ECLI:NL:RBDHA:2021:3333

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
09/318998-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging met een mes tijdens een verkooptransactie via Marktplaats

Op 6 april 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 13 december 2020, waarbij de verdachte een telefoon (iPhone 12 Pro MAX) heeft gestolen van een slachtoffer in de Repelaerstraat te Den Haag. De verdachte had gereageerd op een advertentie op Marktplaats en ontmoette het slachtoffer, die vergezeld werd door zijn zoon. Tijdens de ontmoeting heeft de verdachte de telefoon gepakt en vervolgens een mes gebruikt om het slachtoffer te bedreigen en te slaan. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij door de verdachte met de achterkant van het mes op zijn gezicht is geslagen en dat hij een steekwond in zijn been heeft opgelopen toen hij probeerde de verdachte tegen te houden. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als geloofwaardig beoordeeld en heeft vastgesteld dat de verdachte de telefoon heeft gestolen met geweld en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld en heeft een gevangenisstraf opgelegd van 300 dagen, waarvan 185 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en opname in een verslavingskliniek. De rechtbank heeft ook het in beslag genomen mes verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/318998-20
Datum uitspraak: 6 april 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboortedatum] ,
BRP-adres: [adres] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [detentieadres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Kooijmans en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. B.J.W. Tijkotte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 december 2020 te ’s-Gravenhage op/aan de openbare weg, de Repelaerstraat, althans op/aan een openbare weg, een telefoon (iPhone 12 Pro MAX), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- het pakken van een mes en/of
- ( vervolgens) met de achterkant van het mes te slaan in/op het gezicht van die [slachtoffer] en/of
- met het mes richting die [slachtoffer] te zwaaien en/of
- tegen het lichaam van die [slachtoffer] te duwen en/of
- ( tijdens de vlucht) met het mes in het been van die [slachtoffer] te steken.
3. Bewijsoverwegingen [1]
3.1
Inleiding
[slachtoffer] (hierna ook: aangever) heeft een advertentie geplaatst op Marktplaats om een aan hem toebehorende telefoon (iPhone 12 Pro MAX) te verkopen. [2] De verdachte heeft gereageerd op deze advertentie. [3] Aangever en de verdachte hebben elkaar vervolgens op 13 december 2020 ontmoet in de Repelaerstraat te Den Haag. [4] Aangever werd daarbij vergezeld door zijn zoon, [getuige] . [5] De verdachte heeft verklaard dat hij de telefoon toen heeft gestolen. [6]
Over het bovengenoemde, waarvan onderdelen in de tenlastelegging zijn terug te vinden, bestaat geen discussie. Wel discussie bestaat over wat er daarna is gebeurd. Nadat de verdachte de telefoon had gepakt, zou hij een mes ter hand hebben gehad en aangever hebben bedreigd en geslagen en geduwd. Een omstander, [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ), heeft getracht de verdachte vervolgens tegen te houden op zijn vlucht en deze heeft een steekwond in zijn scheenbeen opgelopen. Volgens de tenlastelegging zou de verdachte [slachtoffer] hebben gestoken.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is – kort gezegd – wat er precies gebeurd is en wat het handelen van de verdachte juridisch gezien oplevert.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot integrale bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Op specifieke standpunten zal de rechtbank hierna, waar relevant, nader in gaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van hetgeen de verdachte onder het laatste gedachtestreepje wordt verweten, te weten het geweld tegen [slachtoffer] . Ook heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het maar de vraag is of de verdachte heeft gezwaaid met het mes of dat hij aangever heeft geduwd. Op zijn specifieke standpunten wordt hierna, waar relevant, nader ingegaan.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1
De bewijsmiddelen
Verklaringen van aangever [slachtoffer]
heeft verklaard dat hij de man waarmee hij had afgesproken, nadat deze de telefoon in zijn handen had, van achter heeft vastgepakt toen hij ook de doos van de telefoon wilde pakken. Hij zag dat de man met zijn rechterhand een mes tevoorschijn haalde. De man zwaaide toen met zijn rechterarm naar achter. De achterzijde van het mes, dus het handvat, kwam op het gezicht van aangever, waardoor het ging bloeden. De man kwam toen los uit zijn greep, waardoor aangever tegen een auto aan kwam. De man zwaaide toen met het mes langs de borst van aangever. Zijn jas ging daardoor aan de rechterbovenzijde kapot. Aangever verklaarde verder dat hij zeker was neergestoken, als hij niet naar achter was gestapt. [7] Achter de aangifte is als bijlage een foto van de jas van aangever gevoegd waarop te zien is dat er aan de voorzijde een scheur in de jas zit. [8]
Verklaring van getuige [getuige]
heeft gezien dat de man die de telefoon in zijn handen had, zijn vader tegen een busje aanduwde, waardoor zijn vader viel. Hij zag dat zijn vader een wond had aan de rechterzijde van zijn hoofd. [9]
Verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij de intentie had om aangever te beroven. Toen aangever hem van achter vastpakte, heeft hij een mes uit zijn zak gepakt. Hij wilde stoer doen met het mes, zodat aangever naar achteren zou gaan en hij kon vluchten met de telefoon. De verdachte heeft hem een klap met de achterkant van het mes gegeven. Aangever viel door de klap op de grond, waardoor de verdachte kon vluchten. [10] Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat het wel zou kunnen dat hij met het mes ook gezwaaid heeft in de richting van aangever. [11]
3.4.2
Het oordeel van de rechtbank
Diefstal met geweld/bedreiging met geweld tegen [slachtoffer]
De verklaring van aangever dat de verdachte een mes gepakt heeft en hem met de achterkant van dat mes op het gezicht heeft geslagen, wordt bevestigd door de verdachte zelf. Dat de verdachte, zoals aangever heeft verklaard, hem heeft geduwd om los te komen, vindt steun in de verklaring van de zoon van aangever. De rechtbank heeft geen reden om daaraan te twijfelen. Dat de verdachte, zoals aangever heeft verklaard, ook met het mes in zijn richting heeft gezwaaid, vindt steun in de foto van de jas van [slachtoffer] – waarin een scheur te zien is – op bladzijde 65 van het procesdossier. Overigens zegt ook de verdachte dat het wel zou kunnen dat hij dat heeft gedaan. Uit de verklaringen van de verdachte blijkt verder dat de geweldshandelingen erop waren gericht te kunnen vluchten nadat hij de telefoon had gestolen zodat hij de telefoon kon behouden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte de telefoon heeft gestolen en dat hij daarbij de handelingen onder de eerste vier gedachtestreepjes van de tenlastelegging heeft verricht met het oogmerk om te vluchten, hetzij het bezit van de telefoon te verzekeren. In zoverre zal de rechtbank het ten laste gelegde feit dan ook bewezen verklaren.
Geweld tegen [slachtoffer]
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de handeling ten laste gelegd onder het vijfde gedachtestreepje: het (tijdens de vlucht) met het mes in het been van [slachtoffer] steken. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte [slachtoffer] heeft gestoken
met het oogmerkom de vlucht mogelijk te maken of het bezit van de telefoon te verzekeren. De verdachte heeft zelf verklaard dat hij [slachtoffer] niet heeft gezien, dat hij plotseling viel en dat hij voelde dat het mes ergens in bleef haken. Hij ontkent stellig [slachtoffer] bewust te hebben gestoken om te kunnen vluchten. Aan de hand van de verklaringen van aangever, [getuige] en [slachtoffer] kan de rechtbank evenmin vaststellen dat de verdachte de bedoeling had om [slachtoffer] te steken. Immers, [slachtoffer] heeft enkel verklaard dat hij zijn been omhoog stak om de verdachte tegen te houden en dat hij dacht dat hij toen werd geraakt door ‘iets met elektriciteit’. Over de exacte toedracht kan hij niet verklaren. Aangever en zijn zoon hebben evenmin gezien wat er (precies) is gebeurd tussen [slachtoffer] en de verdachte. Of, zoals de officier van justitie heeft betoogd, de verdachte door met het mes te gaan rennen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij iemand met het mes zou steken, is niet relevant, nu voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde vereist is dat het geweld gepleegd is met het
oogmerkop het vluchten of het verzekeren van het bezit van het gestolene. Voorwaardelijk opzet, zo dat al bewezen zou kunnen worden, is niet voldoende.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
op 13 december 2020 te ’s-Gravenhage op de openbare weg, de Repelaerstraat, een telefoon (iPhone 12 Pro MAX),
toebehorendeaan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- het pakken van een mes en
- ( vervolgens) met de achterkant van het mes te slaan op het gezicht van die [slachtoffer] en
- met het mes richting die [slachtoffer] te zwaaien en
- tegen het lichaam van die [slachtoffer] te duwen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd met bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van die voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om, in het geval van een veroordeling, de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel loopt tot 8 april 2021. Met ingang van die datum kan de verdachte volgens de reclassering immers worden opgenomen in de Piet Roordakliniek. De raadsman heeft verder bepleit om aan het voorwaardelijk strafdeel de voorwaarden te verbinden die de reclassering heeft geadviseerd en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan te bevelen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een straatroof. Hij heeft naar aanleiding van een advertentie op Marktplaats onder valse voorwendselen met de verkoper afgesproken, om hem vervolgens te beroven van de aangeboden telefoon. Toen hij de telefoon eenmaal had ontvangen, heeft hij gedreigd en gezwaaid met een mes, het slachtoffer van zich afgeduwd en deze met de achterkant van dat mes op zijn gezicht geslagen. Dit alles om weg te kunnen komen en de telefoon te kunnen houden.
De verdachte heeft door zijn handelen niet alleen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het slachtoffer, maar ook op diens lichamelijke integriteit. