ECLI:NL:RBDHA:2021:3685

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
14 april 2021
Zaaknummer
09-842156-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige ondergeschikte door postcommandant van reddingsbrigade

De Rechtbank Den Haag heeft op 14 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige ondergeschikte. De zaak betreft een postcommandant van een reddingsbrigade die gedurende een periode van meer dan een jaar seksuele handelingen heeft gepleegd met een minderjarige lifeguard, die op het moment van de eerste handelingen 15 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een hiërarchische gezagsverhouding tussen de verdachte en het slachtoffer, wat de vrijwilligheid van de handelingen in twijfel trok. De verdachte heeft het slachtoffer aangespoord om met anderen te praten over hun relatie, ondanks het risico op vervolging voor hemzelf.

De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het plegen van ontuchtige handelingen met de minderjarige, waarbij de seksuele handelingen ernstig inbreuk maakten op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank weegt mee dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen en dat hij zijn leven op orde heeft. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 61 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer, die psychische problemen ondervond na de relatie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842156-19
Datum uitspraak: 14 april 2021
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag 1] 1990 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 31 maart 2021.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. I.A. van Straalen, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. M. Kampen heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 121 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2016 tot en met 11 maart 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, met [slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, meermalen, althans eenmaal, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , te weten (telkens) het:
- (meermalen) plaatsen/houden van zijn, verdachtes, penis in/tegen de anus en/of tegen/tussen de billen van [slachtoffer] en/of
- (meermalen) (laten) plaatsen/houden van zijn, verdachtes, penis in de mond
van [slachtoffer] en/of het laten zuigen en likken aan zijn penis door [slachtoffer] en/of
- (meermalen) plaatsen van de penis van [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond en/of (vervolgens) het zuigen en/of likken aan de penis van [slachtoffer] en/of
- (meermalen) aftrekken en/of betasten/strelen van de (ontblote) penis van [slachtoffer]
en/of
- (meermalen) laten aftrekken en/of betasten/strelen van zijn, verdachtes, (ontblote) penis door [slachtoffer] ;
2. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 maart 2017 tot en met 31 januari 2018 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, (meermalen) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige pupil en/of aan een zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en/of zijn minderjarige ondergeschikte, te weten met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2001, door (meermalen):
- zijn, verdachtes, penis in de mond van [slachtoffer] te (laten) plaatsen/houden en/of het laten zuigen en likken aan zijn penis door [slachtoffer] en/of
- de penis van [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond te plaatsen/houden en/of
(vervolgens) het zuigen en/of likken aan de penis van [slachtoffer] en/of
- de (ontblote) penis van [slachtoffer] af te trekken en/of te betasten/strelen
en/of
- zijn, verdachtes, (ontblote) penis te laten aftrekken en/of te laten betasten/strelen door [slachtoffer] ;

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

Bewijsoverweging feit 2

Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. [slachtoffer] was immers bij de reddingsbrigade weliswaar officieel in functie ondergeschikt aan de verdachte, maar dit heeft geen enkele rol gespeeld bij het plegen van de seksuele handelingen. Daarnaast was er sprake van vrijwilligheid bij het aangaan van de seksuele relatie.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt hiertoe in de eerste plaats dat zowel de verdachte als [slachtoffer] hebben verklaard dat er sprake was van een hiërarchische gezagsverhouding binnen de reddingsbrigade tussen de verdachte als postcommandant enerzijds en [slachtoffer] als lifeguard anderzijds. Een postcommandant kan opdrachten geven aan de lifeguard, zo verklaarde ook de verdachte ter zitting. Het bestanddeel ‘minderjarige ondergeschikte’ kan derhalve reeds daarom worden bewezen. De hoedanigheid van postcommandant kan bij [slachtoffer] voorts op zichzelf al tot een niet onaanzienlijke mate van afhankelijkheid van de verdachte hebben geleid, maar deze werd nog eens versterkt door het leeftijdsverschil van tien jaar tussen de verdachte en [slachtoffer] alsmede door de jonge leeftijd van [slachtoffer] , die nog slechts 16 jaar oud was ten tijde van het verweten feit. Dat maakt dat sprake was van een uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op [slachtoffer] . Bij dat alles moet in het oog worden gehouden dat juist bij kinderen van de leeftijd van het slachtoffer de grens tussen bewuste vrijwilligheid en onbewuste afhankelijkheid of bewondering diffuus kan zijn.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige ondergeschikte.

