ECLI:NL:RBDHA:2021:3734

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
14 april 2021
Zaaknummer
9077733/21-72879
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een professioneel bewindvoerder wegens gewichtige redenen

In deze beschikking heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 april 2021 geoordeeld over de voordracht tot ontslag van een professioneel bewindvoerder, [bewindvoerder], in al haar zaken. De coördinerend kantonrechter had op 15 maart 2021 voorgedragen tot ontslag vanwege gewichtige redenen, waaronder het niet adequaat handelen van de bewindvoerder, wat leidde tot klachten van rechthebbenden en extra werk voor de rechtbank. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder in meerdere dossiers tekortschiet in haar verantwoordelijkheden, zoals het tijdig aanvragen van bijzondere bijstand, het correct beheren van financiën en het indienen van rekeningen en verantwoordingen. Ondanks dat enkele rechthebbenden tevreden waren over haar werk, woog dit niet op tegen de geconstateerde tekortkomingen. De kantonrechter heeft besloten dat het ontslag ingaat per 1 mei 2021 en heeft een opvolgend bewindvoerder benoemd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en kan in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
BM [BM nummer]
Zaaknr.: 9077733 \ EJ VERZ 21-72879

Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

[rechthebbende] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [plaats] ,
[adres] ,
hierna te noemen: rechthebbende,
wiens goederen onder bewind zijn gesteld bij beschikking van de kantonrechter, waarbij als bewindvoerder is benoemd:

[bewindvoerder] , h.o.d.n. [naam eenmanszaak] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[adres] ,
hierna ook te noemen: bewindvoerder,
gemachtigde : mr. M. Flipse.

Procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van:
  • het verslag van het Skype-gesprek van 1 maart 2021;
  • de voordracht van de coördinerend kantonrechter van 15 maart 2021;
  • het verweer ambtshalve ontslag van 25 maart 2021 met 82 producties;
  • de bijlagen A-N bij het pleidooi, van 30 maart 2021;
  • de reactie van de coördinerend kantonrechter van 31 maart 2021, met 5 bijlagen;
  • de door rechthebbenden ingediende schriftelijke reacties op de voordracht;
  • de pleitnota van mr. Flipse, van 2 april 2021;
  • de reactie van [bewindvoerder] van 6 april 2021, met bijlagen I- XV
Op 2 en 6 april 2021 heeft naar aanleiding van voormelde voordracht een mondelinge behandeling plaatsgevonden. [bewindvoerder] is bij die gelegenheid in persoon verschenen en zij werd op 2 april 2021 vergezeld door haar gemachtigde. De gemachtigde heeft een pleitnota overgelegd. De rechthebbende is niet verschenen. Van het verhandelde op de zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zich in het griffiedossier bevinden.
Vervolgens is de uitspraak bepaald op heden.

Beoordeling

1.
Voordracht en standpunt [bewindvoerder]
1.1
De coördinerend kantonrechter CBM heeft [bewindvoerder] op 15 maart 2021 voorgedragen tot ontslag als bewindvoerder in alle zaken bij de Rechtbank Den Haag waarin zij benoemd is. Aan deze voordracht ligt ten grondslag dat sprake is van gewichtige redenen tot ontslag doordat [bewindvoerder] niet adequaat en als goed bewindvoerder handelt, waardoor rechthebbenden niet goed worden geholpen en de rechtbank met onnodige extra werkzaamheden wordt belast.
1.2
[bewindvoerder] wordt -kort gezegd- verweten dat:
- uit ontvangen klachten en ontslagzaken blijkt dat zij haar taak niet naar behoren uitoefent;
- niet tijdig door haar om bijzondere bijstand is verzocht bij de gemeente en afwijzende beschikkingen niet door haar zijn overgelegd;
- dubbele afboekingen van beheerrekeningen van rechthebbenden zijn verricht;
- ingediende rekeningen en verantwoording van onvoldoende kwaliteit zijn;
- sprake is van onvoldoende bekendheid met het gebruik van het digitale systeem Toezicht.
1.3
[bewindvoerder] betwist gemotiveerd dat sprake is van gewichtige redenen om tot ontslag in alle zaken te komen en stelt dat het verzoek dient te worden afgewezen. Zij verzoekt haar benoembaarheid te bevelen in alle zaken, de rechtbank te veroordelen in de kosten van deze procedure, veroordeling tot betaling van een schadevergoeding ad € 189.573,12, rectificatie als gevolg van de aantasting van haar eer en goede naam, alsmede aanwijzing van de rechtbank Tilburg als toezichthoudende rechtbank.
