Overwegingen
1. Eiseres kan niet spreken, is wilsonbekwaam en heeft psychische problemen. Zij is blijvend niet in staat om te worden gehoord over haar asielmotieven.
2. Eiseres is naar Nederland gereisd met [gestelde adoptiedochter] . Op 18 november 2015 hebben [gestelde adoptiedochter] en eiseres allebei een asielaanvraag ingediend. [gestelde adoptiedochter] heeft verklaard dat zij problemen had in Rusland en dat zij, toen zij hiervan op 19 juni 2015 melding wilde maken bij het Openbaar Ministerie, een vrouw ontmoette die haar in contact bracht met eiseres. [gestelde adoptiedochter] ging bij eiseres in Armenië wonen en werd door haar geadopteerd. Eiseres heeft haar verteld dat de echtgenoot van eiseres is vermoord en dat de Armeense autoriteiten weigerden deze moord te onderzoeken. Op 7 juli 2015 werd eiseres in haar woning aangevallen door drie of vier politieagenten. Een week later verlieten eiseres en [gestelde adoptiedochter] samen Armenië. Tijdens hun reis naar Nederland ondervonden zij opnieuw problemen. Zij werden ontvoerd en vastgehouden door twee mannen en eiseres werd mishandeld. Bij besluit van 21 september 2018 heeft verweerder de asielaanvraag van [gestelde adoptiedochter] afgewezen. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van [gestelde adoptiedochter] geloofwaardig geacht, maar de overige elementen van het asielrelaas (waaronder ook de gestelde adoptie door eiseres) niet. Bij uitspraak van 29 oktober 2018heeft deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, het beroep van [gestelde adoptiedochter] ongegrond verklaard. Het besluit van verweerder staat in rechte vast.
3. Bij het onder het procesverloop genoemde besluit van 21 september 2018 heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres ook afgewezen. Verweerder heeft de nationaliteit van eiseres geloofwaardig geacht, maar haar door [gestelde adoptiedochter] opgegeven identiteit niet. Onder verwijzing naar de ongeloofwaardig geachte elementen van het asielrelaas van [gestelde adoptiedochter] , heeft verweerder ook het door [gestelde adoptiedochter] naar voren gebrachte asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig geacht. In haar uitspraak van 29 oktober 2018heeft deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, verweerder hierin gevolgd. In de onder het procesverloop genoemde uitspraak van 25 september 2019 heeft de Afdeling geoordeeld dat verweerder beter had moeten motiveren waarom hij de gestelde identiteit van eiseres ongeloofwaardig acht en hiernaar, indien nodig, nader onderzoek had moeten doen. Ook heeft verweerder door alleen te verwijzen naar het ongeloofwaardige asielrelaas van [gestelde adoptiedochter] , de asielmotieven van eiseres niet zorgvuldig onderzocht. De Afdeling heeft daarbij onder meer verwezen naar Werkinstructie 2010/13.
Het besluit van verweerder
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres opnieuw afgewezen. Eiseres kan blijvend niet worden gehoord en uit onderzoek is gebleken dat het niet mogelijk is om via andere bronnen informatie over eiseres te verkrijgen. Volgens verweerder kan dus niet worden beoordeeld of de identiteit en het asielrelaas van eiseres geloofwaardig zijn. Dit betekent dat ook niet kan worden beoordeeld of eiseres bij terugkeer heeft te vrezen voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag, of een reëel risico loopt op ernstige schade. Gelet hierop komt eiseres volgens verweerder niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
Verder heeft verweerder geweigerd om eiseres ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, omdat uitzetting van eiseres niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM en geen sprake is van een schrijnende situatie.
Wel heeft verweerder eiseres in het bestreden besluit uitstel van vertrek verleend in afwachting van een beslissing op de ambtshalve beoordeling over toepassing van artikel 64 van de Vw 2000.
