In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, van Eritrese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank constateert dat het bestreden besluit niet inzichtelijk is en onvoldoende gemotiveerd. Eiseres had verklaard dat zij de oproep voor militaire dienst niet had geopend en gelezen, maar de rechtbank oordeelt dat dit slechts een deel is van een veel groter asielrelaas. Tijdens de zitting bleek dat er verwarring was ontstaan tijdens de verschillende gehoren, maar dat eiseres bij gerichte vragen duidelijke antwoorden kon geven.
De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris niet voldoende is ingegaan op de correcties en aanvullingen die door eiseres zijn aangebracht, en dat niet alle relevante verklaringen van eiseres zijn betrokken bij de beoordeling. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat het standpunt van de Staatssecretaris dat het asielrelaas ongeloofwaardig is, niet kan standhouden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de Staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.