2.
Inhoudelijke beoordeling van de voordracht
2.1
Met ingang van 5 december 2015 wordt [bewindvoerder] als professionele bewindvoerder, curator en mentor door de Rechtbank Den Haag benoemd. Op dit moment is zij benoemd in 101 dossiers. Op [bewindvoerder] rust de taak om de aan haar toevertrouwde werkzaamheden met de grootste zorgvuldigheid uit te voeren, omdat rechthebbenden zelf niet in staat zijn tot de behartiging van hun financiële en persoonlijke belangen en aangelegenheden.
2.2
[bewindvoerder] is door haar benoeming onderworpen aan het bepaalde in Titel 16, 19 en 20 van Boek 1 BW. Bij de uitvoering van haar werkzaamheden is zij als professionele bewindvoerder, curator en mentor voorts gebonden aan de kwaliteitseisen zoals deze zijn neergelegd in het Besluit kwaliteitseisen curator, beschermingsbewind en mentoren (hierna: het Besluit kwaliteitseisen). Bovendien is een verdere invulling gegeven aan haar verantwoordelijkheden in de Aanbevelingen meerderjarigen bewind, mentorschap en curatele zoals vastgesteld door het LOVCK&T.
2.3
Op diverse momenten zijn met [bewindvoerder] gesprekken gevoerd door de coördinerend kantonrechter CBM inzake de kwaliteit van de door haar verrichte werkzaamheden, te weten op 5 augustus 2019, 12 november 2019, 30 juni 2020 en 1 maart 2021.
2.4
In het navolgende zal alleen de term bewindvoerder gebruikt worden. Daar waar staat bewindvoerder wordt mede bedoeld curator dan wel mentor.
2.5
De voordracht tot ontslag wegens gewichtige redenen dan wel het niet meer voldoen aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden betreft een drastische maatregel waartoe eerst na een zorgvuldige afweging kan worden overgegaan. Gelet hierop heeft de kantonrechter niet alleen acht geslagen op hetgeen is vermeld in de voordracht, maar zijn tevens alle dossiers waarin [bewindvoerder] als bewindvoerder is benoemd doorgenomen, teneinde tot een volledig beeld te kunnen komen.
2.6
Op basis van de in de voordracht aangehaalde zaken en de door de kantonrechter geconstateerde stelselmatige tekortkomingen in de dossiers waarin [bewindvoerder] is benoemd, moet worden geoordeeld dat het functioneren van [bewindvoerder] onder de maat is en blijk geeft van onbegrip, onkunde en onmacht tot het naleven van de aan haar opgelegde verplichtingen, zoals beschreven in rechtsoverweging 2.2. De geconstateerde tekortkomingen vormen gewichtige redenen om tot een ontslag in alle zaken te komen, inclusief de zaken waarin zij als curator en mentor is benoemd.
2.7
De kantonrechter is op de navolgende zaken gestuit en legt deze ten grondslag aan haar besluit.
Ondeugdelijke belangenbehartiging
2.8
In BM 19315 is een machtiging gevraagd tot verkoop van een woning voor een bedrag van € 50.000,- onder de getaxeerde waarde. Aanvaarding van dit aanbod was, aldus [bewindvoerder] , gewenst, gelet op de staat van de woning alsmede de kosten die gemoeid waren met de verkoop daarvan. De verzochte machtiging is niet verstrekt, waarna de woning is verkocht tegen de getaxeerde waarde. Het ingediende machtigingsverzoek geeft niet blijk van een deugdelijke behartiging van de vermogensrechtelijke belangen van rechthebbende, aangezien doordoor niet de maximale overwaarde te gelden zou worden gemaakt om zo de aanwezige schulden te kunnen voldoen.
2.9
In BM 21332 is [bewindvoerder] bij beschikking van 30 september 2020 door de kantonrechter ontslagen doordat zij is tekortgeschoten in de zorg die een goed bewindvoerder betaamt. [bewindvoerder] is in deze zaak overgegaan tot het opnemen van haar beloning over 2019 in één keer waardoor de met de verhuurder overeengekomen betalingsregeling ter voorkoming van een dreigende uithuiszetting niet kon worden nagekomen. [bewindvoerder] heeft geen appel ingesteld tegen deze uitspraak, waardoor deze beschikking kracht van gewijsde heeft gekregen en als vaststaand zal worden uitgegaan van de daarin vermelde feiten. Het ondeugdelijk handelen van [bewindvoerder] staat derhalve vast.
