ECLI:NL:RBDHA:2021:3835

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
16 april 2021
Zaaknummer
SGR 20/3605
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake maatschappelijke opvang op grond van de Wmo 2015

In deze zaak heeft eiseres, die samen met haar zoon vanuit Iran naar Nederland is gekomen, een verzoek ingediend voor toegang tot de maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft dit verzoek in een primair besluit van 15 augustus 2019 afgewezen, en dit besluit is in een bestreden besluit van 1 april 2020 gehandhaafd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft zich afgevraagd of eiseres nog (voldoende) procesbelang heeft bij de beoordeling van haar beroep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres momenteel verblijft in een opvangcentrum en dat zij daarmee over het door haar gevraagde onderdak beschikt. De rechtbank oordeelt dat eiseres geen procesbelang heeft, omdat het verblijf in het opvangcentrum voldoet aan de voorwaarden van de Wmo 2015. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiseres geen andere belangen heeft aangevoerd die een behandeling van het beroep rechtvaardigen. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, en is openbaar uitgesproken op 15 april 2021. De griffier, mr. D.W.A. van Weert, was aanwezig bij de uitspraak. Eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep als zij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3605

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , thans verblijvend te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.A. Namaki),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Catakli).

Procesverloop

In het besluit van 15 augustus 2019 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om toegelaten te worden tot de maatschappelijk opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
In het besluit van 1 april 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 18 februari 2021 heeft de rechtbank eiseres in de gelegenheid gesteld toe te lichten of in deze procedure nog sprake is van (voldoende) procesbelang. Eiseres heeft daarop bij brief van 24 februari 2021 gereageerd.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres heeft zich op 15 augustus 2019 samen met haar zoon bij verweerder gemeld voor toegang tot de maatschappelijke opvang op grond van de Wmo 2015, nadat zij met haar zoon vanuit Iran naar Nederland is gekomen. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Dit besluit heeft verweerder in bezwaar gehandhaafd. Verweerder overweegt daartoe dat niet is gebleken dat bij eiseres sprake is van beperkingen bij het zich handhaven in de samenleving. Eiseres wordt in staat geacht om zelf voor woonruimte te zorgen. Eiseres verblijft thans in een opvangcentrum in [plaats] .
2. De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of eiseres (voldoende) procesbelang heeft bij een beoordeling van haar beroep.
3. Volgens vaste rechtspraak is eerst sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
4. Volgens eiseres is sprake van procesbelang. Zij betoogt daartoe dat zij thans met haar minderjarige zoon in een opvangcentrum te [plaats] verblijft, maar dat dit verblijf een tijdelijk karakter heeft.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres geen procesbelang bij haar beroep. Door haar verblijf in het opvangcentrum in [plaats] beschikt zij thans over het door haar gevraagde onderdak. Dit betreft een vorm van maatschappelijk opvang als bedoeld in de Wmo 2015. De stelling van eiseres dat zij wel procesbelang heeft omdat het verblijf in het opvangcentrum in [plaats] een tijdelijk karakter heeft, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Zonder nadere toelichting op deze stelling valt niet in te zien dat hierin een procesbelang is gelegen. Enig ander belang bij de behandeling van het beroep is door eiseres niet gesteld en daarvan is de rechtbank ook niet gebleken. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
6. Voor zover het beroep van eiseres zich richt tegen een besluit van verweerder waarbij haar de toegang tot gebouwen van de gemeente Den Haag zou zijn ontzegd, laat de rechtbank dit buiten beschouwing. Dit is niet het onderwerp van het bestreden besluit, zoals verweerder ook reeds in het bestreden besluit heeft overwogen.
7. Het beroep is niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 april 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.