ECLI:NL:RBDHA:2021:3474

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 7910
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzageverzoeken op basis van de Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten 2017 (WIV) door eiser tegen de minister van Defensie

Op 9 april 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de minister van Defensie, waarbij het ging om inzageverzoeken op basis van de Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten 2017 (WIV). De eiser had in totaal elf inzageverzoeken ingediend, die betrekking hadden op verschillende onderwerpen, waaronder spionageactiviteiten en de affaire met betrekking tot staatsgeheimen. De minister van Defensie had eerder op deze verzoeken beslist, waarbij sommige verzoeken waren afgewezen op grond van misbruik van recht. De rechtbank heeft de procedurele stappen en de besluiten van de minister beoordeeld, evenals de argumenten van de eiser die zich niet kon vinden in de afwijzingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op een zorgvuldige manier heeft gehandeld en dat de afwijzingen van de inzageverzoeken gerechtvaardigd waren. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser, waaronder het ontbreken van een inventarislijst en de onvolledigheid van de verstrekte informatie, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende inzicht had gegeven in de verstrekte en geweigerde documenten en dat er geen reden was om aan te nemen dat er meer informatie beschikbaar was dan was verstrekt. De rechtbank heeft de beroepen van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder inzageverzoeken op basis van de WIV kunnen worden ingewilligd en de bescherming van gevoelige informatie die van belang is voor de nationale veiligheid. De eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 19/7910 en 19/8024

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. A.J.M. Zwiep).

