In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 17 februari 2021, wordt de afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiseressen, twee zussen van Marokkaanse afkomst, hebben hun aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) ingediend, maar deze is afgewezen omdat zij niet in het bezit waren van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de sterke banden die eiseressen met Nederland hebben opgebouwd sinds hun komst op jonge leeftijd. De rechtbank wijst op de positieve ontwikkeling van de zussen in de Nederlandse samenleving, hun onderwijsresultaten en de verklaringen van docenten die hun integratie onderstrepen.
De rechtbank concludeert dat de belangenafweging van de staatssecretaris niet in overeenstemming is met de vereisten van een 'fair balance' zoals vereist door het EHRM. De rechtbank stelt vast dat de sterke banden van eiseressen met Nederland en hun beperkte connecties met Marokko niet voldoende zijn gewogen in de beslissing van de staatssecretaris. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met deze uitspraak. Tevens worden de proceskosten van eiseressen vergoed.