ECLI:NL:RBDHA:2021:3338

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
09-158819-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht; geweldsdelicten en poging tot zware mishandeling door minderjarige verdachte

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 1 april 2021, is een 15-jarige verdachte aangeklaagd voor meerdere geweldsdelicten, waaronder een straatroof en poging tot zware mishandeling. De verdachte wordt ervan beschuldigd op 8 mei 2020 in Lelystad samen met anderen een horloge van een leeftijdgenoot te hebben afgenomen door geweld te gebruiken. De rechtbank oordeelt dat de verdachte, door het gebruik van geweld en bedreiging, de aangever heeft gedwongen zijn horloge af te geven. De verdachte heeft tijdens de zitting ontkend betrokken te zijn geweest bij de straatroof, maar de rechtbank acht de verklaringen van de aangever en getuigen overtuigend. De verdachte heeft ook geprobeerd een andere leeftijdgenoot op 15 juni 2020 in Den Haag zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes te steken. De rechtbank oordeelt dat de verdachte in beide gevallen strafbaar is en legt een jeugddetentie op van 60 dagen, waarvan 44 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals begeleiding door jeugdreclassering en het volgen van onderwijs. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren en moet hij een schadevergoeding van €295,- aan de benadeelde partij betalen. De rechtbank wijst het beroep op noodweer af, omdat er geen sprake was van een ogenblikkelijke aanranding.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Parketnummer 09-158819-20; 09-131818-20 (t.t.g.)
Datum uitspraak 1 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
[adres 1] ,
advocaat: mr. A.M.D. Naarden te Den Haag.

1.Het onderzoek op de zitting

Het onderzoek is gehouden op de zitting van 18 maart 2021.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij op 8 mei 2020 in Lelystad samen met een ander of anderen [aangever 1] heeft beroofd, waarbij geweld is gebruikt (parketnummer 09-158819-20, hierna: dagvaarding 1, feit 1 primair of subsidiair). Ook wordt de verdachte verweten dat hij op 15 juni 2020 in Den Haag heeft geprobeerd [aangever 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem in zijn lichaam en/of arm te steken (dagvaarding 1, feit 2).
Ten slotte wordt de verdachte ervan beschuldigd samen met een ander of anderen op 13 mei 2020 te Lelystad een bromfiets te hebben gestolen (parketnummer 09-131818-20, hierna: dagvaarding 2).
De volledige tekst van de tenlasteleggingen staat in bijlage I.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. B. Koenders, heeft geëist dat de rechtbank de verdachte
zal vrijspreken van het bij dagvaarding 1, onder 1 primair en van het bij dagvaarding 2 tenlastegelegde en dat de rechtbank bewezen zal verklaren dat de verdachte het bij dagvaarding 1, onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan. De officier van justitie heeft het volgende naar voren gebracht.
Dagvaarding 1 feit 1
Op grond van de aangifte en meerdere belastende verklaringen acht de officier van justitie
wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met een ander door het gebruik van geweld en bedreiging met geweld [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn horloge. Immers aangever werd met gebalde vuist op zijn gezicht geslagen, hij werd geslagen, geduwd en hij werd verbaal bedreigd. De inhoud van de whatsappgesprekken in de telefoon van de verdachte op de dag van de beroving en de dag erna bevestigen, aldus de officier van justitie, dat de verdachte een van de daders is geweest. Feit 1 subsidiair kan bewezen worden verklaard.
Dagvaarding 1 feit 2
Op grond van de aangifte, de verklaringen van de getuigen en de verklaring van de verdachte acht de officier van justitie de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft ter zitting ook voorgedaan hoe hij aangever in zijn arm heeft gestoken. Met het steken in de arm neem je, aldus de officier van justitie, de kans dat je kwetsbare delen raakt en er aldus zwaar lichamelijk letsel ontstaat voor lief.
Dagvaarding 2
Het wettige en overtuigende bewijs van de diefstal van de bromfiets ontbreekt. Een fietskoerier die de twee mogelijke daders achterna gaat, verliest deze herhaaldelijk uit het oog. Ook zijn hem geen foto’s getoond en is hij niet met de verdachte geconfronteerd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aanzien van het bij dagvaarding 1, onder 1 tenlastegelegde vrijspraak bepleit nu het bewijs in het dossier onvoldoende is en de verdachte het feit ontkent.
