ECLI:NL:RBDHA:2021:3864
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onvoldoende motivering van besluit tot afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser, van Libische nationaliteit, had een aanvraag ingediend die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het besluit van de verweerder niet deugdelijk was gemotiveerd. De rechtbank constateerde dat het besluit en het voornemen onduidelijk waren opgebouwd, waardoor niet duidelijk was welk standpunt de verweerder ten aanzien van de relevante elementen innam. Dit leidde tot de conclusie dat de rechtbank niet haar taak kon vervullen om door nadere vraagstelling duidelijkheid te krijgen over de standpunten van de verweerder, waar deze duidelijkheid in het besluit ontbrak.
De rechtbank oordeelde dat de verweerder niet zorgvuldig had gehandeld en niet voldoende had gemotiveerd waarom bepaalde elementen van het relaas van eiser niet geloofwaardig waren. De rechtbank wees erop dat de verweerder niet had ingegaan op de argumenten van eiser en dat de motivering van de afwijzing niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en duidelijke motivering van besluiten in het bestuursrecht, vooral in zaken die betrekking hebben op asielaanvragen, waar de rechten van individuen op het spel staan.