Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 maart 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
In artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet is de regel neergelegd dat de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
Verweerder heeft ook terecht geconcludeerd dat er geen bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan, desnoods met afwijking van de regels, in dit specifieke geval toch bijzondere bijstand zou moeten worden verleend. De gemeente Leiden kent weliswaar een Beleidsregel houdende regels omtrent bijzondere bijstand (Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2020) maar deze beleidsregels voorzien niet in wat eiseres heeft gevraagd. Op grond van artikel 7a van de beleidsregels worden kosten die samenhangen met een langdurige zorgvraag, chronische ziekte of handicap, waarvoor geen voorliggende voorziening beschikbaar is of waarvan de maximale vergoeding op grond van de voorliggende voorziening bereikt is, als noodzakelijke kosten aangemerkt. Van een chronische ziekte of handicap is in dit geval echter niet gebleken. Verder is verweerder niet verplicht om (ook) bijzondere bijstand te verlenen in uitzonderingsgevallen die niet zijn afgebakend en beschreven in de beleidsregels.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
D.W.A. van Weert, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2021.