[getuige 1] geeft aan wel [verdachte] te kennen, maar die was niet aanwezig, aldus [getuige 1] . Op pagina 118 van het dossier zegt [getuige 2] , aan wie het horloge zou zijn terug gegeven, dat hij denkt dat de jongen die het horloge terug kwam brengen [verdachte] was, maar dat hij dit niet zeker weet.
Feit 2 op dagvaarding 1 heeft de verdachte bekend, althans hij heeft verklaard dat hij aangever met een mesje in zijn arm heeft gestoken, maar hij heeft ook verklaard dat aangever eveneens een mes in zijn hand had en dat hij daardoor uit zelfverdediging heeft gestoken. Vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen, aldus de raadsvrouw.
De raadsvrouw heeft ook ten aanzien van het bij dagvaarding 2 tenlastegelegde vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Zij heeft hierbij aangegeven dat de fietskoerier die achter de twee daders is aangegaan een vrij algemeen signalement heeft gegeven en de daders uit het oog is verloren. Hij heeft ook niet gezien welke jongen de politie uiteindelijk heeft aangehouden. De verdachte is aan de hand van het algemene signalement aangehouden.
De getuige heeft geen foto’s gezien van de verdachte en is ook niet met hem geconfronteerd.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging.
Dagvaarding 1 [1]
Feit 1
Op 8 mei 2020 was [aangever 1] omstreeks 21.15 uur in het centrum van Lelystad, omdat hij had afgesproken met zijn vriendin, [getuige 3] . Zij zat op het bankje voor de Waagpassage 68 samen met een vriendin. Drie jongens stonden bij het bankje en vroegen om de snapchat van [getuige 3] . [getuige 3] wilde dit niet geven en aangever is naar de jongens toegestapt en heeft gezegd dat zijn vriendin haar snapchat niet wilde geven en dat haar antwoord duidelijk was. De jongens gingen weg, maar kwamen twee minuten later weer terug. Eén van hen zei tegen aangever dat hij hem beledigd zou hebben. Aangever hoorde dat de jongen tegen hem zei: "ga staan". Vervolgens stond aangever op en sloeg de jongen hem met kracht op zijn gezicht, op zijn lip. Aangever zag dat de jongen met gebalde vuist sloeg. Aangever voelde direct pijn en voelde dat hij duizelig werd. Aangever voelde dat er bloed uit zijn lip kwam. De jongen ging voor aangever staan en aangever hoorde hem zeggen: "kijk hij heeft een mooi horloge." Aangever probeerde rustig naar achteren te lopen. De jongen bleef op aangever afkomen. De jongen bleef maar naar de pols van aangever grijpen waar hij het horloge om had. De jongen bleef ook maar aan de trui van aangever trekken. Aangever zag vervolgens dat hij hem weer met gebalde vuist tegen de linkerkant van zijn gezicht sloeg. De jongen deed dit met zijn rechterhand. Aangever zag toen dat de andere jongen ook naar hem toe kwam lopen. Aangever hoorde hem zeggen: "geef dat kanker ding anders breek ik je kanker neus." Beide jongens gingen aangever toen duwen. Aangever heeft toen zijn horloge maar afgegeven aan de jongen die hem heeft geslagen om er maar vanaf te zijn. Deze jongen begon toen naar de broekzakken van aangever te grijpen en vroeg of hij nog geld bij zich had. Aangever zei hierop dat hij geen geld bij mij had en de drie jongens zijn toen vervolgens weggelopen.
Aangever heeft gehoord dat de jongen die hem heeft geslagen [verdachte] heet en heeft het Instagram account van deze jongen, [verdachte] .139, naar de politie doorgestuurd. De jongen die ook tot het groepje van drie jongens behoorde en die alleen stond toe te kijken en eigenlijk niets deed heet [naam 2] . Ook van deze jongen heeft aangever het Instagram [account 1] ., naar de politie doorgestuurd. Aangever had een diepe snee in zijn lip en een zwelling rond zijn neus. [2]
De vriendin van aangever, [getuige 3] , heeft bij de politie nagenoeg hetzelfde verklaard. Zij kende de jongen die aangever heeft geslagen als [verdachte] . Zij weet geen achternaam. [3]
Ook [getuige 4] , die bij [getuige 3] op het bankje zat, ondersteunt de verklaring van aangever. [4]
Het horloge is via interventie van [getuige 2] [5] bij aangever teruggekomen, maar het was beschadigd [6] .
