ECLI:NL:RBDHA:2021:3605
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen ongegrondverklaring van verblijf als gemeenschapsonderdaan en middelen van bestaan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende het verblijf van eiseres als gemeenschapsonderdaan. Eiseres, een Duitse nationaliteit houdende vrouw, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin haar bezwaar tegen de vaststelling dat zij nooit rechtmatig verblijf had, kennelijk ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 21 januari 2019 in Nederland staat ingeschreven, maar dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij voor die datum rechtmatig verblijf had. Eiseres ontving sinds 5 maart 2019 een bijstandsuitkering, maar verweerder stelde vast dat zij niet voldeed aan de voorwaarden voor verblijf als gemeenschapsonderdaan, zoals het hebben van zelfstandige middelen van bestaan of een sterke band met Nederland. De rechtbank heeft de belangenafweging van verweerder gevolgd en geoordeeld dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.