De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1. hij in de periode van 1 mei 2016 tot en met 11 maart 2017 te 's-Gravenhage met [slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, meermalen, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , te weten het:
- plaatsen/houden van zijn, verdachtes, penis in/tegen de anus en tegen de billen van [slachtoffer] en
- (meermalen) plaatsen/houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van [slachtoffer] en het laten zuigen en likken aan zijn penis door [slachtoffer] en
- (meermalen) plaatsen van de penis van [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond en (vervolgens) het zuigen en likken aan de penis van [slachtoffer] en
- (meermalen) aftrekken en betasten/strelen van de (ontblote) penis van [slachtoffer] en
- (meermalen) laten aftrekken en betasten/strelen van zijn, verdachtes, (ontblote) penis door [slachtoffer] ;
2. hij in de periode van 12 maart 2017 tot en met 31 januari 2018 te ’s-Gravenhage, (meermalen) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige ondergeschikte, te weten met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2001, door (meermalen):
- zijn, verdachtes, penis in de mond van [slachtoffer] te (laten) plaatsen/houden en het laten zuigen en likken aan zijn penis door [slachtoffer] en
- de penis van [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond te plaatsen/houden en (vervolgens) het zuigen en likken aan de penis van [slachtoffer] en
- de (ontblote) penis van [slachtoffer] af te trekken en te betasten/strelen en
- zijn, verdachtes, (ontblote) penis te laten aftrekken en te laten betasten/strelen door [slachtoffer] .

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft gedurende een langere periode ontucht gepleegd met een minderjarige ondergeschikte bij de vrijwillige reddingsbrigade. Toen de seksuele handelingen begonnen was het slachtoffer 15 jaar.
De verdachte stond in zijn functie als postcommandant hiërarchisch boven het tien jaar jongere slachtoffer met de functie van lifeguard. Door de gezagsverhouding, het leeftijdsverschil en de jonge leeftijd van het slachtoffer had de verdachte een zeker overwicht op het slachtoffer. Het is juist aan de meerdere van een dergelijk kind om zich van de bijzondere verhouding en de mogelijke onvolkomenheid van een schijnbare vrijwilligheid van het kind rekenschap te geven. De verdachte heeft echter prioriteit gegeven aan de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens en is daarbij voorbij gegaan aan de kwetsbaarheid van het minderjarige slachtoffer. Die kwetsbaarheid blijkt uit de psychische problemen, waaronder zelfmoordgedachten, die het slachtoffer kreeg nadat de seksuele relatie eindigde. De verdachte heeft ook de lichamelijk integriteit van het slachtoffer ernstig geschonden.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van de verdachte van 5 maart 2021. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze ter zitting naar voren zijn gebracht. De rechtbank weegt mee dat de verdachte zijn leven op orde heeft en zelf hulp heeft gezocht om te voorkomen dat feiten zoals het tenlastegelegde in de toekomst nog eens gebeuren.
De rechtbank slaat in het voordeel van de verdachte in het bijzonder acht op de wijze waarop de verdachte het slachtoffer heeft bewogen om met iemand te praten over de seksuele relatie tussen hen toen het slachtoffer het hier moeilijk mee had, wetende dat dit waarschijnlijk zou betekenen dat hij vervolgd zou worden. Op dat moment heeft hij, anders dan daarvoor, de belangen van het slachtoffer laten prevaleren.
Strafmodaliteit en strafmaat
Op grond van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kan bij een veroordeling voor een misdrijf waarop een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld en welk misdrijf een ernstige inbreuk op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer tot gevolg heeft gehad, in beginsel geen taakstraf worden opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een ernstige inbreuk op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer nu de verdachte meerdere malen met zijn penis het lichaam van het slachtoffer is binnengedrongen. Dat binnendringen met de penis in de mond is reeds voldoende om de ernstige inbreuk aanwezig te oordelen. Dat geldt niet minder voor het binnendringen in de anus. De rechtbank kan dan ook geen taakstraf aan de verdachte opleggen, tenzij zij daarnaast een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf oplegt, zoals in het tweede lid van voormeld voorschrift is bepaald.
Gelet op de bovengenoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat het slachtoffer zelf geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de verdachte wenselijk acht, zal de rechtbank volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, te weten één dag.
De rechtbank acht daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur op zijn plaats om zo te voorkomen dat de verdachte in de komende twee jaar opnieuw de fout in gaat.
Gelet op de ernst van het feit zal de rechtbank naast de gevangenisstraf ook de maximale taakstraf opleggen.

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b*, 14c*, 22c*, 22d*, 57, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht;
De voorschriften met een * zijn toegepast zoals ze gelden ten tijde van deze uitspraak. De overige voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde golden..

De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
ontucht plegen met zijn minderjarige ondergeschikte, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 61 (EENENZESTIG) dagen;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
60 (ZESTIG) dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:

een taakstraf voor de tijd van 240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN;

beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H.M. Smelt, voorzitter,
mr. F.X. Cozijn, rechter,
mr. N. Achahbar, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Westhoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 april 2021.