In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E.R. Weegenaar, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 3 september 2020 was genomen. Dit besluit hield in dat eiser Nederland binnen 28 dagen diende te verlaten en dat er een inreisverbod voor de duur van twee jaar was opgelegd.
Tijdens de zitting, die op 2 maart 2021 via Skype plaatsvond, bleek dat de gemachtigde van eiser geen contact meer had met hem. De gemachtigde kon geen contactgegevens van eiser verkrijgen, waardoor er geen communicatie mogelijk was. Dit leidde tot de conclusie dat eiser kennelijk geen procesbelang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank overwoog dat, gezien het gebrek aan contact tussen eiser en zijn gemachtigde, eiser geen rechtens te beschermen belang had bij de beoordeling van het beroep.
Hierop heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.