ECLI:NL:RBDHA:2021:3705
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering opvang aan Nigeriaanse asielzoeker op basis van coronamaatregelen en verblijfsstatus
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure waarbij een Nigeriaanse eiser, die geen recht op opvang zou hebben, in beroep ging tegen de beslissing van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). De eiser had op 23 maart 2020 een aanvraag ingediend voor opvang en verstrekkingen, maar zijn aanvraag werd afgewezen omdat hij niet als asielzoeker of gelijkgestelde vreemdeling werd beschouwd volgens de geldende regelgeving. De rechtbank oordeelde dat de coronamaatregelen niet gelijkgesteld konden worden aan de situatie zoals bedoeld in artikel 64 van de Vreemdelingenwet, en dat de eiser geen recht op opvang had. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden van de eiser niet bijzonder genoeg waren om een uitzondering te maken op de regels die voor opvang gelden.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de eiser, die eerder uit de opvang was vertrokken, zijn rechtmatig verblijf had verloren. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat hij recht op opvang had op basis van de Opvangrichtlijn en de situatie van mensenhandel, niet gevolgd. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij zich in een situatie bevond die gelijkgesteld kon worden aan de medische omstandigheden die artikel 64 van de Vw vereisen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.