlage 6 bij haar opmerkingen bij het concept-rapport een vergelijking bijgevoegd, die de deskundige geen aanleiding heeft gegeven om zijn opmerking hierover te veranderen. Onduidelijk is hoe bijlage 6 tot stand is gekomen; volgens [eiser] is dit alleen het in eigen woorden overnemen van wat andere al hadden opgeschreven. Met [eiser] oordeelt de rechtbank dat er geen aanknopingspunten zijn die erop wijzen dat de in bijlage 6 opgenomen schilderijen allemaal in het echt zijn bekeken door Redivivus. De rechtbank neemt het advies van de deskundige over om de hiervoor opgevoerde kosten niet te betrekken in het redelijk loon.
2.22.
Onderdeel 5. van de opdracht betreft het vergelijken van de techniek van het schilderen met andere werken van Malevitsj. Over de uitvoering van dit deel van de opdracht stelt de deskundige:
“deze onderzoekswerkzaamheden lijken me redelijk.”
De rechtbank neemt deze werkzaamheden mee bij de bepaling van het redelijk loon. [eiser] heeft daar eerder en onweersproken over opgemerkt dat dit onderzoek deels onderdeel is van een degelijke restauratie, aangezien het ziet op de verfstreek, overschildering door Malevitsj en het gebruik van karton. De rechtbank verdisconteert deze opmerking in de begroting van het redelijk loon.
2.23.
De deskundige merkt verder op dat de wel zeer uitgebreide communicatie met de cliënt ([eiser]), niet zo in de opdracht is omschreven (23 dagen [gedaagde 2] en 2,25 dagen [P]). De deskundige laat de tijd die aan communicatie met [eiser] en diens zoon [zoon van eiser] buiten beschouwing en stelt in zijn reactie op het commentaar van Redivivus op het concept-rapport:
“De berekende tijd (circa 20% van de totale kosten) voor het contact met de klant vind ik buitensporig hoog en is in deze vorm zeker geen vast onderdeel van elke onderzoeksopdracht. Er kan eventueel een kleine vergoeding worden toegekend.”
Vanwege de controle die [eiser] wenste te hebben over de uitvoering van de opdracht en de door hem gewenste voorafgaande toestemming voor het benaderen van deskundigen en andere derden, was een uitgebreider contact met [eiser] nodig dan past bij een reguliere, vergelijkbare opdracht. De rechtbank telt daarom een dag tegen het tarief van [P] mee voor dit contact.
2.24.
Uit de onder 2. in het eerste tussenvonnis weergegeven mailwisseling volgt dat de beëindiging van de opdracht is gevolgd op een poging van Redivivus om een pandrecht te bedingen in het kader van een volgende opdracht waar partijen over spraken (in verband met de verkoop van het schilderij), die niet in goede aarde is gevallen bij [eiser]. De rechtbank stelt vast dat sprake is van een vertrouwensbreuk tussen [eiser] en Redivivus. Zij ziet geen grond om die vertrouwensbreuk geheel voor rekening van de ene of de andere partij te laten komen. Gezien de vertrouwensbreuk kon echter van [eiser] niet worden gevergd dat hij ‘de rit uitzat’ met Redivivus totdat de opdracht afgerond was.
2.25.
[eiser] zelf heeft het voordeel beperkt door zijn tussentijdse beëindiging van de opdracht, met gebruikmaking van zijn door partijen tot uitgangspunt genomen recht daartoe. Voor het eerste tussenvonnis stelde Redivivus dat haar rapport af was en klaar lag om te overhandigen na betaling van het loon voor de opdracht. Na het eerste tussenvonnis is duidelijk geworden dat het rapport niet af is. Uit de gang van zaken na het eerste tussenvonnis (zie ook onder 215 van het vonnis van 16 oktober 2019) volgt dat het door Redivivus gedeponeerde rapport is opgesteld na het eerste tussenvonnis. Het rapport is volgens Redivivus een samenstelling van de onderzoeksonderdelen van de tussentijds beëindigde opdracht en moet worden gezien als een conceptversie van een rapport van een niet afgeronde opdracht.
2.26.
