ECLI:NL:RBDHA:2021:3491

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
11 april 2021
Zaaknummer
C/09/574329 / HA ZA 19-568
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot medewerking en dwangsom in deskundigenonderzoek bij aandelenovername

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 maart 2021 een beschikking gegeven in een geschil tussen DPB B.V. en verschillende gedaagden, waaronder MNP B.V. en andere vennootschappen. De rechtbank had eerder op 8 april 2020 een tussenvonnis gewezen waarin gedaagden waren veroordeeld om de aandelen van DPB in MNP over te nemen. Na een deskundigenonderzoek dat was bevolen op 23 december 2020, bleek dat de deskundige geen contact kon krijgen met de gedaagden, ondanks herhaalde verzoeken om informatie die noodzakelijk was voor de waardebepaling van de aandelen.

De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat gedaagden hun verplichtingen niet nakomen en heeft hen bevolen om binnen tien dagen de gevraagde informatie aan de deskundige te verstrekken. Tevens is er een dwangsom opgelegd van € 500 per dag voor elke dag dat het bevel niet wordt nagekomen, met een maximum van € 99.000. De rechter-commissaris heeft ook bepaald dat de deskundige gemachtigd is om binnen te treden op de vestigingslocatie van MNP en de woonadressen van de bestuurders indien de informatie niet tijdig wordt verstrekt.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagden onmiddellijk aan de bevelen moeten voldoen, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die zij zouden kunnen aanwenden. Deze beschikking benadrukt de verplichting van partijen om mee te werken aan het deskundigenonderzoek en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/574329 / HA ZA 19-568
beschikking van de rechter-commissaris van 24 maart 2021
in de zaak van
[eiseres] B.V., te Katwijk,
eiseres,
advocaat mr. M.C. Schepel te Den Haag,
tegen

1.[gedaagde 1] B.V., te Katwijk,

2.
[gedaagde 2] B.V., te Katwijk,
3.
[gedaagde 3] B.V., te Katwijk,
4.
[gedaagde 4], te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat: voorheen mr. J.M. Pol, nadien mr. P.J.Ph. Dietz de Loos te Wassenaar, nu zonder advocaat.
Eiseres wordt hierna DPB genoemd en gedaagden worden hierna respectievelijk MNP, PP Beheer, ACP Beheer en [gedaagde 4] genoemd. Gedaagden zullen tezamen ook worden aangeduid met MNP c.s.

1.De procedure

1.1.
In deze zaak heeft de rechtbank op 8 april 2020 een tussenvonnis gewezen. Daarin zijn gedaagden, kort gezegd, (al of niet voorwaardelijk) op de voet van artikel 2:343 van het Burgerlijke Wetboek (BW) veroordeeld de door DPB gehouden aandelen in MNP over te nemen. Na twee wrakingsprocedures heeft de rechtbank vervolgens bij tussenvonnis van 23 december 2020 een deskundigenonderzoek door de heer drs. [deskundige] RC RV (hierna ook: de deskundige) bevolen. Aan de deskundige is onder meer de vraag voorgelegd welke waarde de aandelen in MNP vertegenwoordigen per de datum van de waardering. Nadat het bepaalde voorschot door DPB was gestort is de deskundige aan het werk gegaan.