2.1
In BM 19578 is [bewindvoerder] bij beschikking van 16 december 2020 door de kantonrechter ontslagen vanwege ernstig tekortschieten in de uitvoering van haar taken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [bewindvoerder] haar beloning heeft opgenomen terwijl de bijzondere bijstand door rechthebbende niet was ontvangen en deze daardoor rond moest komen van € 40,- per week. [bewindvoerder] heeft geen appel in gesteld tegen deze uitspraak, waardoor deze beschikking kracht van gewijsde heeft gekregen en als vaststaand zal worden uitgegaan van de daarin vermelde feiten. Het ondeugdelijk handelen van [bewindvoerder] staat derhalve vast.
Onprofessioneel handelen
2.11
In BM 18741 is [bewindvoerder] bij beschikking van 4 maart 2021 door de kantonrechter ontslagen en is geoordeeld dat haar houding niet past bij die van een professionele bewindvoerder. Ook van deze beschikking is [bewindvoerder] niet in hoger beroep gegaan, zodat als vaststaand kan worden uitgegaan van de daarin vermelde feiten en het ondeugdelijk handelen eveneens is gegeven.
2.12
Per 30 juni 2020 is aan [bewindvoerder] een benoemingenstop voor nieuwe zaken opgelegd. Desalniettemin heeft [bewindvoerder] op 23 juli 2020 en 6 augustus 2020 ondertekende bereidverklaringen afgegeven in de zaak [y] . [bewindvoerder] betwist dat de gestelde bereidverklaringen zijn afgegeven na 30 juni 2020 en verwijst naar een e-mail van Veilig Thuis van 19 juni 2020. Uit deze e-mail kan evenwel niet worden afgeleid om welke zaak het gaat, daarenboven doet dit niet af aan het feit dat de bereidverklaringen zijn getekend ná de opgelegde benoemingenstop, hetgeen als onbehoorlijk kan worden gekwalificeerd.
2.13
In meerdere dossiers heeft [bewindvoerder] leningen verstrekt aan rechthebbenden, zonder dat hiervoor een machtiging is aangevraagd (zie onder meer BM 16970, 16735, 15804). Het verstrekken van dergelijke leningen kan leiden tot een verstoring van de professionele verhoudingen en is absoluut niet toelaatbaar.
2.14
BM 16777 en BM 18461 zijn sinds april 2018 samenwonend. In het kader van de rekening en verantwoording over 2017/2018 in BM 18461 heeft [bewindvoerder] beiden behandeld als ware zij gehuwd in gemeenschap van goederen. In de rekening en verantwoording werden géén inkomsten en uitgaven vermeld. Naar aanleiding van vragen geeft [bewindvoerder] aan dat de gemeente samenwonenden gelijk stelt met gehuwden. Voort geeft zij aan dat er géén inkomsten en uitgaven zijn, omdat de aanvullende uitkering en vaste lasten op de rekening van de partner werden gestort. Uit de deze handelwijze blijkt dat de [bewindvoerder] niet begrijpt hoe te handelen, terwijl dit toch duidelijk beschreven is in bijvoorbeeld de Aanbeveling meerderjarigen bewind onder B2. Van een professionele bewindvoerder mag bij uitstek worden verwacht dat die omtrent dit punt over de nodige kennis en ervaring beschikt.
2.15
Op 16 april 2020 is in CB 91291 verzocht om een machtiging teneinde op te treden als advocaat in een strafzaak tegen curandus. Deze machtiging is op 4 augustus 2020 door de kantonrechter afgewezen in verband met een onwenselijke belangenverstrengeling van de rol van curator en advocaat van verdachte/curandus.