Onderzoek door de politie wees uit dat de genoemde [verdachte] , [verdachte] , is en de genoemde [naam 2] , [getuige 1] . [7]
De telefoon van de verdachte is door de politie onderzocht en dit onderzoek wees uit dat de telefoon op 8 mei 2020, omstreeks het tijdstip van de straatroof, zendmasten aanstraalde in het centrum van Lelystad. [8]
In de telefoon van de verdachte zijn de volgende Whatsappgesprekken gevonden. [9]
Whatsapp gesprek met [naam 4] [telefoonnummer 1] :
Op 8 mei 2020, 22:05 uur.
[naam 4] : Yo
[naam 4] : Ben je lely
[verdachte] : Jaman
[naam 4] : Ai
22:07 uur.
[naam 4] : Heb je die Kush nog
22:45 uur.
[verdachte] : Ja man bro
[naam 4] : Ai
[naam 4] : Wbj nu
[verdachte] : Letaren
[verdachte] : Is bij Lelycenter
[verdachte] : OG
[naam 4] : Dj aai
[naam 4] : kom. morgen
[verdachte] : Aii
Whatsapp gesprek met [naam 5] [telefoonnummer 2] :
Op 9 mei 2020, 10:30 uur.
[naam 5] : Echt [naam 6] gewoon?
[verdachte] : ?
Om 15.07 uur.
[naam 5] : Waarom heb je [naam 6] geklapt omdat [naam 1] je der snap niet wilt geven
[verdachte] : Hou je mond ging niet eens over dat stil is
[naam 5] : Raar dat ze het allebei verklaren zogenaamde disrespect
[naam 5] : En weet hoe je tegen me praat hé !
[verdachte] : Me hoofd is al heet iedereen lult me hoofd
[naam 5] : Boeit me niet weet hoe je tegen me praat k zeg je alvast want als k wil kan k
die helle kkr ding voor je opfucken ook
[verdachte] : Ey kkr op man doe wat je niet laten kan
Instagram chat tussen [verdachte] . 139 en [account 2] :
Op 9 mei 2020, 12.43 uur.
[verdachte] : Want die kil kent geen mensen van daar volgens mij
[naam 7] : Nee zn vriendin dr oom is een goon van me
[naam 7] : Dus ze hebben hem gebaard direct
[verdachte] : Jatoch maar is al opgelost
[naam 7] : Laten we t hopen
[verdachte] : Die watcha heb ik net naar [naam 8] gebracht
[naam 7] : En voortaan Lely is klein dus besef ieman kent iemand altijd weer en je bent
[naam 8] zn neefje dus je bent te makkelijk te vinden
[naam 7] : Dus denk slimmer
[naam 7] : Dan was je ermee weggekomen
De verdachte heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris ontkend iets met de straatroof te maken te hebben gehad. Ook ter zitting heeft de verdachte verklaard niets met deze beroving te maken te hebben gehad. De verdachte heeft verklaard geen [naam 4] , [naam 5] of [naam 7] te kennen en geeft geen verklaring voor de in zijn telefoon gevonden Whatsappgesprekken of chat op Instagram. [10]
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij niets met deze beroving te maken heeft gehad ongeloofwaardig.
Gelet op de verklaring van [aangever 1] , voornoemde verklaringen van de [getuige 3] en [getuige 4] alsook de processen-verbaal betreffende het uitpeilen van de telefoon van de verdachte en de in zijn telefoon gevonden berichten, één en ander in onderlinge samenhang bezien, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte de [verdachte] is die aangever met gebalde vuist op zijn gezicht heeft geslagen en dat de verdachte en zijn mededader, door het gebruik van dit geweld en bedreiging met geweld aangever hebben gedwongen het horloge af te geven. Zij hebben het niet zelf van hem afgepakt.
Gelet hierop acht de rechtbank feit 1 subsidiair wettig en overtuigend bewezen en spreekt de rechtbank de verdachte vrij van feit 1 primair.