2.De voortgang van het onderzoek door de deskundige

2.1.
Op 15 februari 2021 heeft de deskundige de rechter-commissaris geïnformeerd over het verloop van zijn werkzaamheden tot dan toe.
Na ontvangst van DPB van een kopie van het procesdossier heeft de deskundige met (de advocaat van) DPB verschillende malen contact gehad; DPB is beschikbaar voor overleg over het onderzoek en heeft de deskundige enige, bij DPB beschikbare, informatie verstrekt.
2.2.
De deskundige heeft gedaagden bij brief van 31 december 2020, verzonden per gewone post, en bij aangetekende brief van 18 januari 2021 verzocht met hem in contact te treden om tot een aanvang van zijn onderzoek te kunnen komen. Hij heeft in die brief het bestuur van MNP verzocht hem uiterlijk 31 januari 2021 de volgende voor zijn onderzoek in ieder geval benodigde documentatie te verstrekken:
1. Een schriftelijke toelichting op de huidige bedrijfsactiviteiten van MNP;
2. Organisatiestructuur MNP (met aanduiding van voor MNP werkzame personen met hun functies);
3. Vastgestelde jaarrekeningen MNP over de boekjaren 2017, 2018 en 2019;
4. Concept-jaarstukken MNP 2020 (cijfers per 31-12-2020) met toelichting op gehanteerde waarderingsgrondslagen;
5. Specificatie van balanspost 'beleggingen' per balansdatum. Voor zover beleggingen in de jaarstukken niet tegen actuele waarde (per balansdatum) zijn gewaardeerd, verzoeken wij [noot rechtbank: de deskundige] om opgaaf van de actuele waarde per balansdatum;
6. Toelichting op balanspost 'vaste activa' (referentie: in jaarrekening 2017 zoals opgenomen in het procesdossier, boekwaarde € 385.326. Wij verzoeken echter om toelichting bij de balanspost per 31-2020);
7. Toelichting op balanspost 'wettelijke reserve' (referentie: in jaarrekening 2017 zoals opgenomen in het procesdossier, boekwaarde € 16.551.209. Wij verzoeken echter om toelichting bij de balanspost per 31-12-2020);
8. Resultaat- en liquiditeitsprognose MNP voor de boekjaren 2021 en 2022;
9. Aangiften vennootschapsbelasting MNP over 2018 en 2019;
10. Akte inzake levering van N-certificaten d.d. 13 maart 2017;
11. Kort geding vonnis d.d. 1 maart 2017 inzake levering van N-certificaten;
12. Koopovereenkomst inzake N-certificaten d.d. 28 december 2014.
2.3.
De deskundige heeft van de gedaagden taal noch teken vernomen.
Daarop heeft een deurwaarder, op verzoek van de deskundige, op 5 februari 2021 aan ieder van gedaagden een op 2 februari 2021 gedateerde brief (met een inhoud grotendeels overeenkomend met de inhoud van de brief van 31 december 2020) betekend. Tot vandaag heeft de deskundige andermaal niets van gedaagden vernomen. Pogingen om via het in het Handelsregister vermelde telefoonnummer contact op te nemen met het bestuur van MNP liepen, aldus de deskundige, op niets uit.
2.4.
De deskundige heeft de rechter-commissaris bij brief van 16 februari 2021 verzocht hem te adviseren of te instrueren ten aanzien van mogelijk te nemen verdere stappen in het onderzoek. De rechtbank leest in deze brief een verzoek van de deskundige tot het doen van de nodige bevelen (artikel 2:352 lid 1 BW) opdat hij in staat wordt gesteld zijn onderzoek te doen.