2.16
In BM 23700, 22290, 23560, 20518, 20441, 18735, 18461, 16777, 18216, 18094, 18037, 18021, 17615, 17258, 17000, 14937, 14071 hebben rechthebbenden hun ongenoegen geuit over de communicatie met de bewindvoerder. De geuite klachten bestaan uit: slechte bereikbaarheid, veelvuldige afwezigheid, gekleineerd/niet serieus genomen worden, gebrek aan inzicht in de eigen financiële situatie, geen zicht op de eigen schuldenlast en de verrichte aflossingen, het niet doen van aangifte IB over 2019, alsmede het niet vlot verstrekken van stukken aan de wsnp bewindvoerder. [bewindvoerder] heeft ter zitting aangegeven dat rechthebbenden sinds april 2020 het verloop van de beheerrekening digitaal kunnen inzien en dat zij hierover schriftelijk zijn geïnformeerd. Hierop is door rechthebbenden ter zitting aangegeven dat zij nu pas voor het eerst van deze mogelijkheid horen. Verschillende rechthebbende hebben voorts aangegeven graag papieren afschriften te willen ontvangen, omdat zij niet in staat zijn hun rekening digitaal in te zien. Het is opvallend dat door zo velen wordt geklaagd over het gebrek aan inzicht in de eigen financiële situatie.
Gebrek aan proactieve houding
2.17
In BM 18869 en BM 18398 zijn de rechthebbenden na hun onderbewindstelling als zzp’er werkzaamheden gaan verrichten. Hierdoor zijn nieuwe schulden ontstaan en is onvoldoende inkomen beschikbaar voor de voldoening van vaste lasten. De bewindvoerder heeft nagelaten de kantonrechter hierover tijdig te informeren en desgewenst stappen te zetten om tot beëindiging van de onderbewindstelling te komen.
2.18
In BM 17619 is sprake van een schuldenbewind, de situatie is inmiddels stabiel en er ontstaan géén nieuwe schulden. [bewindvoerder] geeft in dit dossier aan dat rechthebbende pas in 2023 in aanmerking komt voor de wsnp, doordat een eerder wsnp-traject in 2013 is beëindigd. Hiermee wordt echter miskend dat schuldsanering ook mogelijk is via een minnelijk traject dan wel door het aanbieden van een dwangakkoord, waardoor de indruk bestaat dat [bewindvoerder] onvoldoende op de hoogte is van de mogelijkheden om tot schuldsanering te komen en zich daar onvoldoende voor inspant.
2.19
[bewindvoerder] heeft nagelaten een machtiging aan te vragen voor aan rechthebbenden verrichte betalingen voor inrichtingskosten en/of een vakantie waarvan de kosten meer dan € 1.500 bedragen, terwijl de rechthebbende niet in staat was de daarvoor benodigde toestemming te geven. Eerst bij de beoordeling van de rekening en verantwoording werd duidelijk dat deze uitgaven zijn gedaan. [bewindvoerder] geeft in deze zaken aan dat zij ‘niet wist’ dat een machtiging noodzakelijk was, zie BM 18559, 18696, 17953, 17302, 17087. Voorts is géén machtiging gevraagd inzake de afkoop van een levensverzekering (BM 17000). In al deze gevallen is gehandeld in strijd met het bepaalde in art. 1:441 lid 2 sub a BW.
Inrichting financiële en administratieve organisatie is ondeugdelijk
2.2
Van een professionele bewindvoerder mag worden verwacht dat deze haar financiële en administratieve organisatie dusdanig heeft ingericht dat betalingen tijdig en correct worden gedaan, bijzondere bijstand tijdig wordt aangevraagd en op de juiste beheerrekening wordt voldaan, tijdig wordt voldaan aan de verplichting tot het indienen van een boedelbeschrijving en het afleggen van rekening en verantwoording. Uit onderstaande overzicht blijkt dat de administratieve organisatie op meerdere punten ondeugdelijk is.
2.21
In BM 20441 is [bewindvoerder] vergeten tijdig bijzondere bijstand aan te vragen voor de bewindvoerderbeloning.
2.22
In BM 16970 is de bijzondere bijstand door [bewindvoerder] te laat aangevraagd, waardoor rechthebbende deze kosten 4 maanden zelf moest voldoen.
2.23
In zeker 16 dossiers is de door de gemeente verstrekte bijzondere bijstand gestort op de zakelijke rekening van het kantoor van [bewindvoerder] in plaats van op de beheerrekening van rechthebbenden. Zie BM 21281, 16759, 19145, 19082, 18735, 18696, 18584, 18487, 18216, 18094, 17966, 17302, 17185, 16698, 16208, 15805. Hierdoor is gehandeld in strijd met het bepaalde in art. 1:436 lid 4 BW.