Feit 2
[aangever 2] en de verdachte kenden elkaar via de video-app Houseparty. In een videogesprek hebben zij over en weer beledigingen geuit over familieleden. De verdachte over de moeder van aangever en aangever over de zus van de verdachte.
De verdachte wilde met aangever afspreken en aangever sprak op 15 juni 2020 via snapchat met de verdachte af om naar hem toe te komen. De verdachte was op dat moment in Houtwijk, in de [adres 2] . Aangever zag de verdachte staan met zes vrienden van hem. Aangever kende die vrienden niet. Aangever vroeg aan de verdachte "waar wil je vechten" en de verdachte zei "kom daar zo om de hoek".
Aangever volgde de verdachte en zijn vrienden en wachtte op zijn vriend [naam 9] .
Ineens kwam de verdachte naar hem toe gelopen en hoorde aangever de verdachte zeggen
" je zei mijn zus mijn zus toch". Aangever zei niets en opeens zag aangever een mes.
Hij zag dat de verdachte het mes in zijn rechterhand had. Hij zag dat de verdachte het mes schuin in zijn hand had en dat de verdachte een zijwaartse steekbeweging maakte.
Aangever weerde af met zijn linkerarm. Hij had zijn linkerarm ter hoogte van zijn borst en hij voelde dat de verdachte hem raakte. Hij zag dat aangever direct wegrende. De andere jongens renden met hem mee. Aangever bleef alleen achter en toevallig kwamen er twee vrienden van hem aangelopen. Ze zagen een gat in het vest van aangever en toen hij dat vest uitdeed, zag hij dat hij erg bloedde. Aangever zag dat het bloed van zijn hand afdruppelde.
De buurvrouw van [naam 9] zag dat hij bloedde en gooide een keukenrol. De buurvrouw heeft de politie gebeld. Op het moment dat de ambulance kwam voelde aangever pas pijn.
Hij voelde dat zijn onderarm brandde. Aangever weet niet hoe groot de wond was, maar hij had twee hechtingen. Het mes was grijs en ongeveer 10 à 15 centimeter lang. [11]
[getuige 5] was op 15 juni 2020 omstreeks 16.00 uur in de woning van haar vriend aan de [adres 3] te Den Haag. Ze hoorde haar schoonmoeder zeggen dat er iemand op haar scooter zat en riep vervolgens vanaf het balkon naar de jongen dat zij niet wilde dat hij op haar scooter zat. Ze zag een jongeman onder de doorgang aan komen lopen en ze zag dat hij een keukenmes in zijn rechter hand had. De getuige zag dat hij een stekende beweging maakte naar een jongen die naast haar scooter stond. Ze zag dat het mes de jongen in zijn arm raakte. Vervolgens zag ze de jongen met het mes weer via de onderdoorgang weglopen. [12]
De verdachte heeft bij de politie [13] en bij de rechter-commissaris [14] bekend aangever te hebben gestoken, nadat aangever eerst zelf een mes zou hebben getrokken. De verdachte heeft verklaard uit zelfverdediging te hebben gehandeld.
Ook ter zitting heeft de verdachte bekend aangever in zijn arm te hebben gestoken met een zakmes, ter grootte van zijn hand, maar pas nadat aangever met een mes in zijn hand op hem zou zijn afgelopen. Aangever heeft verklaard bang te zijn geweest dat hij zelf zou worden gestoken en uit schrik te hebben gereageerd. Hij had niet de bedoeling aangever te doden. Volgens de verdachte was het aangever die hem via snapchat heeft benaderd om te vechten en niet andersom. Ter zitting heeft de verdachte laten zien hoe hij de steekbeweging heeft gemaakt en hij heeft verklaard er spijt van te hebben.
De verdachte heeft verklaard dat hij zich na een beroving bij zijn zus thuis niet meer veilig voelde en dat hij sindsdien een mes bij zich droeg. Het mes is hij tijdens het wegrennen kwijt geraakt. [15]
Gelet op de verklaring van [aangever 2] , voornoemde verklaring van [getuige 5] alsook de verklaring van de verdachte dat hij op enig moment heeft gestoken, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank feit 2, poging tot zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden waaronder de verdachte aangever in de arm heeft gestoken, zoals blijkt uit de verklaringen van aangever en [getuige 5] , de aanmerkelijke kans met zich brengen dat de aangever daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank is ook van oordeel dat de verdachte, door te handelen zoals hij heeft gedaan, ook de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Dagvaarding 2
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken, nu het wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte dit feit heeft gepleegd ontbreekt.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank is op grond van de onder paragraaf 3.4 genoemde bewijsmiddelen overtuigd dat de verdachte de bij dagvaarding 1 onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. De bewezenverklaring staat in bijlage II.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten zijn strafbaar.