De rechtbank heeft in het tweede tussenvonnis al overwogen dat niet kan worden aangenomen dat [eiser] enig ander voordeel heeft gehad van de opdracht dan
de – ook tussentijds per mail doorgegeven – bevindingen. Dat is de bovengrens van het voordeel dat wordt verdisconteerd in de schatting van het redelijk loon. De rechtbank volgt [eiser] niet in zijn betoog dat het onderzoek van Redivivus hem geen enkel voordeel heeft opgeleverd. Dat strookt niet met de conclusie van de deskundige dat vooral het uitgebreide technisch onderzoek van belang is geweest en de vaststelling dat er wel technisch onderzoek is verricht ter uitvoering van de opdracht. Verder zijn de argumenten die [eiser] hier aanvoert – zoals de volgens hem slechte kwaliteit van het onderzoek en het gebrek aan deskundigheid van Redivivus – besproken bij beoordeling over de aan het onderzoek bestede tijd en het tarief, die is uitgemond in de conclusie dat het technisch onderzoek beperkt meetelt bij de bepaling van het redelijk loon en dat de werkzaamheden van [P] buiten beschouwing worden gelaten.
2.27.
Het door Redivivus uitgevoerde onderzoek heeft wel enig voordeel opgeleverd, in de vorm van de tussentijds per e-mail doorgegeven bevindingen en de bundeling daarvan in het rapport met bijbehorende ordners. De voor conclusies over de herkomst en authenticiteit van het schilderij essentiële analyse van de bevindingen is niet gemaakt, ook niet op basis van het tot nu toe uitgevoerde onderzoek. Zoals Redivivus zelf naar voren heeft gebracht, is het rapport een samenstelling van de onderzoeksonderdelen. Het rapport bevat daarmee hoogstens bouwstenen die van belang zouden kunnen zijn voor de bepaling van de herkomst en authenticiteit van het schilderij. Dit maakt het daadwerkelijke voordeel voor [eiser] als gevolg van de opdracht zeer gering.
2.28.
Het redelijk loon waarop Redivivus aanspraak kan maken, moet schattenderwijs worden vastgesteld, op grond van de voorgaande bespreking (aan de hand van het deskundigenrapport) van het te doen gebruikelijke uurtarief, de werkzaamheden die zijn verricht ter uitvoering van de opdracht en de daaraan bestede tijd en verder met inachtneming van de manier waarop de opdracht is beëindigd en het voordeel dat [eiser] van de opdracht heeft. De rechtbank begroot het redelijk loon schattenderwijs op € 20.000 (ex btw). Hiermee komt de rechtbank lager uit dan de deskundige. Dat is in het bijzonder terug te voeren op het verdisconteren van minder werkzaamheden, onder meer bij de technische werkzaamheden en het vergelijkend onderzoek en het niet meetellen van de werkzaamheden van [P], en hetgeen hiervoor is overwogen over het zeer geringe voordeel van de opdracht voor [eiser], waar de deskundige zich niet over heeft uitgelaten.
2.29.
Tot slot gaat het beroep van Redivivus op toekenning van nadeelcompensatie op de voet van art. 6:230 lid 1 BW niet op. Deze mogelijkheid van nadeelcompensatie in plaats van vernietiging van een overeenkomst wegens dwaling is niet geschreven voor de hier aan de orde zijnde situatie dat, bij gebreke van een afspraak over honoreren van de opdracht, het redelijk loon als bedoeld in art. 7:411 lid 1 BW moet worden bepaald voor de voortijdig gestaakte uitvoering van de opdracht. Voor zover Redivivus beoogt te stellen dat zij schade lijdt als gevolg van de opzegging van de opdracht, staat art. 7:408 lid 3 BW daaraan in de weg.
II. onkosten
2.30.
Als opdrachtgever moet [eiser] aan Redivivus de onkosten verbonden aan de uitvoering van de opdracht vergoeden, voor zover deze niet in dat loon zijn begrepen.
2.31.
Redivivus heeft 4% ‘kantoorkosten’ opgevoerd. De deskundige heeft hierover opgemerkt:
“Tevens is het in deze branche geen gebruik om apart 4% kantoorkosten te berekenen.
(…)
De kantoorkosten worden normaal geacht te zijn inbegrepen in het uurtarief. Eventuele kosten die samenhangen met het gebruik van röntgenapparatuur, infrarood en microscoop vallen overigens niet onder (het) begrip kantoorkosten.”
2.32.
Uit haar betoog dat de benaming ‘kantoorkosten’ wellicht ongelukkig is geweest voor de kosten die betrekking hebben op het gebruik van microscoop, infrarood, Hirox en röntgenapparatuur, leidt de rechtbank af dat Redivivus deze kosten als onkosten vergoed wenst te krijgen. De rechtbank onderschrijft het standpunt van [eiser] dat onkosten als de onderhavige moeten worden gespecificeerd en waar mogelijk moeten worden onderbouwd. Dat past bij het karakter van deze vergoeding, die ziet op daadwerkelijk gemaakte, niet in het loon begrepen kosten die ter uitvoering van de opdracht zijn gemaakt. Deze door Redivivus als percentage schatting in de vorm van een percentage vergoeding, waarvan [eiser] bovendien heeft betwist dat die gebruikelijk en marktconform is, kan dus geen grondslag vormen voor toekenning van deze kosten.