2.24
In minstens 9 dossiers (BM 19145, 19134, 18735, 18969, 18542, 18094, 17766 en 17619, 16970) zijn gedurende enige tijd de vaste lasten dubbel betaald van de beheerrekening van rechthebbenden, doordat de bewindvoerder de wijze van betaling van deze uitgaven heeft gewijzigd.
2.25
In BM 23560, 21714, 19145, 18037 en CB 91291 is door rechthebbenden (op de zitting) onweersproken verklaard dat de huur, motorrijtuigenbelasting, het weekgeld en andere uitgaven niet tijdig zijn betaald, waardoor rechthebbenden in de problemen zijn gekomen.
2.26
In 36 dossiers zijn de boedelbeschrijvingen niet ingediend binnen de in Aanbeveling meerderjarigenbewind onder B1 genoemde termijn van 4 maanden. In deze gevallen is de boedelbeschrijving eerst na ruim 5 maanden ingediend, met uitschieters naar 10, 14 of 16 maanden. Een nadere toelichting voor de late indiening werd niet gegeven. Zie BM 23700, 20558, 20518, 20441, 20438, 20437, 20346, 20280, 20261, 20260, 20239, 20238, 20119, 19776, 19547, 19546, 19530, 19315, 19256, 18869, 18216, 18162, 18094, 18087, 17966, 17953, 17902, 17886, 17766, 17619, 17072, 17000, 16970, 16208, 14071, 8595.
2.27
In CB 91291 is [bewindvoerder] per 1 maart 2019 tot curator benoemd. Een boedelbeschrijving ontbreekt tot op heden.
2.28
Ten slotte laat het tijdig afleggen van rekening en verantwoording te wensen over:
In zeker 16 dossiers is de rekening en verantwoording over 2017 pas ná mei 2019 ingediend, zonder dat daarop enige toelichting is gegeven. Zie BM 18021, 17886, 17766, 17619, 17615, 17302, 17291, 17185, 17140, 17087, 17086, 17072, 17000, 16970, 16735, 16208.
Over het jaar 2018 is het beeld niet anders. In zeker 22 dossiers werd pas ná september 2020 overgegaan tot het afleggen van rekening en verantwoording. Zie BM 16759, 17966, 19776, 17886, 17619, 19547, 19546, 19530, 19256, 18869, 17258, 17185, 17087, 17072, 17000, 16970, 16777, 16753, 16698, 16208, 15804, 14937.
Zelfs als rekening wordt gehouden met het aan [bewindvoerder] gegeven uitstel van enkele maanden, dan nog zijn de rekeningen en verantwoording buitensporig laat ingediend.
Kwaliteit ingediende rekeningen en verantwoordingen
2.29
Van een professionele bewindvoerder mag worden verwacht dat zij haar administratie dusdanig heeft ingericht dat de juistheid van ingediende rekeningen en verantwoording eenvoudig en zonder nadere toelichting kan worden vastgesteld en dat de betrouwbaarheid daarvan met voldoende waarborgen is omgeven. Daarvan is bij [bewindvoerder] geen sprake. Medewerkers van de rechtbank zijn uitzonderlijk veel tijd kwijt aan de beoordeling van de ingediende stukken en het narekenen van de door [bewindvoerder] opgevoerde beloning. Uit het onderstaande volgt dat [bewindvoerder] ernstig te kort schiet in de nakoming van haar verplichtingen.
2.3
In een veelvoud aan ingediende boedelbeschrijvingen moet om toezending van nadere stukken worden gevraagd, zoals het plan van aanpak, het aanvullend plan van aanpak, dan wel de dagafschriften van bankrekeningen, of de ondertekening door de rechthebbende. Zie hiervoor de navolgende 21 dossiers: BM 20438, 20012, 19547, 19373, 18584, 18735, 18696, 18398, 18387, 18216, 18087, 18044, 17953, 17619, 18216, 17262, 17302, 14071, 8595, CB 91249, 14222.