Ter zitting heeft de raadsvrouw ten aanzien van het bij dagvaarding 1 onder 2 primair tenlastegelegde aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De raadsvrouw heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van de zijde van aangever.
Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte door aangever werd benaderd en dat de verdachte aangever een kleine mesje zag pakken en dat de verdachte in reactie daarop zelf zijn zakmes heeft gepakt en aangever in zijn arm heeft gestoken. Er was een
ogenblikkelijke aanranding door aangever waarbij het eigen lijf van de verdachte in gevaar was en de noodzakelijke verdediging door de verdachte nodig was, aldus de raadsvrouw.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat de verdachte door het handelen van aangever zodanig schrok dat hij werd teruggeworpen in de emoties van een traumatische ervaring, te weten de beroving bij zijn zus thuis en er aldus sprake is van noodweerexces, als bedoeld in artikel 41, tweede lid, Sr door een hevige gemoedsbeweging.
De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat er geen sprake was van zelfverdediging. Bij de verdachte en aangever bestond al de intentie om te gaan vechten.
Er was dan ook geen ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding waartegen de verdachte zich moest verdedigen. Ook blijkt uit de verklaringen van anderen in het dossier niet dat aangever een mes had. De verdachte is de enige die dit verklaart. Het subsidiariteitsvereiste maakt bovendien dat de verdachte anders had moeten handelen, zo had hij weg moeten lopen.
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de raadsvrouw aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. De door de verdachte geschetste situatie naar aanleiding waarvan hij de aangever zou hebben gestoken (namelijk dat deze een mesje pakte) wordt door geen enkele andere getuigenverklaring, noch door enig ander bewijsmiddel ondersteund. Integendeel, uit de aangifte en de verklaring van de [getuige 5] blijkt dat de verdachte juist degene met een mes was en niet aangever. Het is juist de verdachte geweest die rechtstreeks op aangever afliep en hem vervolgens stak.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dan ook niet aannemelijk.
Daar komt nog bij dat er een afspraak was om te gaan vechten.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedraging niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van zijn eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Het noodweer-verweer wordt dan ook verworpen.
Nu de rechtbank van oordeel is dat er geen sprake is geweest van een noodweersituatie als bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht, wordt ook het beroep op noodweerexces verworpen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de verdachte dan ook strafbaar voor beide bewezenverklaarde feiten.

6.De straf en/of maatregel

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 45 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht, het volgen van een behandeling bij het Palmhuis, meewerken aan de begeleiding door een coach van WelzijnE25, het volgen van onderwijs en het hebben van een dagbesteding.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de rechtbank het toezicht en de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal verklaren.
Ook heeft de officier van justitie geëist aan de verdachte een werkstraf voor de tijd van
60 uren op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, heeft de raadsvrouw bepleit aan de verdachte geen langere onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Tegen een voorwaardelijk strafdeel met voorwaarden bestaat geen bezwaar, maar de rechtbank wordt wel verzocht de tevens door de officier van justitie geëiste werkstraf te matigen, omdat de verdachte anders overbelast raakt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een straatroof.
De verdachte heeft het slachtoffer meerdere vuistslagen in het gezicht gegeven met zijn gebalde vuist. Samen met zijn mededader heeft de verdachte het slachtoffer vervolgens geduwd, aan zijn trui en arm getrokken en hem verbaal bedreigd. Dit alles om aangever te dwingen zijn horloge af te geven. De verdachte en zijn mededader zijn samen verantwoordelijk voor het geweld en de bedreigingen die zijn geuit.
De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt poging zware mishandeling door te steken met een mes. Dat de verdachte in staat is gebleken een leeftijdgenoot, naar aanleiding van een discussie via social media en een naar aanleiding daarvan bewust georganiseerde afspraak om te gaan vechten, onverhoeds met een mes te steken, acht de rechtbank ernstig en zorgelijk. Door het steken met een mes heeft de verdachte geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit van een ander. Het is niet aan het handelen van de verdachte te danken dat het slachtoffer niet zwaarder gewond is geraakt.