2.33.
Met [eiser] is de rechtbank van oordeel dat de opgevoerde vertaalkosten en de kosten van de notaris niet kunnen worden aangemerkt als onkosten. Deze kosten kunnen alleen na overleg met [eiser] als zodanig worden aangemerkt. De kosten van juridisch advies zijn evenmin als onkosten aan te merken, temeer daar het lijkt te gaan over advisering over de positie van Redivivus ten opzichte van [eiser].
2.34.
[eiser] betwist de opgevoerde opslagkosten, door aan te voeren dat daarvoor voldoende ruimte beschikbaar is in het atelier (op de gestelde opslaglocatie) dat Redivivus sowieso tot haar beschikking heeft. Volgens [eiser] waren de opslagkosten niet nodig in de periode dat werd gewerkt aan het schilderij (tot juni 2017) en zijn ook daarna geen kosten voor opslag gemaakt, althans kunnen deze kosten volgens [eiser] niet als onkosten ten laste van hem worden gebracht. Bij gebreke van een nadere motivering – die ontbreekt – valt niet in te zien waarom kosten voor opslag nodig waren en daadwerkelijk zijn gemaakt. Dat geldt temeer nu de opgevoerde kosten betrekking hebben op de locatie waar het atelier van Redivivus is gevestigd.
2.35.
De opgevoerde reiskosten kunnen mede gezien de omvang daarvan, alleen als onkosten worden opgevoerd als deze reizen in overleg met [eiser] hebben plaatsgehad dan wel als [eiser] – eventueel achteraf – heeft ingestemd met deze kosten. Gesteld noch gebleken is dat dit aan de orde was. Verder volgt uit de feitenvaststelling onder 2. in het eerste tussenvonnis dat [P] in een aantal gevallen, waarin zij toch in het buitenland was, bijvoorbeeld in New York en London, daar werkzaamheden heeft verricht ter uitvoering van de opdracht. Het benutten van reizen die om een andere reden worden gemaakt, kan niet leiden tot vergoeding van de kosten van die reizen.
Slotsom
2.36.
De slotsom luidt dat Redivivus aanspraak kan maken op € 20.000 (ex btw) aan redelijk loon. [eiser] zal in reconventie worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag. De daarover gevorderde rente ligt als onweersproken voor toewijzing gereed, met dien verstande dat er geen grond bestaat voor toewijzing van de wettelijke handelsrente.
2.37.
Redivivus is bevoegd haar verbintenis tot afgifte van het schilderij op te schorten, totdat [eiser] dit bedrag aan redelijk loon aan haar voldoet. Na betaling van deze vordering, dient zij mee te werken aan de door [eiser] bevolen afgifte van het schilderij. De vordering in conventie zal onder die voorwaarde worden toegewezen. Om executieproblemen te voorkomen zal worden bepaald dat deze verplichting 24 uur na betaling van de veroordeling in reconventie door [eiser] ingaat. De dwangsom zal ook worden toegewezen, als stok achter de deur, zij het tot een lager bedrag en met een maximum.
2.38.
De door [eiser] gevorderde buitengerechtelijke kosten betreffen kosten die in de proceskostenveroordeling zijn verdisconteerd en die dus niet voor separate vergoeding in aanmerking komen. Gezien de eerdere beslissingen in de tussenvonnissen, worden de over en weer ingestelde andere vorderingen afgewezen. Zowel in conventie als in reconventie zijn partijen over en weer in het ongelijk gesteld. De proceskosten zullen daarom worden gecompenseerd. De kosten van de deskundige komen voor rekening van Redivivus, om dezelfde reden dat zij het voorschot moest voldoen.

3.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
3.1.
veroordeelt Redivivus c.s. – binnen 24 uur nadat [eiser] aan de veroordeling in reconventie heeft voldaan – volledige medewerking te verlenen aan de afgifte van het schilderij, op straffe van een dwangsom van € 20.000 per voor dag of dagdeel dat Redivivus c.s. niet (volledig en/of tijdig) voldoen aan deze veroordeling, met een maximum van € 2.000.000;
in reconventie
3.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan Redivivus van € 20.000 (exclusief btw), vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 oktober 2017;
3.3.
veroordeelt Redivivus in de kosten van de deskundige, begroot op € 7.200 inclusief btw;
in conventie en in reconventie
3.4.
verklaart de veroordelingen onder 3.1., 3.2. en 3.3. uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
3.6.
compenseert de proceskosten in de zin dat partijen ieder hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Alwin en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2021.