2.31
Bij bestudering van de ingediende rekeningen en verantwoording valt op dat de ingediende stukken veelvuldig tot vragen leiden bij medewerkers van de rechtbank. Deze vragen hebben betrekking op onder meer de volgende zaken:
  • Onduidelijkheid over de bewindvoerdersbeloning, wegens het ontbreken van een factuur voor de verrichte werkzaamheden. Op basis van het in rekening gebrachte bedrag valt niet vast te stellen waarop de kosten betrekking hebben. De opgevoerde kosten zijn lager of hoger dan het salaris waar de bewindvoerder recht op heeft of omvatten ten onrechte eerdere kosten van budgetbeheer. Dit betreft in ieder geval 30 dossiers met nummer BM 21515, 21452, 20558, 20438, 20346, 21714, 18696, 18559, 18542, 18387, 18162, 18094, 18087, 18037, 17953, 17902, 17886, 17619, 17615, 18021, 17291, 17140, 17087, 17072, 17000, 16970, 15956, 15804, 14937, CB 90837.
  • Ook nadat hiervoor op 30 juni 2020 in een gesprek met [bewindvoerder] expliciet de aandacht is gevestigd treedt geen verbetering op en is nog steeds onduidelijk hoe de beloning is samengesteld. In 14 dossiers moet wederom om een toelichting worden gevraagd of ontbreekt een specificatie, te weten BM 21701, 20280, 20261, 20260, 19776, 18869, 18735, 18651, 18696, 18216, 18094, 18037, 15805, 11971.
  • Het ontbreken van enige beloning. Dit doet zich voor in 11 dossiers met nummer BM 21281, 19547, 16759, 18735, 18584, 18487, 18461, 18216, 17966, 17086, 15258.
  • Veelvuldig gebruikte posten als “terug stortingen derden” en “overige inkomsten” en “overige uitgaven” waarbij iedere toelichting ontbreekt. Dit betreft onder meer de dossiers BM 20280, 20012, 16759, 19776, 187387, 17966, 17886, 17615, 17302, 17291, 17087, 17072, 17000, 16970, 16777, 16735, 17902, 15805.
  • Na vragen van medewerkers wordt overgegaan tot indiening van een rekening en verantwoording met compleet andere inkomsten en uitgaven, zonder dat daar enige toelichting op wordt gegeven. Zie bijv. BM 18387, 15956, 14937.
2.32
Na controle van ingediende rekeningen en verantwoording en het opvragen van een specificatie van de beloning van de bewindvoerder, is gebleken dat in ten minste 8 dossiers te veel salaris is opgenomen. Zie BM 18087, 17291, 17185, 17072, 17000, 16753, 18087, 17953.
2.33
In BM 19373 is sprake van toepassing van het verkeerde beloningstarief voor de werkzaamheden van de bewindvoerder. Er is sprake van een onderbewindstelling vanwege de lichamelijke en/of geestelijke toestand van de rechthebbende. [bewindvoerder] past in deze zaak het schuldentarief toe, terwijl uit de rekening en verantwoording over 2018 gebleken is dat rechthebbende geen schulden meer heeft.
2.34
Daarnaast sluit in tal van dossiers het schuldenoverzicht van de boedelbeschrijving niet aan op het schuldenoverzicht in de rekening en verantwoording. Voorts sluit de schuldenpositie in de opvolgende rekening en verantwoording evenmin aan, waardoor volstrekt onduidelijk is waarom de schuldenlast is gewijzigd. Verrichte betalingen aan rente en aflossingen zijn niet of onvolledig verwerkt in het schuldenoverzicht en ook komt het geregeld voor dat ondanks verrichte aflossingen de schuldenlast aan het begin en einde van het jaar exact gelijk is. Het gesprek van 30 juni 2020 heeft hierin niet of nauwelijks tot verbetering geleid, zoals blijkt uit bijvoorbeeld BM 16759, 19776, 19546, 19530, 19256, 19145, 19134, 19082, 18735, 18542.
2.35
Tenslotte heeft de kantonrechter in 54 dossiers de ingediende rekeningen en verantwoording niet goedgekeurd, maar voor gezien getekend wegens feitelijke onjuistheden.