Een straatroof en een poging tot zware mishandeling zijn geweldsdelicten die zeer bedreigend zijn voor de slachtoffers. Naast de eventuele geleden materiële schade kunnen de slachtoffers van dergelijke feiten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig voelen. Ook de gevolgen op het dagelijkse leven van de slachtoffers kunnen enorm zijn.
Dat de verdachte geen volledige openheid van zaken heeft gegeven, ook ter zitting niet, weegt de rechtbank mee in haar oordeel.
6.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De verdachte is nog niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft de rapporten gelezen van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) en de jeugdreclassering en ook kennis genomen van het pro Justitia rapport van
15 oktober 2020, opgesteld door drs. K [naam 10] , GZ-psycholoog.
Uit dit laatste rapport blijkt dat de verdachte niet heeft willen meewerken aan het persoonlijkheidsonderzoek en dat de deskundige de rechtbank dus niet over zijn persoonlijkheidsontwikkeling en persoonlijke omstandigheden kan voorlichten. Wel heeft de deskundige aangegeven dat er bij de verdachte een zorgelijke ontwikkeling naar voren komt en dat hij agressieregulatieproblemen laat zien, waarvoor behandeling noodzakelijk is.
In het rapport van de Raad van 11 maart 2021 leest de rechtbank dat de verdachte op een goede wijze gebruik heeft gemaakt van de hem gegunde schorsing. Zowel de jeugdreclassering als het Palmhuis geven aan dat de verdachte stappen maakt in de goede richting. Hij heeft zich goed aan de gemaakte afspraken gehouden en uit de evaluatie van het Palmhuis is naar voren gekomen dat er een groei van het zelfbewustzijn van de verdachte is gesignaleerd en dat hij zich daar ook bewust van wordt. In bepaalde situaties vraagt de verdachte nu wel hulp of advies, waar hij dat eerder |(bewust) niet deed.
Op school bij het Palmhuis gaat het ook goed.
Er is een goede samenwerkingsrelatie tussen de coach van WelzijnE25 en de verdachte en deze dient te worden voortgezet. De verdachte heeft een enorme passie voor muziek waar hij veel tijd aan besteed. Hij rappt, zingt en maakt (elektronische) muziek en heeft via zijn coach toegang tot een echte studio waar opnames worden gemaakt die worden geplaatst op social media.
Geadviseerd wordt aan de verdachteeen deels onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de periode van het voorarrest van de verdachte. De Raad adviseert als bijzondere voorwaarden op te leggen, de meldplicht bij de jeugdreclassering, de behandelplicht bij het Palmhuis zolang dit nodig wordt geacht door de jeugdreclassering en het deelnamen aan de begeleiding door de coach van WelzijnE25.
Ook is geadviseerd te bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn
.
Mocht de rechtbank van mening zijn dat er nog een extra onvoorwaardelijk strafdeel
opgelegd dient te worden, adviseert de Raad om dit strafdeel op te leggen in de vorm van een onvoorwaardelijke werkstraf.
Ter zitting is van de zijde van de Raad meegedeeld dat de verdachte genoeg sociale vaardigheden heeft, maar moet werken aan zijn impulsiviteit. Aanvullend op het rapport zijn als extra bijzondere voorwaarden het volgen van onderwijs en/of het hebben van een dagbesteding geadviseerd, voor het geval de school en dagbehandeling bij het Palmhuis zijn afgerond.
Door zowel de jeugdreclassering als de coach van WelzijnE25 werd ter zitting de positieve ontwikkeling van de verdachte benadrukt. De verdachte heeft bij het Palmhuis al veel geleerd, maar de positieve ontwikkeling moet nog worden voortgezet.
De verdachte heeft zelf aangegeven dat hij hoopt dat hij in september 2021 kan doorstromen naar het MBO, niveau 1, richting beveiliging. Hij is ook druk aan het solliciteren voor een bijbaan bij een supermarkt.
