In deze zaak heeft eiser, een individu, een verzoek ingediend bij de politie Den Haag om inzage in zijn persoonsgegevens op basis van artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg). Dit verzoek was gericht op het verkrijgen van informatie over wie inzage heeft gehad in zijn gegevens en aan wie deze gegevens zijn verstrekt. De politie heeft in een besluit van 23 december 2019 geantwoord dat niet alle informatie beschikbaar was, maar dat een deel van de gegevens niet kon worden verstrekt ter bescherming van de rechten van derden. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank overweegt dat de politie terecht heeft geweigerd om de gevraagde informatie te verstrekken. De rechtbank stelt vast dat de Wpg een systeem kent waarbij politiegegevens vrijelijk kunnen worden uitgewisseld tussen politiemedewerkers, maar dat deze medewerkers niet onder de categorieën van ontvangers vallen zoals bedoeld in artikel 25 van de Wpg. Eiser heeft daarom geen recht op informatie over welke politiemedewerkers inzage hebben gehad in zijn gegevens.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar oordeelt dat de politie niet tijdig heeft gereageerd op het verzoek van eiser. Hierdoor wordt de politie veroordeeld tot betaling van de proceskosten die eiser heeft gemaakt, vastgesteld op € 267,-. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.