Procesverloop

Bij deelbeslissingen van 24 januari 2019 met kenmerk [kenmerk 1] , - [kenmerk 2] , - [kenmerk 3] , - [kenmerk 4] , - [kenmerk 5] en - [kenmerk 6] heeft verweerder beslist op eisers verzoek tot inzage volgens de Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten 2017 (WIV) met betrekking tot verschillende onderwerpen.
Bij deelbeslissingen van 8 april 2019 met kenmerk [kenmerk 7] , - [kenmerk 8] en - [kenmerk 9] heeft verweerder beslist op eisers verzoek tot inzage op grond van de WIV met betrekking tot verschillende onderwerpen.
Bij besluit van 7 november 2019 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de deelbeslissingen van 24 januari 2019 deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit deels herroepen.
Bij besluit van 3 december 2019 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de deelbesluiten van 8 april 2019 deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit deels herroepen.
Het beroep tegen het bestreden besluit I is geregistreerd onder procedurenummer 19/7910 en dat tegen het bestreden besluit II onder procedurenummer 19/8024.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. Daarbij heeft verweerder ten aanzien van de onbewerkte stukken een beroep gedaan op artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Bij beslissing ex artikel 8:29, derde lid, van de Awb van 10 juni 2020 heeft de rechtbank, in een andere samenstelling, bepaald dat de beperking van de kennisneming van de stukken die verweerder met een beroep op artikel 8:29, eerste lid, van de Awb heeft overgelegd, gerechtvaardigd is.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2021 door middel van een telefonische verbinding.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 24 maart 2017 elf inzageverzoeken ingediend op basis van de WIV. Deze verzoeken zagen op alle gegevens over de zaak Ellen T., onderzoeken naar Nederlanders die contacten hebben gehad met de inlichtingendiensten van de DDR/ Oost Duitsland, spionageactiviteiten door of voor / ten behoeve van de DDR / Oost Duitsland en de inlichtingendiensten van deze staat, de organisaties Nuclear Emergency Support Team of Nuclear Emergency Search Team (NEST) (of vergelijkbare namen) of ONEST (Overseas Nuclear Emergency Support Team of Nuclear Emergency Search Team (of vergelijkbare namen) in de periode vanaf de jaren zestig tot en met jaren negentig, de affaire met betrekking tot pseudokoop van staatsgeheimen aan de VVDM rond 1982/ jaren tachtig, operatie Fatima, organisaties Groep Amsterdamse Anti-Militaristen (GRAM); Marine-Nee (MARINEE); Amsterdamse antimilitaristiese Axie (AAA).
Bij besluit van 31 augustus 2017 heeft verweerder alle elf de inzageverzoeken afgewezen, omdat het verweerder is gebleken dat eiser misbruik maakte van zijn bevoegdheid om inzageverzoeken in te dienen.
De commissie advisering bezwaarschriften Defensie heeft verweerder op 27 september 2018 geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren aangezien niet is vast komen te staan dat eiser misbruik van recht heeft gemaakt.
Bij beslissing op bezwaar van 29 oktober 2018 heeft verweerder het advies overgenomen en de inzageverzoeken in behandeling genomen.
Nadat eiser tegen de verschillende deelbeslissingen op de inzageverzoeken bezwaar gemaakt heeft, is hij gehoord. Op de hoorzittingen bleek dat verweerder naar aanleiding van eisers bezwaar op sommige onderwerpen een nadere zoekslag uitgevoerd heeft in de archieven. Hieruit is aanvullende informatie naar voren gekomen welke voor zover mogelijk aan eiser verstrekt is.
De commissie heeft advies uitgebracht. Vanwege de alsnog aangetroffen informatie na de zoekslag na bezwaar adviseert de commissie de bezwaren gedeeltelijk gegrond te verklaren.
Verweerder heeft de adviezen gevolgd in de bestreden besluiten.
2 Eiser kan zich in de bestreden besluiten niet vinden en voert daartoe het volgende aan.
Een algemene beroepsgrond, die in beide beroepschriften wordt aangevoerd, is dat het onzorgvuldig is dat verweerder geen inventarislijsten heeft verstrekt. Hoewel eiser erkent dat dit geen wettelijke verplichting is, is het wel zeer wenselijk en handig. Het is niet duidelijk waarom het voor verweerder niet mogelijk zou zijn een inventarislijst op te stellen.
Daarbij gaat het hier ook om onomkeerbaar afgesloten onderwerpen waarin geen actuele operationele aspecten meer kunnen zitten.
Eiser kan zich niet voorstellen dat er niet meer inzake deze documenten te verstrekken is (beperkt of door middel van samenvattingen).
Ook heeft eiser in beide beroepschriften aangegeven dat hij het voornemen heeft om los van dit beroep een brief aan het ministerie van Defensie te zenden waarin hij vraagt om doorgeleiding in een specifiek aantal gevallen.
De overige beroepsgronden zijn per onderwerp gegeven.
Marinee en andere Amsterdamse antimilitaristische groeperingen
Uit het primair verstrekte document blijkt dat er een samenvatting gemaakt zou worden van een briefing van Hoofd MID aan de secretaris-generaal van het ministerie van Defensie. Dit stuk is echter niet door verweerder verstrekt
Affaire staatsgeheimen VVDM 1982
Verweerder zou gegevens moeten kunnen verstrekken behoudens de gebruikelijke wettelijke beperkingen.
Het is niet duidelijk waartoe de bijlagen uit document 5 behoren. Daarbij ontbreekt bijlage 3. Eiser begrijpt niet hoe in het bestreden besluit wel ingegaan wordt op de bijlage 3 maar het hoofddocument niet wordt besproken.
Wat betreft de processen-verbaal stelt eiser zich op het standpunt dat dit van de Koninklijke Marechaussee afkomstig is, zodat het onder de Wet openbaarmaking bestuur (Wob) valt. De Wiv is dan ook niet van toepassing. Verweerder had dit verzoek ook kunnen doorgeleiden.
NEST
Verweerder is niet ingegaan op eisers vraag of hij beschikt over informatie over NEST.
Fatima
Verweerder zou over de informanten van het project een samenvatting kunnen geven van de beschikbare informatie.
Verweerder dient het overzichtsrapport van 5 oktober 1981 te verstrekken.
Verder lijkt de zoekslag nog steeds onvolledig. Zo is er slechts informatie verstrekt van een van de vier detachementen, zijn met name door eiser genoemde beleidsdocumenten niet verstrekt en moeten er beslist documenten te vinden zijn uit de hogere regionen van verweerder.
Eiser verzoekt de rechtbank om na te gaan of delen van geweigerde informatie niet alsnog verstrekt kan worden, eventueel als samenvatting.
Ellen T
Verweerder dient op het inzageverzoek te beslissen of indien nodig de verzoeken door te geleiden aan andere bestuursorganen. Het komt eiser waarschijnlijk voor dat er meer informatie over dit onderwerp te vinden moet zijn en hij verzoekt om een nadere zoekslag.
3 Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak
4 De rechtbank heeft kennisgenomen van de door verweerder vertrouwelijk ter inzage gegeven gegevens.
4.1
Aangezien eiser in beroep heeft aangegeven dat het juist is dat een wettelijke grondslag voor het verstrekken van een inventarislijst ontbreekt, kan deze beroepsgrond om die reden al niet slagen. Dat het prettig is als een inventarislijst wel verstrekt wordt is natuurlijk zo. Maar het is geen reden om de bestreden besluiten te vernietigen. Daarbij heeft verweerder ter zitting nog verduidelijkt dat het in deze zaak ook niet nodig werd geacht omdat in de besluiten al voldoende inzichtelijk gemaakt is welke documenten zijn verstrekt en geweigerd en op welke gronden.
4.2
Het door eiser ingenomen standpunt, dat er op neer komt dat verweerder over meer informatie beschikt dan is verstrekt, slaagt niet. Verweerder heeft ter zitting een toelichting gegeven op de wijze waarop in de archieven wordt gezocht. Zo wordt de zoekslag ingekleed door het initiële informatieverzoek van eiser en vindt aan de hand van de aangetroffen stukken vervolgens nogmaals een vergelijking plaats met het verzoek. Dat bij de zoekslag in deze zaak het door eiser genoemde (en door hem in het kader van een andere procedure verkregen) rapport niet naar boven is gekomen acht de rechtbank onvoldoende om er van uit te gaan dat de wijze waarop verweerder gezocht heeft, niet adequaat is geweest. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de grondigheid van het verrichtte archiefonderzoek. Eiser heeft geen andere concrete aanknopingspunten naar voren gebracht die voor verweerder aanleiding zouden moeten zijn om nogmaals onderzoek te verrichten. De enkele opmerking dat het zeer aannemelijk is dat er meer is acht de rechtbank daartoe onvoldoende.
4.3
Aangezien eiser pas in beroep een verzoek om doorgeleiding van een aantal van zijn inzageverzoeken heeft gevraagd, heeft verweerder hier niet op kunnen beslissen dan wel acteren. Dit kan dan ook niet leiden tot een gegrond beroep.
4.4
De meer specifieke beroepsgronden van eiser worden hieronder per onderwerp besproken.
Affaire staatsgeheimen VVDM 1982
Verweerder heeft bevestigd dat bijlage 3 bij document 5 is geweigerd. Dat is gedaan op grond van bronbescherming. De omstandigheid dat het hoofddocument 5 buiten de reikwijdte van de beslissing valt maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
Wat betreft de processen-verbaal heeft eiser ter zitting aangegeven te begrijpen dat deze door overdracht aan de Arnhemse arrondissementskrijgsraad vallen onder het gesloten verstrekkingenregime van artikel 356 van het Wetboek van Strafvordering. Eisers verzoek om dan maar in het bezit gesteld te worden van de stukken die zien op deze overdracht is pas ter zitting gedaan zodat het voor verweerder niet mogelijk was dit mee te wegen dan wel daarop te acteren in de beslissing op bezwaar.
NEST
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat verweerder niet is ingegaan op eisers vraag of hij beschikt over informatie over NEST. In het advies van de commissie is immers terug te lezen dat verweerder aangeeft hierover geen informatie te hebben
.
Fatima
Zoals verweerder ter zitting verduidelijkt heeft bevindt het overzichtsrapport van 5 oktober 1981 zich tussen de verstrekte stukken. Het is voorts voor verweerder niet mogelijk om een samenvatting te geven over de informanten aangezien dat te veel inzage geeft in de werkwijze.
5 De beroepen zijn ongegrond.
6 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hoger beroepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Bijlage

