ECLI:NL:RBDHA:2021:3495

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
NL20.9715
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van een Eritrese eiseres en de onzorgvuldigheid van het bestreden besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, van Eritrese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank constateert dat het bestreden besluit niet inzichtelijk is en onvoldoende gemotiveerd. Eiseres had verklaard dat zij de oproep voor militaire dienst niet had geopend en gelezen, maar de rechtbank oordeelt dat dit slechts een deel is van een veel groter asielrelaas. Tijdens de zitting bleek dat er verwarring was ontstaan tijdens de verschillende gehoren, maar dat eiseres bij gerichte vragen duidelijke antwoorden kon geven.

De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris niet voldoende is ingegaan op de correcties en aanvullingen die door eiseres zijn aangebracht, en dat niet alle relevante verklaringen van eiseres zijn betrokken bij de beoordeling. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat het standpunt van de Staatssecretaris dat het asielrelaas ongeloofwaardig is, niet kan standhouden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de Staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.9715

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.M.A. Breuls),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. Luik).

ProcesverloopBij besluit van 14 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 december 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw S.B. Aniania. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Eritrese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum].
Zij heeft verklaard dat zij onderweg naar Godaif was om inkopen te doen, toen zij in een razzia terecht kwam. Zij is - samen met andere mensen die daar waren opgepakt -meegenomen naar het zevende politiebureau en vervolgens naar Adi Abeto gebracht en daar twee weken vastgehouden. Daarna is zij naar een militair kamp in Kolakul overgebracht. Na één nacht in dat kamp hebben verbleven, is zij in de vroege ochtend ontsnapt en naar haar ouderlijk huis gegaan. Daar heeft zij een oproep ontvangen om haar militaire dienstplicht te vervullen en is zij gevlucht.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst
- militaire dienstplicht
- illegale uitreis uit Eritrea.
Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig, maar de andere twee elementen niet.
Eiseres heeft het standpunt van verweerder gemotiveerd betwist. De rechtbank zal de relevante beroepsgronden hierna bespreken.
3. Allereerst merkt de rechtbank op, zoals zij ook ter zitting heeft gedaan, dat het bestreden besluit niet of onvoldoende inzichtelijk is vanwege het grote aantal verwijzingen (naar het voornemen) die veelal ook onduidelijk zijn en vooral vragen oproepen.
Verder overweegt de rechtbank als volgt.
Militaire dienstplicht
4. Naar aanleiding van de behandeling ter zitting heeft verweerder erkend dat (anders dan in het voornemen en het bestreden besluit is verwoord) eiseres ten tijde van de razzia niet was getrouwd en dus voor militaire dienst kon worden opgeroepen, en dat moeders in het algemeen wel vrijstelling van de dienstplicht kunnen krijgen, maar dat daar in de praktijk van kan worden afgeweken.
Voorts heeft verweerder ter zitting verklaard dat de passages in het voornemen en het bestreden besluit die gaan over een oproep die een buurmeisje van eiseres zou hebben gekregen, niet relevant zijn.
Met betrekking tot dit onderwerp resteert dan alleen de verklaring van eiseres dat zij de voor haar bestemde militaire oproep niet heeft geopend en gelezen, hoewel haar moeder die wel heeft gekregen. Die verklaring heeft verweerder bevreemdend kunnen vinden.
Razzia
5. In het bestreden besluit betwist verweerder niet meer dat razzia’s voor komen, maar stelt dat eiseres op dat punt vage en summiere verklaringen heeft afgelegd. Verweerder beschouwt als vaag de verklaring dat tijdens de razzia willekeurig mensen zijn opgepakt, dat deze mensen vervolgens werden vastgehouden vanwege het ontlopen van militaire dienstplicht, maar dat ze niet zijn ondervraagd omdat daar geen tijd voor was. Omdat Eritrea uitzonderingen kent op de militaire dienstplicht, valt niet in te zien dat deze mensen gedurende de twee weken dat zij vast zaten niet zijn gehoord, maar wel naar kampen zijn doorgestuurd, aldus verweerder.
