ECLI:NL:RBDHA:2021:3710
Rechtbank Den Haag
- Verschoning
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een verschoningsverzoek in een civiele procedure
Op 1 april 2021 heeft de meervoudige verschoningskamer van de Rechtbank Den Haag een beslissing genomen op het verschoningsverzoek van mr. R.G.C. Veneman, rechter in de rechtbank Den Haag, in de hoofdzaak met kenmerk FT RK 21-151. Het verzoek is ingediend door mr. R.W.A. Brunninkhuis q.q., die als eiser optreedt, bijgestaan door mr. A.S. Snel. De procedure is niet ter zitting behandeld, aangezien een verschoningsverzoek niet verplicht ter terechtzitting hoeft te worden behandeld. De rechter heeft het verzoek gebaseerd op eerdere bemoeienis met de zaak of met partijen, wat aanleiding gaf tot het verzoek om verschoning.
De beoordeling van het verzoek is gedaan aan de hand van de uitgangspunten van onpartijdigheid van de rechter. Uitzonderlijke omstandigheden kunnen echter een aanwijzing opleveren dat een rechter vooringenomen is of dat er een terechte vrees voor partijdigheid bestaat. In dit geval heeft de rechter voldoende argumenten aangevoerd om het verzoek tot verschoning te rechtvaardigen. De verschoningskamer heeft geoordeeld dat het verzoek terecht is ingediend, om de schijn van partijdigheid te vermijden. Dit betekent dat de behandeling van de hoofdzaak door een andere rechter moet worden overgenomen.
De beslissing van de verschoningskamer houdt in dat het verzoek tot verschoning wordt toegewezen, en dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond op het moment dat het verschoningsverzoek werd ingediend. Tevens is bepaald dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan de rechter en alle betrokken partijen. Deze beslissing is genomen in raadkamer op 1 april 2021 door de rechters J.A. van Steen, S.M. Krans en J.C. Sluymer, in tegenwoordigheid van de griffier.