6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord op zijn vrouw, door haar in het ziekenhuis een toilet in te trekken, haar vervolgens met twee messen meermalen te steken over het hele lichaam en daarmee levensbedreigende verwondingen toe te brengen. Dat zijn vrouw deze – zoals de verdachte het zelf noemde – ‘afslachting’ heeft overleefd, is geheel en alleen te danken aan het medisch ingrijpen. De verdachte heeft geprobeerd zijn vrouw, die zich bij hem het meest veilig zou moeten voelen, het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, te ontnemen. Zijn vrouw heeft, zoals zij het in haar slachtofferverklaring verwoordde, behalve lichamelijke pijn (in verband met de operaties en maanden van revalidatie die zij heeft moeten ondergaan) vooral pijn in haar hart. Zij heeft grote gevoelens van angst en onveiligheid overgehouden aan wat de verdachte haar heeft aangedaan. De verdachte heeft niet alleen bij zijn vrouw, maar ook bij alle omstanders in het ziekenhuis en de samenleving als geheel gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank moet op grond van het vorenstaande het uitgangspunt voor de strafoplegging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur zijn. Voor de vraag naar de duur van de straf en of naast de oplegging daarvan een maatregel moet worden opgelegd, dan wel of er aanleiding bestaat een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen, overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende.
Strafblad
Uit het strafblad van de verdachte van 3 maart 2021 blijkt dat hij in Nederland niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Persoon van de verdachte
De verdachte is onderzocht door dr. [naam 1] , psychiater, en drs. [naam 2] , psycholoog. Beide deskundigen hebben geadviseerd tot een observatie in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC). De rechtbank heeft dit advies opgevolgd.
Uit het PBC-rapport van 18 december 2020, opgesteld door [naam 3] , psychiater, en [naam 4] , GZ-pyscholoog blijkt het volgende.
Stoornis
De verdachte presenteerde zich op een sociaal wenselijke manier, terwijl deze presentatie niet kon verhullen dat hij zich snel slachtoffer voelt. De verdachte ontkent, bagatelliseert of externaliseert de door zijn familie verwoorde problemen en stelt zijn eigen visie op de werkelijkheid centraal en probeert anderen daarvan te overtuigen. Vanwege zijn egocentrisme en geringe empathische vermogens heeft hij weinig of geen oog voor wat hij bij anderen teweeg brengt. Deze kenmerken gaan verder dan wat past bij de culturele achtergrond van de verdachte en moeten mede daarom worden gezien als disfunctionele persoonlijkheidskenmerken. Deze zijn in het leven van de verdachte zodanig consistent van invloed op zijn handelen dat van een persoonlijkheidsstoornis kan worden gesproken met narcistische, borderline en antisociale trekken.
Toerekeningsvatbaarheid
Ten tijde van het bewezenverklaarde werd de verdachte nadrukkelijk beïnvloed door de beperkingen en kwetsbaarheden van deze persoonlijkheidsstoornis. Mede door verdachtes persoonlijkheidspathologie was er al veel langer sprake van relationele spanningen. Deze namen de weken voorafgaand aan het bewezenverklaarde sterk toe door de ruzie met zijn vrouw en de buurman en door het huisverbod. Toen zijn vrouw op 23 augustus 2019 niet inging op zijn voorstellen, kwam hij tot het bewezenverklaarde. In verdachtes handelen zien de deskundigen een sterke samenhang met hevige woede door de toenemende narcistische gekrenktheid. Ook de borderline en antisociale trekken zijn in het bewezenverklaarde in enige mate zichtbaar, in die zin dat de verdachte iedere nuance uit het oog verloor en hij geen rekening hield met de gevolgen. Gelet op de doorwerking van de persoonlijkheidsstoornis in het bewezenverklaarde, adviseren de deskundigen het bewezenverklaarde de verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
Recidiverisico
De kans op herhaling wordt door de deskundigen ingeschat als hoog als de verdachte onbehandeld zou terugkeren naar de situatie van voor zijn aanhouding. Het gaat dan met name om relationeel geweld en niet zozeer om geweld naar onbekenden. De persoonlijkheidsstoornis en daarmee samenhangende kwetsbaarheden zijn onverminderd aanwezig. Daarbij heeft de verdachte nog steeds de overtuiging dat de werkelijke oorzaak van het bewezenverklaarde en de relatieproblemen niet bij hem, maar bij zijn vrouw en haar broers moet worden gezocht. Zijn gekrenktheid is aangewakkerd door de verklaringen die zijn vrouw, haar broers en andere getuigen hebben afgelegd na het bewezenverklaarde. Bij hernieuwd contact met zijn vrouw (al is het in de vorm van het opstellen van een omgangsregeling met de kinderen) en haar broers is de kans groot dat de dynamiek van heftige narcistische krenkingen zich opnieuw zal voordoen.
