ECLI:NL:RBDHA:2021:3471
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit over levensfase uren (LFU) en verschoonbaarheid van nalatigheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser, werkzaam bij de politie, en de korpschef van politie. De eiser had in beroep de beslissing van de korpschef aangevochten, die op 5 november 2019 het bezwaar van de eiser tegen het primaire besluit van 1 juli 2019 ongegrond had verklaard. Dit primaire besluit verklaarde de Regeling levensfase uren (LFU) op de eiser van toepassing. De eiser stelde dat hij door zijn drukke werkzaamheden niet in staat was om tijdig gebruik te maken van de mogelijkheid om af te zien van de LFU, en dat zijn nalatigheid verschoonbaar was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet binnen de gestelde termijn gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om af te zien van de LFU. De rechtbank oordeelde dat de korpschef de eiser voldoende had geïnformeerd over het keuzemoment en dat de eiser niet had aangetoond dat zijn nalatigheid verschoonbaar was. De rechtbank wees erop dat de eiser eerder al een overeenkomst voor de Regeling Partieel Uittreden (RPU) had gesloten, en dat deze overeenkomst niet kon worden ontbonden op basis van de door de eiser aangevoerde omstandigheden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.