6.3.3
De straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de informatie over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die uit de rapporten en ter zitting naar voren is gekomen, alsook de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, zoals neergelegd in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde geweldsfeiten en gelet op de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie een passende straf. Om de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en zijn begeleiding en behandeling te waarborgen, ziet de rechtbank aanleiding een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank zal, overeenkomstig het advies van de Raad, als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de meldplicht, het volgen van een behandeling bij het Palmhuis, meewerken aan begeleiding door de coach van WelzijnE25
en een verplichting tot het volgen van onderwijs of het hebben van een dagbesteding opleggen.
De rechtbank vindt- gezien wederom de ernst van de bewezenverklaarde geweldsfeiten - de door de officier van justitie geëiste werkstraf, naast de onvoorwaardelijke jeugddetentie passend.
De verdachte kan met de taakstrafcoördinator afspraken maken wanneer hij de werkstraf kan verrichten, opdat dit zijn andere verplichtingen niet in de weg staat.
De rechtbank zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht bevelen, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte vanwege zijn agressieregulatieproblemen wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

7.De vordering van de benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Namens
[aangever 1]is een vordering tot vergoeding van de geleden schade ingediend voor het bedrag van
€ 795,00, bestaande uit een bedrag van € 45,00 aan materiële schade en een bedrag van € 750,00 aan immateriële schade, kort gezegd smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de vordering van de benadeelde partij voor zover dit de geleden materiële schade van € 45,00 betreft in zijn geheel toe te wijzen en de gevorderde immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vanwege de bepleite vrijspraak de rechtbank verzocht de vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw bepleit de immateriële schade te matigen, nu het letsel beperkt is gebleven.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is niet betwist en naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Een bon van € 45,00 waaruit blijkt dat het horloge is gerepareerd is overgelegd. De materiële schade is voor vergoeding toewijsbaar.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat uit de aard en ernst van het gepleegde feit en de informatie uit de vordering van de benadeelde partij, genoegzaam volgt dat lichamelijke en psychische schade is ontstaan als gevolg van het bewezenverklaarde feit. Dat deze schade € 750,00 zou bedragen is zonder toereikende onderbouwing gebleven. De rechtbank zal daarom het bedrag ten aanzien van de immateriële schade naar billijkheid begroten en wijst aldus een bedrag van € 250,00 toe.
Uit het onderzoek ter zitting vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal dan ook de vordering ten laste van de verdachte hoofdelijk toewijzen tot het bedrag van € 295,00. De rechtbank zal tevens de wettelijke rente toekennen vanaf 8 mei 2020 tot aan de dag waarop het bedrag is voldaan.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter
aanbrengen.
Dit brengt mee dat de verdachte ook moet worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt.
De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op € 0,00.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat. Dit betekent dat de verdachte verplicht is een bedrag groot
€ 295,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 8 mei 2020 tot aan de dag waarop het bedrag is voldaan, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 1] .
Omdat de verdachte minderjarig was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit, zal de rechtbank de maximale duur van de gijzeling bepalen op 0 dagen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 302, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze artikelen zijn toegepast zoals zij golden op het moment van het plegen van het strafbare feit.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem bij dagvaarding 1 onder 1 primair en het hem bij dagvaarding 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem bij dagvaarding 1 onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Dat is volgens de wet:

1 subsidiair:

Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

2:
poging tot zware mishandeling;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 60 DAGEN;
bepaalt dat de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht hier vanaf getrokken moet worden, tenzij dat al bij een andere straf is gedaan;
bepaalt dat een deel van deze jeugddetentie van
44 DAGENniet ten uitvoer zal worden gelegd als de verdachte zich tot het einde van de proeftijd, die
2 jarenis, houdt aan de volgende voorwaarden:
1. dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. dat hij zich gedurende de proeftijd zal melden bij de jeugdreclassering, op momenten
waarop zij dat willen en zolang zij dat willen;
3. dat hij zal meewerken aan het volgen van een (ambulante) behandeling bij het Palmhuis
en alle afspraken zal nakomen, zo lang dit door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt
geacht;
4. dat hij zal meewerken aan de begeleiding door een coach van WelzijnE25, zo lang dit
door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht;
5. dat hij gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen en/of een dagbesteding zal hebben;
geeft aan de
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht om erop toe te zien dat de verdachte zich zal houden aan de voorwaarden en om hem daarbij te begeleiden;
wijst de verdachte op de overigens geldende voorwaarden:
6. dat hij voor het vaststellen van zijn identiteit zal meewerken aan het nemen van
vingerafdrukken of een identiteitsbewijs (artikel 1 Wet op de identificatieplicht) zal laten
inzien;
7. dat hij zal meewerken aan het toezicht door de jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel
77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder
begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
heft op het geschorste beveltot voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit:
een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
60 UREN;
beveelt, voor het geval dat de verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
30 DAGEN;
ten aanzienvan
van parketnummer 09-158819-20 feit 1 subsidiair
wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangever 1] hoofdelijktoe voor het bedrag van
€ 295,00, vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 8 mei 2020 tot de dag waarop de vordering is betaald, en veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 00,00, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen;
legt aan de verdachte op de verplichting om
€ 295,00aan de Staat te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 8 mei 2020 tot de dag waarop het bedrag is betaald, voor het slachtoffer
[aangever 1];
bepaalt de maximale duur van de gijzeling op
0 dagenals de verdachte niet voldoet aan zijn betalingsverplichting;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat door betaling aan de Staat, de verplichting om aan de benadeelde partij te betalen vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, voorzitter,
mr. M. van Loenhoud, kinderrechter,
en mr. A.P. Sno, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 1 april 2021.
