ECLI:NL:RBDHA:2021:3471

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 7958
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit over levensfase uren (LFU) en verschoonbaarheid van nalatigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser, werkzaam bij de politie, en de korpschef van politie. De eiser had in beroep de beslissing van de korpschef aangevochten, die op 5 november 2019 het bezwaar van de eiser tegen het primaire besluit van 1 juli 2019 ongegrond had verklaard. Dit primaire besluit verklaarde de Regeling levensfase uren (LFU) op de eiser van toepassing. De eiser stelde dat hij door zijn drukke werkzaamheden niet in staat was om tijdig gebruik te maken van de mogelijkheid om af te zien van de LFU, en dat zijn nalatigheid verschoonbaar was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet binnen de gestelde termijn gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om af te zien van de LFU. De rechtbank oordeelde dat de korpschef de eiser voldoende had geïnformeerd over het keuzemoment en dat de eiser niet had aangetoond dat zijn nalatigheid verschoonbaar was. De rechtbank wees erop dat de eiser eerder al een overeenkomst voor de Regeling Partieel Uittreden (RPU) had gesloten, en dat deze overeenkomst niet kon worden ontbonden op basis van de door de eiser aangevoerde omstandigheden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/7958

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] (België), eiser,

en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: M.J.M. Pelgrim).

Procesverloop

Bij besluit van 1 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de Regeling levensfase uren (LFU) op eiser van toepassing verklaard.
Bij besluit van 5 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2021 door middel van een video-verbinding.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eisers verzoek om van de LFU af te zien niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan hem kenbaar is gemaakt.
2 Eiser heeft in beroep samengevat aangevoerd dat hij door zijn politiewerkzaamheden niet goed zijn mail heeft uitgelezen waardoor hij de berichtgeving over de LFU heeft gemist. Eiser had al een overeenkomst voor de Regeling Partieel Uittreden (RPU) gesloten met verweerder. Deze kan niet worden ontbonden door het enkele feit dat eiser op het verkeerde been is gezet. Eiser had persoonlijk geattendeerd moeten worden op de te maken keuze. De uitwerking van de LFU is dat eiser niet meer wekelijks vier uur minder kan werken omdat deze aanvraag, die tot eisers ergernis ook nog eens per week dient te worden aangevraagd, wordt geweigerd door de hoge werkdruk.
3 De rechtbank stelt vast dat dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser geen gebruik gemaakt heeft van de hem geboden eenmalige mogelijkheid om af te zien van LFU. Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn nalatig handelen verschoonbaar is.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat dit niet het geval is. Eiser is meerdere malen per mail en via het intranet op het keuzemoment geattendeerd. Dit wordt door eiser ook niet ontkend. Eisers betoog dat hij gelet op zijn privéomstandigheden niet in staat was adequaat te reageren heeft hij niet met documenten van bijvoorbeeld een behandelaar onderbouwd. Ook het feit dat hij zich heeft laten leiden door collega’s die OR- en vakbondswerkzaamheden doen, ontslaat eiser niet van zijn eigen verantwoordelijkheid in deze.
De omstandigheid dat eiser eerder al voor het RPU gekozen had doet niet af aan de nieuwe regelgeving die verweerder gemaakt heeft voor het LFU. Eiser diende volgens die regelgeving een keuze te maken om zijn aanspraak op het RPU te behouden. Dat heeft eiser nagelaten.
4 Het beroep is ongegrond
5 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hoger beroepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.