5. Onder verwijzing naar de onder het procesverloop genoemde uitspraak van de Afdeling van 25 september 2019 en de uitspraak van de Afdeling van 26 augustus 2020, overweegt de rechtbank dat uit artikel 14, derde lid, van de Procedurerichtlijn, geïmplementeerd in de artikelen 3.112 en 3.113 van het Vreemdelingenbesluit 2000
(Vb 2000), volgt dat de omstandigheid dat een vreemdeling blijvend niet kan worden gehoord, op zichzelf niet in de weg staat aan het beslissen op een verzoek om internationale bescherming. Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 blijft het uitgangspunt dat het aan een vreemdeling is om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. Daarbij vormen de verklaringen van een vreemdeling het uitgangspunt bij het onderzoek en de beoordeling van een asielaanvraag, maar er zijn ook andere manieren om asielmotieven aannemelijk te maken of een aanvraag te onderzoeken en te beoordelen.
In gevallen waarin de vreemdeling blijvend niet kan worden gehoord, biedt paragraaf 4 van Werkinstructie 2010/13 de mogelijkheid gebruik te maken van alternatieve vormen van informatievergaring. Hierbij kan gedacht worden aan het gebruik van gehoren/informatie van familieleden, informatie van een behandelaar, informatie via een individueel onderzoek door de minister van Buitenlandse Zaken, informatie via een gemachtigde, Vluchtelingenwerk en/of een vertrouwenspersoon, of het op schrift stellen van het relaas door de vreemdeling. Dit betreft geen limitatieve opsomming.
In paragraaf 5 van Werkinstructie 2010/13 staat dat, als een asielzoeker in zijn geheel niet gehoord kan worden over zijn asielmotieven, en via andere bronnen ook geen informatie over de asielmotieven naar voren is gekomen, het onmogelijk zal zijn deze motieven te toetsen. In dat geval kan dus niet worden vastgesteld of er gegronde vrees voor vervolging bestaat. De uiterste consequentie is dan dat een asielaanvraag wordt afgewezen.
6. Naar aanleiding van de onder het procesverloop genoemde uitspraak van de Afdeling van 25 september 2019 heeft verweerder onderzocht of op andere manieren informatie over de identiteit en de asielmotieven van eiseres kan worden verkregen. Volgens verweerder heeft hij voldoende inspanningen verricht, maar heeft hij via andere bronnen geen informatie verkregen. Dit blijkt uit het volgende:
- Eiseres is niet in het bezit van identificerende documenten en is niet in staat om deze zelf op te vragen. Volgens verweerder is echter geen sprake van bewijsnood, omdat [gestelde adoptiedochter] heeft verklaard te zullen proberen om (via derden) aan dergelijke documenten te komen. [gestelde adoptiedochter] heeft de gestelde inspanningen van zichzelf en haar schoonvader om aan identificerende documenten voor eiseres te komen echter niet (met stukken) inzichtelijk en aannemelijk gemaakt.
- Eiseres is niet in staat om haar asielmotieven op schrift te stellen.
- Een individueel onderzoek door het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft geen kans van slagen, omdat de daarvoor noodzakelijke gegevens niet beschikbaar zijn. [gestelde adoptiedochter] heeft namelijk twee verschillende achternamen van eiseres genoemd, zij heeft de opgegeven geboortedatum geschat, zij weet niet in welk dorp eiseres is geboren en zij weet niet, dan wel niet zeker, in welk dorp eiseres woonde toen zij bij haar kwam wonen in 2015. Verder zijn de gegevens van de echtgenoot en de kinderen van eiseres niet bekend, ontbreekt informatie over het huwelijk tussen eiseres en haar echtgenoot en is geen informatie bekend over de gestelde moord op de echtgenoot van eiseres en de daaruit gestelde voortvloeiende problemen.