3.Beoordeling door de rechter-commissaris

3.1.
De rechter-commissaris roept in herinnering dat de rechtbank in haar vonnis van 23 december 2020 aan partijen duidelijk heeft gemaakt dat zij zich coöperatief dienen op te stellen bij de werkzaamheden van de deskundige. De rechtbank overwoog in rechtsoverweging 2.9:
“De rechtbank wijst partijen erop dat zij op grond van artikel 198 lid 3 Rv verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht. Verder wijst de rechtbank erop dat de artikelen 2:351 BW en 2:352 BW van overeenkomstige toepassing zijn op grond van artikel 2:343 lid 2 BW in samenhang met 2:339 lid 1 BW.”
Geconstateerd moet worden dat gedaagden, ondanks hiertoe te zijn benaderd door de deskundige, niets van zich laten horen en (het bestuur van) MNP de deskundige alle informatie onthoudt om zijn werkzaamheden te kunnen doen.
3.2.
De rechter-commissaris moet hieruit de conclusie trekken dat gedaagden de zojuist geciteerde verplichting niet naleven. Daarom zal MNP worden bevolen binnen 10 dagen na de datum van deze beschikking alle door de deskundige verlangde informatie in kopie of (in goed leesbare vorm) digitaal ter beschikking te stellen. Verder zal de rechter-commissaris alle gedaagden bevelen binnen eenzelfde termijn in contact te treden met de deskundige om met hem overleg te voeren over het door de deskundige te verrichten onderzoek en hem alle gewenste inlichtingen te verstrekken. Dit bevel zal worden versterkt met een dwangsom, ten gunste van de deskundige, die bij inning ervan de dwangsommen zal aanwenden om zijn kosten, inclusief eventuele juridische kosten te voldoen, alvorens het door DPB betaalde voorschot aan te spreken.
3.3.
Voor het geval dat MNP in gebreke blijft met het aanleveren van de door de deskundige gewenste informatie wordt de deskundige gemachtigd op de wijze als bepaald in artikel 2:352 lid 2 BW binnen te treden op het adres van vestiging van MNP en op het woonadres (woonadressen) van de bestuurder (bestuurders) van MNP volgens de registratie in het Handelsregister. Het staat de deskundige vrij zich bij de binnentreding en het verzamelen van de noodzakelijke informatie uit de administratie van MNP te laten bijstaan of te laten vervangen door een door hem in te schakelen deskundige op het terrein van forensische opsporing ten behoeve van welke opdrachtnemer de te geven machtiging tevens strekt.
3.4.
Mocht de deskundige niet op afzienbare termijn de noodzakelijke informatie tot zijn beschikking krijgen dan zal de rechter-commissaris een zitting bepalen waarop de stand van zaken zal worden besproken en waarna de rechter-commissaris zich zal uitlaten over het verdere verloop van het deskundigenonderzoek. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld daarbij aanwezig te zijn.

4.De bevelen van de rechter-commissaris

De rechter-commissaris:
4.1.
beveelt MNP binnen tien dagen na betekening van deze beschikking alle door de deskundige verlangde informatie, hiervoor genoemd onder 2.2. (opgesomd 1 tot en met 12), in goed leesbare vorm in kopie of digitaal ter beschikking te stellen;
4.2.
beveelt ieder van gedaagden binnen tien dagen na betekening van deze beschikking in contact te treden met de deskundige om op korte termijn met hem, op de door de deskundige gewenste wijze en op de door hem bepaalde plaats en op het door hem bepaalde tijdstip, overleg te voeren over het door de deskundige te verrichten onderzoek en hem alle voor diens onderzoek verlangde inlichtingen te vertrekken;
4.3.
bepaalt dat iedere gedaagde voor elke dag dat het onder 4.2. gegeven bevel niet wordt nagekomen een dwangsom zal verbeuren groot € 500,-- per dag, tot een maximum van € 99.000,--, dat de betreffende gedaagde met nakoming van het bevel in gebreke blijft;
4.4.
bepaalt dat verbeurde dwangsommen kunnen worden geïncasseerd door de deskundige en dat geïncasseerde dwangsommen door de deskundige zullen worden aangewend ter dekking van de kosten van het onderzoek door de deskundige; een eventueel restant zal worden voldaan aan de rechtspersoon, nadat de rechtbank in deze zaak eindvonnis heeft gewezen;
4.5.
bepaalt dat indien MNP in gebreke blijft met het onder 4.1. bevolene de deskundige gemachtigd is op de wijze als bepaald in artikel 2:352 lid 2 BW binnen te treden op het vestigingsadres van MNP en op het vestigings- of woonadres van de bestuurder van MNP, zoals deze blijken uit de registratie in het Handelsregister;
4.6.
bepaalt dat het de deskundige vrij staat zich bij de binnentreding en het verzamelen van de noodzakelijke informatie uit de administratie van MNP te laten bijstaan of te laten vervangen door een door hem in te schakelen deskundige op het terrein van forensische opsporing ten behoeve van welke opdrachtnemer de onder 4.5. bedoelde machtiging tevens strekt;
4.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
draagt de deskundige op voor spoedige betekening door een deurwaarder van deze beschikking zorg te dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op
24 maart 2021.