5.1
De rechtbank stelt vast dat eiseres in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor heeft verklaard dat tijdens de razzia eerst iedereen gevraagd werd een mobiliteitskaart of schoolpas te tonen, en dat dus tijdens de razzia al een selectie had plaatsgevonden. Dit is ter zitting niet (langer) betwist door verweerder.
5.2
De rechtbank volgt verweerder verder niet in de stelling dat niet aannemelijk is dat mensen twee weken worden vastgehouden zonder hen te horen. Hiertoe acht de rechtbank van belang dat eiseres in het nader gehoord heeft verklaard dat het gerucht ging dat mensen die geen gehoor hadden gegeven aan hun oproep voor militaire dienst, scholieren die niet meer naar school gingen, jongeren die waren gedeserteerd en ongehuwde vrouwen waren opgepakt. Uit het relaas van eiseres kan dus blijken dat al tijdens de razzia een selectie is gemaakt, zodat niet valt uit te sluiten dat horen geen toegevoegde waarde had.
5.3
Ten slotte stelt de rechtbank vast dat verweerder ten aanzien van de razzia in het bestreden besluit heeft gesteld dat eiseres weliswaar een aantal details heeft gegeven, maar dat die niet doorslaggevend zijn omdat zij op cruciale punten vage, summiere en onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd; voor een uitgebreidere toelichting wordt in het besluit verwezen naar het voornemen. De rechtbank merkt op dat - ook ter zitting - onduidelijk is gebleven welke toelichting in het voornemen wordt bedoeld
Ontsnapping
6. Wat betreft de ontsnapping van eiseres uit het militaire trainingskamp Kolakul heeft verweerder in het voornemen overwogen dat eiseres daarover vaag en onlogisch heeft verklaard. Zo heeft zij verklaard dat zij vroeg in de ochtend haar behoefte moest doen en vervolgens snel ongezien is weggelopen en de bus heeft gepakt. Dat vindt verweerder uiterst onwaarschijnlijk, omdat het kamp volgens eiseres door soldaten werd bewaakt. In dat verband merkt verweerder verder op dat niet waarschijnlijk is dat eiseres eerst voor de duur van twee weken onder strenge bewaking in een ruimte is vastgehouden en vervolgens naar een tent in een open gebied zonder omheining in Kolakul is gebracht, waaruit ze eenvoudig zou kunnen ontsnappen. In het bestreden besluit heeft verweerder dat standpunt gehandhaafd.
6.1
De rechtbank volgt verweerder daarin niet zonder meer. Eiseres heeft verklaard, en in de correcties en aanvullingen verduidelijkt, dat zij eerst twee weken is vastgehouden in Adi Abeto, een gevangenis. Het komt de rechtbank niet zonder meer vreemd voor dat een gevangenis zwaarder wordt bewaakt dan een trainingskamp. Dat bevreemdend zou zijn dat eiseres na haar ontsnapping met het openbaar vervoer naar haar ouderlijk huis zou zijn gegaan, heeft verweerder niet toegelicht.
Illegale uitreis
De reis naar Teweldia
7. In het voornemen en het bestreden besluit stelt verweerder dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over de reis van Barentu naar Teweldia. Verweerder merkt op dat eiseres eerst heeft verklaard dat zij met de auto van Barentu naar Tokombia is gegaan (het eerste deel van de reis) en later dat ze dat deel van de reis per bus heeft afgelegd.
In de correcties en aanvullingen heeft eiseres uitgelegd dat zij het woord ‘mekina’ voor het vervoermiddel heeft gebruikt. Dat woord wordt volgens de tolk in het Tigrinya gebruikt voor alles wat vier wielen heeft. Verweerder heeft dit niet meer betwist, zodat kan worden vastgesteld dat eiseres op dit punt geen tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd.