- Er kan geen informatie worden verkregen van familieleden en/of de gemachtigde van eiseres. De Afdeling heeft in de eerdergenoemde uitspraak van 25 september 2019 overwogen dat, omdat [gestelde adoptiedochter] en eiseres elkaar nog maar een week kenden op het moment van de aanval en verweerder de adoptie ongeloofwaardig acht, [gestelde adoptiedochter] mogelijk niet de meest geschikte persoon is om informatie over de asielmotieven van eiseres te verstrekken. De gemachtigde van eiseres heeft, op de in de brief van 27 januari 2020 gestelde vraag van verweerder waar het asielrelaas van eiseres op is gebaseerd, bij brief van 5 februari 2020 alleen verwezen naar de verklaringen van [gestelde adoptiedochter] .
- Verweerder heeft een gezichtsherkenningsonderzoek laten uitvoeren, maar dit heeft geen resultaat opgeleverd.
7. Namens eiseres wordt betoogd dat de schoonvader van [gestelde adoptiedochter] twee keer naar Armenië is gereisd en tevergeefs heeft geprobeerd om (ondersteunende) identificerende documenten voor eiseres te verkrijgen. De overgelegde afschriften van de pagina’s uit zijn paspoort met daarin de inreisstempels zijn hiervan een begin van bewijs. Ook heeft [gestelde adoptiedochter] contact opgenomen met een advocatenkantoor in Armenië en vernomen dat zij een machtiging en een identiteitsbewijs nodig hebben om identificerende documenten en adoptiepapieren op te vragen. Als [gestelde adoptiedochter] een netwerk zou hebben in Armenië, zou het wellicht mogelijk zijn om personen te benaderen die het verzoek om documenten kunnen ondersteunen. Vervolgens kan mogelijk door het betalen van steekpenningen een identiteitsdocument worden verkregen. Verder is het voor [gestelde adoptiedochter] of een andere derde, zonder machtiging van eiseres en zonder documenten die de identiteit van eiseres onderbouwen, onmogelijk om van de Armeense autoriteiten een identiteitsbewijs van eiseres te verkrijgen. Ter onderbouwing wijst eiseres op het Algemeen Ambtsbericht over Armenië (ambtsbericht) van april 2016. Gelet op het voorgaande is sprake van bewijsnood en mag verweerder eiseres niet tegenwerpen dat zij haar identiteit niet met documenten kan onderbouwen.
7.1.De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat namens eiseres onvoldoende inspanningen zijn gedaan om identificerende documenten over te leggen en dat geen sprake is van bewijsnood. Verweerder heeft in dit verband terecht opgemerkt dat de onder 7 genoemde gestelde inspanningen niet (met stukken) inzichtelijk zijn gemaakt. Het overgelegde afschrift van het paspoort van de schoonvader van [gestelde adoptiedochter] met daarin de inreisstempels voor Armenië heeft verweerder terecht onvoldoende geacht, omdat dit niets zegt over de reden voor zijn reis naar Armenië en zijn activiteiten aldaar. Niet in te zien valt waarom hij zijn gestelde pogingen om de identiteit van eiseres te traceren niet beter heeft gedocumenteerd. Bovendien heeft verweerder de gestelde inspanningen en de enkele verwijzing naar het ambtsbericht onvoldoende kunnen achten om op grond hiervan aan te nemen dat sprake is van bewijsnood. Zo heeft verweerder terecht opgemerkt dat [gestelde adoptiedochter] belanghebbende is bij haar gestelde adoptie zodat zij inzage zou moeten kunnen krijgen in haar eigen adoptiedossier. Verweerder heeft kunnen verwachten dat namens eiseres meer inspanningen zouden zijn gedaan om aan (ondersteunende) identiteitsdocumenten van eiseres te komen. Het betoog slaagt niet.
8. Namens eiseres wordt verder betoogd dat verweerder de minister van Buitenlandse Zaken had moeten vragen een individueel onderzoek te doen. [gestelde adoptiedochter] heeft namelijk twee dorpen genoemd waar eiseres mogelijk woonde toen zij in 2015 bij haar kwam. Verweerder had in deze dorpen onderzoek kunnen doen. In een dorp kennen de plaatselijke autoriteiten waarschijnlijk iedereen bij naam en toenaam. Daarom zal het geen probleem zijn dat de geboortedatum en geboorteplaats van eiseres, als ook de gegevens van de echtgenoot en kinderen van eiseres niet bekend zijn.
