Op 24 maart 2021 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende internationale kinderontvoering. Het verzoek was ingediend door de vader, [Y], wonende in Frankrijk, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.A.M. Schoenmakers. De moeder, [X], verblijvende in [plaats], was vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Ferwerda. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder het verzoekschrift en een verweerschrift van de moeder. De zaak werd behandeld via een videoverbinding tijdens een regiezitting op 26 januari 2021, waarbij de (kinder)rechter mr. J.T.W. van Ravenstein aanwezig was. Tijdens deze zitting werd crossborder mediation gefaciliteerd door het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering, wat leidde tot overeenstemming tussen de ouders.
De rechtbank heeft vervolgens het verzoek van de vader tot opname van de vaststellingsovereenkomst in de beschikking beoordeeld. Deze overeenkomst bevatte de onderlinge regeling van de ouders met betrekking tot de ouderlijke verantwoordelijkheid voor hun minderjarige kind, geboren in 2018 in Frankrijk. De rechtbank heeft besloten om de vaststellingsovereenkomst op te nemen in de beschikking, waarbij Nederlands recht als interne recht werd toegepast. Alle overige verzoeken zijn als ingetrokken beschouwd.
De beschikking is uitgesproken ter openbare zitting en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank heeft de beschikking gegeven door mr. J.T.W. van Ravenstein, in samenwerking met mr. M. Corver, griffier.