ECLI:NL:RBDHA:2021:3812

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
16 april 2021
Zaaknummer
C/09/609052 / FA RK 21-1828
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring beroep tegen crisismaatregel op basis van Wvggz

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van Den Haag was opgelegd op 7 maart 2021. Het beroep was ingesteld door de betrokkene, die zich tegen de crisismaatregel verzette op grond van artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, geboren in 1980, had op 12 maart 2021 beroep aangetekend, waarbij hij stelde dat er geen sprake was van een psychische stoornis en dat er geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel was. Hij ontkende dat hij zijn vrouw en kinderen had opgesloten en gaf aan dat hij al jaren geen alcohol meer gebruikte, hoewel hij wel cocaïne gebruikte. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat de crisismaatregel onterecht was genomen, omdat de medische verklaring van de psychiater niet op feiten was gebaseerd, maar enkel op informatie van de politie.

De burgemeester van Den Haag voerde verweer en stelde dat de medische verklaring deugdelijk was. De psychiater had de betrokkene zelf onderzocht en had vastgesteld dat hij in een onrustige toestand verkeerde en hallucinaties vertoonde. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester terecht had geconcludeerd dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, en dat de crisismaatregel noodzakelijk was om dit nadeel te voorkomen. De rechtbank vond dat de betrokkene onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de burgemeester de feiten onjuist had vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de burgemeester.

De beschikking is vastgesteld op 15 april 2021 en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/609052 / FA RK 21-1828
Datum beschikking: 31 maart 2021

Beroep tegen een crisismaatregel

Beschikkingnaar aanleiding van het op 12 maart 2021 ingediend beroep ex artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) tegen een crisismaatregel, ten aanzien van:

[de man]

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. J.H.T. van Brunschot te ’s-Gravenhage

Procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 12 maart 2021, heeft betrokkene beroep ingesteld tegen de door de burgemeester van de gemeente ‘s-Gravenhage op 7 maart 2021 jegens hem opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een beslissing van de burgemeester houdende het opleggen van de crisismaatregel van 7 maart 2021;
- een op 7 maart 2021 ondertekende medische verklaring van dhr. [psychiater] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was.
Op 23 maart 2021 is het verweerschrift van de gemeente Den Haag ontvangen met bijlagen:
  • de beslissing houdende het opleggen van de crisismaatregel van 7 maart 2021;
  • de op 7 maart 2021 ondertekende medische verklaring van dhr. [psychiater] ;
  • het hoorverslag van betrokkene van 7 maart 2021;
  • een episodejournaal met betrekking tot betrokkene.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 31 maart 2021.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de [verslavingsarts] ;
- [vertegenwoordiger van de gemeente] , namens de gemeente Den Haag.

Verzoek en verweer

De betrokkene heeft aangevoerd dat geen sprake is van een psychische stoornis en een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Betrokkene ontkent dat hij zijn vrouw en kind heeft opgesloten in de badkamer en stelt dat hij enkel hun paspoorten in zijn zak had, maar niet de sleutels. Betrokkene geeft aan al jaren geen alcohol meer te gebruiken. Er is wel sprake van cocaïnegebruik. Hij was erg emotioneel die dag, dat komt onder andere door het overlijden van zijn vader.
De advocaat van betrokkene heeft het verzoek als volgt toegelicht. Het zit betrokkene met name dwars dat de crisismaatregel is genomen op basis van de medische verklaring en dat de psychiater zich enkel heeft laten voorlichten door de politie. Wat is opgeschreven in het rapport klopt op een aantal punten niet. Het is misgegaan met de vertaling. De vrouw van betrokkene spreekt geen Nederlands. Betrokkene was zelf in de badkamer en ontkent zijn vrouw en kind daar te hebben opgesloten. Betrokkene was erg emotioneel en wat in de war door het overlijden van zijn vader. Verder is er geen sprake van enig ernstig nadeel. De crisismaatregel had niet mogen worden genomen.
Namens de burgemeester heeft [vertegenwoordiger van de gemeente] verweer gevoerd. De burgemeester heeft geen aanleiding gehad om te twijfelen aan de deugdelijkheid van de medische verklaring. Tegenover de politie is door de echtgenote van betrokkene een verklaring afgelegd. Nadat betrokkene bij Parnassia is binnengekomen is hij vrijwel direct ook zelf onderzocht door [psychiater] De psychiater heeft een zeer onrustige man tegenover hem zien zitten met duidelijk hallucinaties. De psychiater heeft de medische verklaring dus niet enkel gebaseerd op de informatie van de politie maar ook op basis van eigen onderzoek.
De verslavingsarts heeft het volgende aangevoerd. Betrokkene is inmiddels met ontslag. Bij betrokkene is sprake van paranoïde achterdocht en met name door cocaïnemisbruik is deze paranoïde onvoorspelbaarheid zeer dreigend zeker in aanwezigheid van de kinderen.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat in de medische verklaring en de politiemutaties duidelijk is beschreven op grond van welke feiten en omstandigheden de burgemeester zich op het standpunt heeft gesteld dat sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, en het ernstig vermoeden dat dit nadeel werd veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis van betrokkene.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen betrokkene heeft gesteld onvoldoende is om aan te nemen dat de burgemeester de feiten en omstandigheden in overwegende mate onjuist heeft vastgesteld, althans in die mate dat de burgemeester niet tot de bestreden beoordeling heeft kunnen komen.
De rechtbank overweegt hiertoe dat weliswaar een stoornis in alcoholgebruik uit de stukken onvoldoende naar voren komt, maar dat desalniettemin het cocaïne gebruik wordt erkend. Verder is niet bestreden dat de echtgenote van betrokkene op 7 maart 2021 in paniek de politie heeft gebeld. Betrokkene had de paspoorten van zijn echtgenote en kind afgepakt en deze hield hij bij zich in zijn zak; betrokkene erkent dit. Tevens waren de twee andere minderjarige kinderen van 13 en 15 jaar oud in de woning aanwezig. Voorts heeft de burgemeester zijn beslissing gebaseerd op de beoordeling, kort na het incident, door de psychiater die hij een onrustige man met een dysfore stemming zag die duidelijk aan het hallucineren was.
Niet bestreden is dat betrokkene tegenover de psychiater aan heeft gegeven dat hij zijn vrouw niet vertrouwt en hij overal camera’s heeft opgehangen (hetgeen ook ter zitting wordt erkend) om te bewijzen dat zij aan de spullen van zijn overleden vader zit. Ter zitting word tevens bevestigd dat, zoals ook in het dossier dat aan de beslissing ten grondslag heeft gelegen, dat betrokkene veelvuldig aangifte doet van vernieling aan zijn auto en dat hij er last van heeft dat daar ‘kleurtjes’ op zitten.
De rechtbank is voorts van oordeel dat met deze feiten en omstandigheden de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat het ernstig nadeel enkel door een crisismaatregel kon worden weggenomen, en dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht.
Bij het afgeven van de crisismaatregel zijn voorts de wettelijke bepalingen in acht genomen.
Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep tegen de crisismaatregel van 7 maart 2021 ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.G. Meeder, rechter, bijgestaan door K.A.M. Boeije als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 april 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.