8.1.De rechtbank volgt eiseres niet in dit betoog. Onduidelijk is namelijk waarom [gestelde adoptiedochter] , kennelijk naar aanleiding van gesprekken met haar schoonvader, ineens twee dorpen kan noemen waar eiseres mogelijk heeft gewoond, terwijl zij tijdens de gehoren heeft verklaard dat zij niet weet waar eiseres woonde. Daarbij blijft gelden dat nog veel andere gegevens over eiseres onbekend zijn. Bovendien zou de schoonvader van [gestelde adoptiedochter] hebben verklaard dat de dorpelingen niets willen verklaren, zodat verweerder terecht opmerkt dat niet in te zien valt hoe een individueel onderzoek door het ministerie van Buitenlandse Zaken kans van slagen zou hebben.
9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende heeft onderzocht of via andere bronnen informatie over de identiteit en de asielmotieven van eiseres kan worden verkregen. Eiseres heeft ook niet geconcretiseerd welke andere, hiervoor niet besproken, vormen van onderzoek verweerder nog zou kunnen uitvoeren. Verder volgt uit het voorgaande dat niet aannemelijk is gemaakt dat van de zijde van eiseres en haar gestelde familieleden sprake is van bewijsnood. Onder deze omstandigheden heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat, omdat deze informatie niet is verkregen, het onmogelijk is om de geloofwaardigheid van de identiteit en de asielmotieven van eiseres te beoordelen. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres dan ook terecht afgewezen.
10. Eiseres betoogt dat zij, sinds haar aankomst in Nederland, bij [gestelde adoptiedochter] , de echtgenoot van [gestelde adoptiedochter] en de schoonouders van [gestelde adoptiedochter] in huis woont en dat zij feitelijk gezinsleven met hen uitoefent.
10.1.Uit Werkinstructie 2019/15 volgt dat, voordat kan worden vastgesteld of sprake is van familie- of gezinsleven, de identiteit en de familierechtelijke relatie van de familie- of gezinsleden zal moeten worden aangetoond. Nu niet kan worden beoordeeld of de identiteit van eiseres geloofwaardig is, heeft verweerder zich alleen al daarom terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM. Het betoog slaagt niet.
11. In artikel 3.6ba, eerste lid, van het Vb 2000 is bepaald dat tot het moment waarop de beslissing op een eerste in Nederland ingediende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning onherroepelijk is geworden, ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan worden verleend onder een andere beperking dan voorzien in artikel 3.4, eerste lid, van het Vb 2000 als sprake is van een schrijnende situatie die gelegen is in een samenstel van bijzondere omstandigheden die de vreemdeling betreffen.
Volgens paragraaf B11/2.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 verleent verweerder geen vergunning als het samenstel van omstandigheden te zeer verband houdt met (één van) de in artikel 3.4, eerste lid, van het Vb 2000 genoemde beperkingen.
12. Namens eiseres wordt betoogd dat zij (voor mantelzorg) afhankelijk is van [gestelde adoptiedochter] , de echtgenoot van [gestelde adoptiedochter] en de schoonouders van [gestelde adoptiedochter] , dat zij alleen hen herkent, dat zij angstig wordt bij onbekenden en dan ook agressief kan zijn.
12.1.De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aangevoerde omstandigheden onvoldoende bijzonder zijn om aan te nemen dat sprake is van een schrijnende situatie. Verweerder heeft van belang kunnen achten dat voor de namens eiseres aangevoerde omstandigheden een beperking als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, van het Vb 2000 bestaat.
Artikel 64 van de Vw 2000
13. Op de zitting is gebleken dat verweerder bij besluit van 15 oktober 2020 heeft beslist dat aan eiseres geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 wordt verleend. Verweerder heeft nog niet beslist op het hiertegen namens eiseres gemaakte bezwaar. Tussen partijen is niet in geschil dat de medische situatie van eiseres in die procedure moet worden beoordeeld.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Özel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.