Tevreden cliënten
2.36
Uit door rechthebbenden aan de rechtbank toegezonden brieven blijkt dat meerdere rechthebbenden tevreden zijn over [bewindvoerder] en niet willen dat zij wordt vervangen. Rechthebbenden geven aan dat zij goed geholpen worden, er tijdig wordt gereageerd, er uitstekend werk wordt geleverd, men correct te woord wordt gestaan en enkelen dolblij met haar zijn. Hoewel de kantonrechter niet twijfelt aan de goede intenties van [bewindvoerder] en de prettige wijze waarop zij voor vele rechthebbenden haar taak vervult, brengt dit de kantonrechter niet tot een ander oordeel. Uit voormelde opsomming volgt dat herhaaldelijk is gebleken dat de veronderstelde vaardigheden en kennis van een professionele bewindvoerder bij [bewindvoerder] ontbreken. Daarenboven is [bewindvoerder] de afgelopen jaren, ook na herhaaldelijke gesprekken met de coördinerend kantonrechter CBM, waarin zij is aangesproken op de kwaliteit van haar werkzaamheden, niet in staat gebleken haar organisatie op een dusdanige wijze in te richten dat de betrouwbaarheid van de afgelegde rekeningen en verantwoording buiten twijfel is en eenvoudig en zonder het bij voortduring vragen van een nadere toelichting kan worden goedgekeurd.
Tot slot
2.37
De overige door [bewindvoerder] aangehaalde punten brengen de kantonrechter niet tot een ander oordeel en behoeven geen bespreking meer.
2.38
Uit de omstandigheid dat de voordracht tot ontslag wordt toegewezen, volgt reeds dat het verzoek tot rectificatie zal worden afgewezen.
2.39
Het verzoek van [bewindvoerder] tot toekenning van een schadevergoeding, veroordeling van de rechtbank in de proceskosten, alsmede het verzoek tot wijziging van de toezichthoudend rechtbank zullen in het licht van het voorgaande eveneens worden afgewezen.
2.4
Ingevolge het bepaalde in de artikelen 1:385 lid 1 aanhef en onder d, 1:448 lid 1 aanhef en onder e BW en 1:461 aanhef en onder e, bepaalt de kantonrechter dat het ontslag van de huidige bewindvoerder dan wel curator ingaat per 1 mei 2021.
2.41
De kantonrechter zal Stichting CAV, Oprecht Leiden, Mentocure, Stichting 3D dan wel Bilancio ambtshalve benoemen tot opvolgend bewindvoerder, mentor dan wel curator, nu van bezwaren tot benoeming van deze bewindvoerders/curatoren/mentoren niet is gebleken en zij zich bereid hebben verklaard. Voor zover rechthebbenden zelf een derde hebben voorgedragen zal tot benoeming van deze derde als opvolgend bewindvoerder worden overgegaan.
2.42
De kantonrechter bepaalt ambtshalve dat, het ontslag van [bewindvoerder] en de benoeming van de nieuwe bewindvoerder/curator wordt ingeschreven in het openbaar Centraal Curatele- en Bewindregister, voor zover daarvan reeds sprake is.
2.43
Uit de wet vloeit voort dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is en in stand
blijft zolang in hoger beroep niet anders is geoordeeld.

De beslissing

De kantonrechter:
- ontslaat per 1 mei 2021 [bewindvoerder] , h.o.d.n. [naam eenmanszaak] , voornoemd, als bewindvoerder over de goederen van betrokkene;
- benoemt per 1 mei 2021 tot bewindvoerder:
BilancioBudget B.V., correspondentieadres 3780 BB Voorthuizen, Postbus 92;
- gelast dat [bewindvoerder] , h.o.d.n. [naam eenmanszaak] zowel de papieren stukken in het dossier als de digitale gegevens (de laatste op een voor de opvolgend bewindvoerder leesbare gegevensdrager) dient over te dragen aan deze;
- bepaalt dat [bewindvoerder] , h.o.d.n. [naam eenmanszaak] uiterlijk op 1 augustus 2021 eindrekening en –verantwoording aflegt aan de opvolgend bewindvoerder, ten overstaan van de kantonrechter;
- bepaalt dat [bewindvoerder] , h.o.d.n. [naam eenmanszaak] geen kosten in rekening mag brengen voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording;
- bepaalt dat het ontslag van de huidige bewindvoerder en de benoeming van de nieuwe bewindvoerder worden ingeschreven in het openbaar Centraal Curatele- en bewindregister;
- stelt vast dat de bewindvoerder gerechtigd is om een éénmalige vergoeding voor aanvangswerkzaamheden in rekening te brengen conform artikel 3 lid 5 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
- stelt vast dat de bewindvoerder gerechtigd is om maandelijks voor de werkzaamheden een vergoeding in rekening te brengen zoals vermeld in artikel 3, tweede lid, onder b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
Deze beschikking is gegeven door mr A.C.M. Höppener, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2021.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.