ECLI:NL:RBDHA:2021:3688
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. L.J. Blijdorp, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De aanvraag was eerder afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zich liet vertegenwoordigen door mr. F. Schoots. De verzoekers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 29 mei 2020, waarin hun bezwaar tegen de afwijzing van hun aanvraag ongegrond werd verklaard.
De zitting vond plaats op 11 december 2020, waar de verzoekers aanwezig waren met hun gemachtigde en een tolk. De voorzieningenrechter heeft op 13 april 2021 uitspraak gedaan. In een eerdere uitspraak van dezelfde dag heeft de meervoudige kamer van de rechtbank al een beslissing genomen op het beroep van de verzoekers, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening kwam te vervallen. De voorzieningenrechter heeft daarom de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.