Wet inlichtingen en veiligheidsdiensten 2017

Artikel 23
De hoofden van de diensten dragen zorg voor:
a. de geheimhouding van daarvoor in aanmerking komende gegevens;
b. de geheimhouding van daarvoor in aanmerking komende bronnen waaruit gegevens afkomstig zijn;
c. de veiligheid van de personen met wier medewerking gegevens worden verzameld.
(…)
Artikel 80
1. Onze betrokken Minister deelt een ieder op diens aanvraag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden mede of kennis kan worden genomen van andere dan persoonsgegevens betreffende de in de aanvraag vermelde bestuurlijke aangelegenheid. Onze betrokken Minister kan zijn besluit voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de aanvrager.
2. Voor zover een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt ingewilligd, stelt Onze betrokken Minister de aanvrager zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na bekendmaking van zijn besluit in kennis van de desbetreffende gegevens.
Artikel 84
1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 80 wordt afgewezen, voor zover verstrekking van de gegevens waarop de aanvraag betrekking heeft:
a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;
b. de nationale veiligheid zou kunnen schaden;
c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn medegedeeld.
2 Een aanvraag wordt voorts afgewezen voor zover het belang van verstrekking van de gegevens waarop de aanvraag betrekking heeft, niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de betrekkingen van Nederland met andere landen en met internationale organisaties;
b. de economische of financiële belangen van de staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen;
c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
d. inspectie, controle en toezicht door of vanwege bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
f. het belang, dat de persoon of organisatie waarop de gegevens betrekking hebben erbij heeft om als eerste kennis te kunnen nemen van de gegevens;
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel derden.
3 Indien een aanvraag tot kennisneming wordt afgewezen wordt de commissie van toezicht hiervan op de hoogte gesteld. De mededeling aan de commissie gaat vergezeld van een motivering waarom het verzoek is afgewezen.
4 De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag als bedoeld in artikel 76 onderscheidenlijk 79, voor zover een dergelijke aanvraag niet wordt afgewezen ingevolge artikel 82 onderscheidenlijk 83.
Artikel 85
1. In het geval dat de aanvraag betrekking heeft op gegevens vervat in documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, worden geen gegevens verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
2. Over persoonlijke beleidsopvattingen kunnen met het oog op een goede en democratische bestuursvoering gegevens worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kunnen de gegevens in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
3. Met betrekking tot adviezen van een ambtelijke of gemengd samengestelde adviescommissie kan het verstrekken van gegevens over de daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen plaatsvinden, indien het voornemen daartoe door het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat aan de leden van de adviescommissie voor de aanvang van hun werkzaamheden kenbaar is gemaakt.