Behandelmogelijkheden
Om het recidiverisico te verminderen is een intensieve en langdurige behandeling nodig, die gericht is op het vergroten van verdachtes inzicht in de beperkingen en kwetsbaarheden van zijn persoonlijkheidsstoornis, op de relatieproblemen met zijn vrouw, kinderen en verdere familie, op uitbereiding van zijn probleemoplossende vaardigheden en versterking van zijn agressie- en impulsregulatie. Een dergelijke behandeling dient klinisch te beginnen in een beveiligde omgeving waar verdachte zich niet kan onttrekken en waar resocialisatie zorgvuldig begeleid wordt. De behandeling zal moeizaam verlopen, niet alleen vanwege de taalbarrière, maar vooral omdat de verdachte in sterke mate de oorzaak van de problemen externaliseert, zijn eigen rol minimaliseert en niet doordrongen is van de noodzaak van behandeling. Gelet hierop is een behandeling in een voorwaardelijk kader gedoemd te mislukken, ook omdat meer toezicht op resocialisatie nodig is dan geboden kan worden in voorwaardelijke kaders, zeker in de vorm van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. De deskundigen adviseren daarom om de verdachte een behandeling op te leggen in het kader van een terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met bevel tot dwangverpleging van overheidswege.
Blijkens het reclasseringsrapport van 22 december 2020, opgesteld door [naam 5] , sluit de reclassering zich aan bij het advies van de deskundigen om tbs met dwangverpleging op te leggen.
Conclusie van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de PBC-rapportage op zorgvuldige wijze tot stand gekomen en worden de conclusies gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt deze conclusies dan ook over.
Gezien het vorenstaande overweegt de rechtbank dat haar voldoende is gebleken dat de verdachte ten tijde van het feit leed aan een persoonlijkheidsstoornis met narcistische, borderline en antisociale trekken, dat de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en dat het recidivegevaar hoog is.
Gelet op de aard van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de inhoud van de PBC-rapportage, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte thans onmiskenbaar een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen en dat behandeling van zijn stoornis noodzakelijk en vereist is om herhaling van ernstige geweldsdelicten te voorkomen. De rechtbank acht het dan ook onverantwoord om de verdachte zonder behandeling in de maatschappij te laten terugkeren.
Het advies van de deskundigen maakt naar het oordeel van de rechtbank inzichtelijk waarom de verdachte niet succesvol kan worden behandeld binnen een voorwaardelijk kader; noch in het kader van een deels voorwaardelijke straf, noch in het kader van tbs met voorwaarden.
Dit alles maakt dat de rechtbank de maatregel van tbs met dwangverpleging aan de verdachte zal opleggen.
Aan de wettelijke voorwaarden voor het kunnen opleggen van deze maatregel is voldaan. Het bewezen verklaarde feit betreft een misdrijf als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht (misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld), tijdens het begaan van dit feit bestond bij de verdachte een persoonlijkheidsstoornis en de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van deze maatregel.
Verder overweegt de rechtbank uitdrukkelijk dat de maatregel van tbs met dwangverpleging wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten een poging tot moord. Om die reden zal, gelet op het bepaalde in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, een totale duur van de maatregel van meer dan vier jaren niet op voorhand zijn uitgesloten.
De rechtbank, afwegende hetgeen is overwogen omtrent de strafwaardigheid van het delict en anderzijds de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, rekening houdende met de omstandigheid dat ter voorkoming van recidive de verdachte dient te worden behandeld en hem daartoe de maatregel van tbs met dwangverpleging zal worden opgelegd, is van oordeel dat naast het opleggen van deze maatregel tevens het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren passend en geboden is.