ECLI:NL:RBDHA:2021:3743
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Stopzetten van het recht op doorbetaling van bezoldiging van een ambtenaar in het kader van re-integratie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam als preventiemedewerker, en de minister van Justitie en Veiligheid. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister om haar recht op doorbetaling van bezoldiging stop te zetten op grond van artikel 40a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). Dit besluit volgde op een eerdere beslissing van 25 juli 2019, waarbij de aanspraken van eiseres met onmiddellijke ingang vervielen. Eiseres was van mening dat de minister ten onrechte had geëist dat zij haar re-integratiewerkzaamheden in de Penitentiaire Inrichting (PI) in Alphen aan den Rijn moest aanvangen, terwijl zij dit niet passend achtte voor haar situatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister in redelijkheid van eiseres kon verlangen om haar re-integratie in de PI in Alphen te starten. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende redenen had om te veronderstellen dat het laten starten van eiseres op haar eigen werkplek in Den Haag mogelijk zou leiden tot een herhaling van eerdere problemen met een collega. De rechtbank vond het ook redelijk dat de minister de locatie PI Alphen had gekozen, gezien de korte afstand tot de woning van eiseres en de aard van de werkzaamheden die daar zouden plaatsvinden.
Eiseres heeft niet overtuigend aangetoond dat de werkzaamheden in de PI schadelijk voor haar gezondheid zouden zijn, en de rechtbank oordeelde dat de minister geen rekening hoefde te houden met de door eiseres gestelde gezondheidsrisico's. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen deugdelijke redenen had gegeven om haar medewerking aan de re-integratie te weigeren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.