Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[saniet sub 2] ,
saniet.
1.De procedure
2.Het verschoningsverzoek
rechtbank.
Rechtbank Den Haag
Op 13 april 2021 heeft de meervoudige verschoningskamer van de Rechtbank Den Haag een beslissing genomen op het verschoningsverzoek van mr. A.C.M. Höppener, rechter in de rechtbank Den Haag. Het verzoek was ingediend in het kader van de behandeling van de hoofdzaken met kenmerken C/09/18/143R en C/09/144R, waarbij de rechter-commissaris betrokken was. De procedure is gestart met het verschoningsverzoek van de rechter op 12 april 2021. In tegenstelling tot een wrakingsverzoek, dat ter zitting behandeld moet worden, is een verschoningsverzoek niet verplicht om ter zitting te worden behandeld. Dit verzoek is dan ook niet ter zitting behandeld.
De rechter heeft het verzoek gebaseerd op de overweging dat hij als rechter-commissaris in het dossier niet als rechter kan optreden. De beoordeling van het verzoek is gedaan aan de hand van de uitgangspunten van onpartijdigheid van rechters. Uitzonderlijke omstandigheden kunnen aanleiding geven tot de vrees van vooringenomenheid, en ook de uiterlijke schijn kan hierbij een rol spelen. Gezien de argumenten die door de rechter zijn aangevoerd, heeft de verschoningskamer geoordeeld dat het verzoek terecht is ingediend. Dit voorkomt de schijn van partijdigheid en leidt tot de toewijzing van het verzoek.
De beslissing houdt in dat de behandeling van de hoofdzaak door een andere rechter moet worden overgenomen. De verschoningskamer heeft het verzoek tot verschoning toegewezen en bepaald dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond op het moment van indiening van het verschoningsverzoek. Tevens is bevolen dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan de betrokken partijen, waaronder de rechter zelf.