2.24.De inspecteur heeft het teruggaafverzoek beoordeeld en zijn voornemen tot afwijzing daarvan bij brieven van 7 november 2016 en 16 januari 2017 aan Verjo meegedeeld. Verjo is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren, wat zij bij brief van 7 februari 2017 heeft gedaan. De inspecteur heeft bij brief van 20 april 2017 een definitief oordeel over de ingediende suppletieaangiften gegeven en de verzoeken afgewezen. Deze brief luidt, voor zover nu van belang, als volgt:
“Op 22 juli 2016 heeft u namens uw cliënt, Verjo BV met fiscaal nummer (…) (hierna: Verjo BV of belanghebbende) suppletieaangiftes omzetbelasting ingediend over de tijdvakken in de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 maart 2016. Het gaat hier om zogenaamde negatieve suppleties. Deze suppleties heb ik in behandeling genomen als een bezwaar tegen de voldoening op aangifte.
Ontvankelijkheid
In mijn brief van 7 november 2016 heb ik uw bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. In deze brief heb ik u aan de beroepsmogelijkheden gewezen tegen deze niet ontvankelijkheidsverklaring.
Ambtshalve beoordeling
Een te laat ingediend bezwaarschrift wordt op grond van artikel 65 Algemene wet inzake rijksbelastingen ambtshalve in behandeling genomen. Dit is verder uitgewerkt in het Besluit Fiscaal Bestuursrecht van 15 februari 2016, BLKB 2016/19. In paragraaf 23 lid 9 letter b staat het volgende:
‘De termijn waarbinnen de belanghebbende aanspraak kan maken op het ambtshalve verlenen van vermindering of teruggaaf van belasting vervalt: (...) voor aangiftebelastingen door verloop van vijf jaar na het einde van het belastingjaar waarin de belastingschuld is ontstaan of waarop de teruggaaf betrekking heeft.”
Dat houdt in dat ik de suppleties over de tijdvakken in de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2010 niet in behandeling neem.
De suppleties over de tijdvakken in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 maart 2016 zal ik ambtshalve beoordelen als verzoek om het ambtshalve verlenen van teruggaaf van de omzetbelasting.
Samenvatting van het verzoek
Verjo BV verricht samengestelde prestaties. Zij levert verkeersleermiddelensets: theorieboeken, e-learnings en examentrainingen. De onderdelen van deze handelingen vallen onder de verschillende tarieven van omzetbelasting. Verjo BV past het juiste tarief omzetbelasting toe. Zij maakt namelijk splitsing in verschillende prestaties. Voor de levering van de theorieboeken brengt Verjo BV het verlaagde tarief in rekening, voor de overige leveringen en diensten brengt Verjo BV het algemene tarief in rekening.
Het is niet in geschil dat belanghebbende conform de wettelijke regeling handelt. Belanghebbende geeft echter aan dat verschillende concurrenten het onjuiste tarief hanteren. Door de onjuiste toepassing van het verlaagde tarief, verkeert Verjo BV in een slechtere concurrentiepositie.
Belanghebbende is van mening dat een juiste wetstoepassing ten aanzien van Verjo BV achterwege moet blijven. Verjo BV vindt dat zij het verlaagde tarief mocht toepassen op alle handelingen. Zij beroept zich op het gelijkheidsbeginsel.
Beoordelingen en conclusies
Ik ben van mening dat uw beroep op gelijkheidsbeginsel ongegrond is. In mijn brief van 7 november 2016 heb ik u mijn voornemen medegedeeld om uw verzoek na de ambtshalve beoordeling af te wijzen. In aansluiting daarop heeft op 16 december 2016 een gesprek met belanghebbende plaats gevonden. Ik heb belanghebbende de mogelijkheid geboden om haar beroep op het gelijkheidsbeginsel -meer specifiek: het beroep op schending van de meerderheidsregel - nader te onderbouwen. In mijn brief van 16 januari 2017 heb ik - met inachtneming van de daarvoor relevante regelgeving en jurisprudentie - uiteengezet waarom het beroep van op schending van de meerderheidsregel niet opgaat. In deze brief heb ik belanghebbende nogmaals de mogelijkheid geboden om te reageren. Verjo BV heeft gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Dat heeft geleid tot de brief van 7 februari 2017. Deze reactie vormt geen aanleiding om de voorgenomen afwijzing aan te passen.
Ik realiseer me dat de onjuiste toepassing van het verlaagde tarief door de concurrenten van belanghebbende de nadelige gevolgen heeft voor de marktpositie van Verjo BV. Het werkelijke probleem ligt echter niet in de schending van het gelijkheidsbeginsel, maar op het gebied van de handhaving.
Binnen de mogelijkheden neemt de Belastingdienst stappen om de juiste wetstoepassing door de concurrenten daar waar nodig af te dwingen. Na de ambtshalve beoordeling wijs ik uw verzoek af. Omdat u tegen deze ambtshalve beoordeling geen beroep kunt instellen bij de bestuursrechter, verwijs ik u naar de mogelijkheid om de privaatrechtelijk weg te bewandelen. U heeft daarbij twee mogelijkheden.
Ten eerste, u kunt een schadeclaim indienen bij de Directeur Belastingdienst (…) via het formulier ‘Verzoek schadevergoeding’ Het formulier kunt u vinden op de website van de belastingdienst: (…)
Ten tweede, u kunt de schadeclaim rechtstreeks bij de burgerlijke rechter indienen.”