7.1
Voorts stelt verweerder dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over het eindpunt van het eerste deel van de reis, omdat zij in het aanmeldgehoor heeft verklaard dat zij van Barentu naar Tokombia is gegaan, en in het nader gehoor dat zij van Barentu naar Mereb is gegaan. Ter zitting heeft eiseres uitgelegd dat zij met de bus van Barentu naar Mereb is gereisd, dat Mereb een water vlak buiten Tokombia is, dat zij dus niet in Tokombia zelf is geweest, maar dat zij wel heeft gereisd met de bus van Barentu in de richting van Tokombia. Die verklaring is niet tegenstrijdig met wat zij eerder heeft verklaard.
7.2
Ten slotte stelt verweerder dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over haar ontmoeting met medewerkers van het Rode Kruis.
In het aanmeldgehoor heeft eiseres verklaard: “Voordat we bij het Rode Kruis aankwamen, heeft de veiligheidsdienst van Eritrea ons gezien en heeft op ons geschoten. We zijn toen richting de Rode Kruis post gerend.”
In het nader gehoor heeft eiseres verklaard: “Nee, we zijn niet gerend. Toen wij de schoten hoorden gingen we liggen. Daarna zijn we overgestoken. We kwamen bij de Tigre terecht. Dat was dicht bij elkaar. Ik heb niet gezegd dat we hebben gerend naar de Rode Kruis post.”
In de correcties een aanvullingen heeft eiseres op dit punt opgemerkt: “In aanvulling op de uitleg hier van cliënte dat ze hebben gewacht tot mensen van het Rode Kruis hen kwamen ophalen, legt cliënte uit dat ze, toen het Rode Kruis arriveerde, ze naar de auto's zijn toegerend. Dus in die zin heeft cliënte ook geen wisselende verklaringen afgelegd. Het
"rennen" ziet enkel op het rennen vanuit de plek waar ze zich schuil hield bij de Tigre, tot aan de auto’s.”
Ter zitting heeft eiseres verklaard dat zij werden beschoten door het Eritrese leger en zijn gaan liggen, dat zij daarna de grens zijn overgestoken en naar Tigre zijn gerend en hebben gewacht op auto’s van het Rode Kruis.
Het is ook de rechtbank niet helemaal duidelijk wat eiseres nu precies heeft gedaan toen zij werd beschoten en naar wie zij wanneer is gerend, maar ter zitting heeft de tolk wel uitgelegd dat in het Tigrinya iedere hulpverlener als “Rode Kruis” wordt aangeduid. Hoewel de verklaringen van eiseres op dit punt niet helemaal duidelijk zijn, kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat zij tegenstrijdig heeft verklaard.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat het besluit niet inzichtelijk is, maar dat verweerder in elk geval de verklaring van eiseres dat zij de oproep voor militaire dienst niet heeft geopend en gelezen bevreemding wekkend heeft kunnen vinden. Dat is echter slechts één deel van een veel groter asielrelaas, en de rechtbank acht dat onvoldoende om alleen daarom het hele relaas niet aannemelijk te achten. De rechtbank merkt daarbij op dat duidelijk sprake is geweest van verwarring tijdens de verschillende gehoren, dat in de correcties en aanvullingen veel van die verwarring is opgehelderd en dat ter zitting is gebleken dat eiseres bij zeer gerichte vragen ook duidelijke antwoorden geeft.
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen, onvoldoende inzichtelijk is en ondeugdelijk is gemotiveerd, omdat verweerder niet voldoende is ingegaan op wat is aangevoerd in de correcties en aanvullingen en de zienswijze en niet alle relevante verklaringen van eiseres kenbaar heeft betrokken bij de beoordeling.
Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat verweerders standpunt dat het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig is, geen stand kan houden, omdat dit standpunt onvoldoende is gemotiveerd en het bestreden besluit daarom is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het beroep zal gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Verweerder moet een nieuw besluit nemen op de asielaanvraag, met inachtneming van deze uitspraak.
De rechtbank ziet geen mogelijkheid tot finale geschillenbeslechting, omdat het gaat om de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas en het primair aan verweerder is zich daarover uit te laten.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren, bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op
€ 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt van € 534,-, wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.M.J. Bouwman, rechter, in aanwezigheid van
J.M. van der Stouwe, griffier.
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.