1.4.Prof. dr. em. K.L. Leenders, neuroloog, heeft omtrent verzoeker een rapportage uitgebracht op 9 december 2020. Volgens het rapport is Leenders in zijn onderzoek mede uitgegaan van de brief van R. Grond, revalidatiearts, van 19 juli 2016 en de brief van
drs. De Bruin, traumatoloog, van 30 maart 2020.
Leenders heeft vermeld dat meerdere auto-ongevallen sinds 2012 (thans driemaal), waarbij de laatste keer een langdurend bewustzijnsverlies als oorzaak aannemelijk lijkt, is gepaard gegaan met ernstige fracturen en complicaties. De medische situatie in juni 2016 is door de revalidatiearts samengevat. Verzoeker is in het MCH Bronovo, afdeling Neurologie, opgenomen wegens plots optredende verwardheid en amnesia. De amnesie is onbegrepen. Een brief van de afdeling Neurologie heeft Leenders niet mogen ontvangen. De medische informatie ter zake van de opname als gevolg van het auto-ongeval in 2020 maakt geen melding van een EEG dan wel specifiek onderzoek naar epilepsie.
Ook al toonde een EEG in 2016 geen afwijkingen, de episoden van controleverlies moeten als ernstige risicovolle gebeurtenissen worden gezien. Een epileptische origine is niet uitgesloten. Zolang dit niet het geval is, lijkt betrokkene volgens 7.2.2.a rij-ongeschikt. Leenders geeft de aanbeveling om verzoeker te verwijzen naar de Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (SEIN) om te trachten de storingen in het bewustzijn te duiden, of op zijn minst een epileptische genese uit te sluiten.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder het rijbewijs van verzoeker ongeldig verklaard vanaf 14 januari 2021, omdat verzoeker niet voldoet aan de eisen waaraan hij moet voldoen om veilig te kunnen deelnemen aan het verkeer, zoals neergelegd in de Regeling eisen geschiktheid 2000 (de Regeling) en met name in Bijlage II bij de Regeling, paragraaf 7.2 en hoofdstuk 11. Hieraan is de rapportage van Leenders ten grondslag gelegd.
3. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij recent is onderzocht door een neuroloog en dat er geen aanwijzingen zijn gevonden voor epilepsie. In het verleden zijn hiervoor evenmin aanwijzingen gevonden, waardoor hij wel geschikt kan worden geacht om te rijden. Hij heeft uitsluitend in januari 2020 al dan niet een vermoedelijke syncope/wegraking gehad en sindsdien niet meer. Op basis van enkel deze syncope/wegraking had verweerder niet, bijna één jaar later, mogen besluiten om verzoeker ongeschikt te achten. Verzoeker verwijst naar naar de brief van dr. R.P. Kloppenburg, neuroloog, van 7 januari 2021, waarin is gerapporteerd met betrekking tot het ongeval op 26 januari 2020 en de brief van
dr. P.R.W de Sauvage Nolting, cardioloog, van 6 december 2020 met betrekking tot een opname wegens pijnklachten op de borst op die dag.
4. Verweerder heeft bij zijn verweerschrift van 4 maart 2021een nadere reactie van Leenders van 16 en 17 februari 2021 overgelegd. Leenders acht het zeer onwaarschijnlijk dat sprake is geweest van een syncope. Hij heeft overleg gehad met een epileptoloog van SEIN, waaruit naar voren kwam dat een tonische vorm van epilepsie de voet inderdaad kan dwingen tot het maximaal neerdrukken van het gaspedaal en dat dit dan gedurende de aanval wordt volgehouden. Voorts is vermeld dat, wat epilepsie betreft, een EEG alleen nuttig is als het een positieve uitslag oplevert. Een negatief EEG toont niets aan en sluit nooit epilepsie uit. Het negatieve EEG bij verzoeker uit 2016 sluit derhalve niets uit. Een beoordeling van de anamnese van verzoeker met een continue ambulante EEG-registratie, andere technieken en een MRI-scan lijkt Leenders op zijn plaats. Leenders vermeldt dat, indien epilepsie door adequaat onderzoek bij SEIN onwaarschijnlijk wordt geacht, het alternatief eveneens zeer ernstig is: een intentioneel afwijkend gedrag laat eerder aan een psychiatrische oorzaak denken. Of dit moet worden onderzocht is ter beoordeling van verweerder. Een beter afgewogen beoordeling in dezen zou kunnen worden gemaakt indien een volledig verslag van de opname in juni 2016 ter inzage kan worden verstrekt.
5. Verzoeker heeft bij brief van 5 maart 2021 de brief van T. Balvers, neuroloog bij de SEIN, van 1 maart 2021 overgelegd.
6. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.