ECLI:NL:RBDHA:2021:3605

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
AWB 20/7382
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ongegrondverklaring van verblijf als gemeenschapsonderdaan en middelen van bestaan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende het verblijf van eiseres als gemeenschapsonderdaan. Eiseres, een Duitse nationaliteit houdende vrouw, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin haar bezwaar tegen de vaststelling dat zij nooit rechtmatig verblijf had, kennelijk ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 21 januari 2019 in Nederland staat ingeschreven, maar dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij voor die datum rechtmatig verblijf had. Eiseres ontving sinds 5 maart 2019 een bijstandsuitkering, maar verweerder stelde vast dat zij niet voldeed aan de voorwaarden voor verblijf als gemeenschapsonderdaan, zoals het hebben van zelfstandige middelen van bestaan of een sterke band met Nederland. De rechtbank heeft de belangenafweging van verweerder gevolgd en geoordeeld dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/7382

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.R.J. Maas).

Procesverloop

Bij besluit van 7 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de vaststelling dat zij nooit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft gehad, kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens waren aanwezig de heer [Naam 2], de partner van eiseres, en mevrouw [Naam 3], diens moeder. Verweerder is met voorafgaand bericht niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Duitse nationaliteit. Met ingang van 21 januari 2019 staat zij ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP) in Nederland.
2. De gemeente Terneuzen heeft aan verweerder gemeld dat eiseres per 5 maart 2019 een bijstandsuitkering ontvangt. Verweerder heeft vervolgens aan eiseres meegedeeld dat hij een onderzoek heeft ingesteld naar de rechtmatigheid van haar verblijf in Nederland. Eiseres heeft daarop gereageerd.
3. Bij besluit van 19 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat eiseres nooit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft gehad. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken dat eiseres in Nederland heeft gewerkt, geregistreerd is geweest als werkzoekende met een reële kans op werk, of voldoende zelfstandig vermogen heeft gehad om van te leven. Daarnaast stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres een sterkere band heeft met Duitsland.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard. Op wat eiseres daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De inwoner van de Europese Unie die langer dan drie maanden wil verblijven in een andere lidstaat dan de lidstaat waarvan hij de nationaliteit heeft, moet aan een aantal voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden staan in de Richtlijn 2004/38/EG (Verblijfsrichtlijn). In Nederland zijn deze voorwaarden overgenomen in artikel 8.7 tot en met 8.25 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
6. Eiseres voert aan dat zij van 2017 tot 2019 kon leven van het vermogen van haar partner. Verweerder heeft in het bestreden besluit echter terecht opgemerkt dat daarmee geen sprake is van zelfstandige middelen van bestaan zoals bedoeld in artikel 8.12, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vb. Daarnaast heeft eiseres geen aanknopingspunten naar voren gebracht op basis waarvan zou kunnen worden aangenomen dat zij rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft gehad als werknemer, zelfstandige of werkzoekende zoals bedoeld in onderdeel a van dat artikellid. Om die reden kan eiseres geen aanspraak maken op de uitzonderingen die zijn genoemd in het tweede lid voor situaties van tijdelijke arbeidsongeschiktheid of onvrijwillige werkloosheid. De door eiseres overgelegde brief van haar huisarts van 7 oktober 2020 kan haar daarom niet baten.
7. Bij de vaststelling dat er geen sprake is van rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan moet verweerder altijd een belangenafweging maken. Verweerder heeft dat in het geval van eiseres ook gedaan. Eiseres voert aan dat deze belangenafweging ten onrechte in haar nadeel is uitgevallen. De rechtbank volgt haar daarin niet gelet op het volgende.
8. Verweerder is ervan uitgegaan dat eiseres sinds 21 januari 2019 in Nederland verblijft. Eiseres stelt echter dat zij al sinds 2013 in Nederland woont, zodat er een sterkere band met Nederland is dan de band waar verweerder vanuit gaat. Verweerder heeft echter terecht overwogen dat eiseres dit niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiseres heeft brieven van haar partner, schoonmoeder en kennissen overgelegd. Uit deze brieven kan echter niet worden afgeleid dat eiseres vóór 21 januari 2019 niet slechts incidenteel in Nederland heeft gewoond omdat de brieven daarvoor te summier zijn. Daarnaast heeft eiseres een overeenkomst voor het doen van modellenwerk op 27 augustus 2016 te Utrecht en een registratie van een tweetal meldingen bij de politie in Utrecht in 2016 en 2017 overgelegd. Daaruit kan ook niet worden afgeleid dat eiseres vóór 21 januari 2019 niet slechts incidenteel in Nederland heeft gewoond omdat deze stukken zien op momentopnamen.
9. Verder stelt eiseres dat de gemeente Terneuzen een belemmerende rol heeft gespeeld. Zij stelt dat zij in het kader van arbeidsinschakeling Nederlandse taallessen moest volgen die onder haar niveau waren. Ook stelt zij dat zij een andere training moest volgen waar haar prompt zou zijn verteld dat zij eerst een traject van psychotherapie moest ondergaan. Vervolgens zou echter de begeleiding zijn opgehouden. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze stellingen niet in het voordeel van eiseres meewegen. Eiseres heeft deze gang van zaken namelijk niet onderbouwd. Voor zover er toch van deze gang van zaken zou moeten worden uitgegaan, is bovendien niet gebleken dat het voor eiseres onmogelijk zou zijn geworden om te voldoen aan haar plicht tot arbeidsinschakeling.
10. Ten slotte kunnen de gestelde psychische problemen van eiseres niet in haar voordeel meewegen omdat niet aannemelijk is gemaakt dat zij hiervoor in Nederland beter kan worden behandeld dan in Duitsland.
11. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Hamans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.