Bijlagen:
De tenlastelegging
De bewezenverklaring
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
09-158819-20
1
hij op of omstreeks 8 mei 2020 te Lelystad
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, een horloge (merk Armani), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door [aangever 1] meermalen, althans eenmaal, met zijn gebalde vuist in het gezicht te slaan en/of door [aangever 1] te duwen en/of door tegen [aangever 1] te roepen "Geef dat kankerding anders breek ik je kankerneus";
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 mei 2020 te Lelystad
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge (merk Armani), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [aangever 1] toebehoorde, door [aangever 1] meermalen, althans eenmaal, met zijn gebalde vuist in het gezicht te slaan en/of door [aangever 1] te duwen en/of door tegen [aangever 1] te roepen
"Geef dat kankerding anders breek ik je kankerneus";
2
hij op of omstreeks 15 juni 2020 te 's-Gravenhage
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes in zijn hand op [aangever 2] is afgestapt en een stekende beweging heeft gemaakt met dat mes naar het lichaam en/of de arm van [aangever 2] waardoor [aangever 2] in zijn arm is gesneden en/of
gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
09-131818-20
hij op of omstreeks 13 mei 2020 te Lelystad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een bromfiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 11] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; het stuurslot van die bromfiets te verbreken en/of
die bromfiets op te tillen en ermee weg te lopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Bijlage II: de bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
09-158819-20
1. subsidiair
hij op 8 mei 2020 te Lelystad tezamen en in vereniging met een
ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge (merk Armani), dat aan [aangever 1] toebehoorde, door [aangever 1] meermalen, met zijn gebalde vuist in het gezicht te slaan en door [aangever 1] te duwen en door tegen [aangever 1] te roepen "Geef dat kankerding anders breek ik je kankerneus";
2
hij op 15 juni 2020 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes in zijn hand op [aangever 2] is afgestapt en een stekende beweging heeft gemaakt met dat mes naar de arm van [aangever 2] waardoor [aangever 2] in zijn arm is gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Eventuele taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd, zie de cursieve wijziging. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

Voetnoten

1.De hierna genoemde pagina’s zijn te vinden in het dossier met het nummer PL1500-2020174826 Z, pagina
2.Proces verbaal van aangifte van [aangever 1] , met bijlagen, p. 90-94, en proces-verbaal van verhoor [aangever 1]
3.Proces-verbaal van verhoor [getuige 3] , p. 111-113.
4.Proces-verbaal van verhoor [getuige 4] , p. 114-116.
5.Proces-verbaal van verhoor [getuige 6] , p. 118-119.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 120.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 127-128.
8.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 167-171.
9.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 172-182.
10.Eigen verklaring verdachte ter zitting van 18 maart 2021.
11.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , p. 28-30.
12.Proces-verbaal van verhoor [getuige 5] , p. 37-38.
13.Proces-verbaal van verhoor minderjarige [verdachte] , p. 72-75.
14.Verklaring [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 18 juni 2020.
15.Eigen verklaring verdachte ter zitting van 18 maart 2021.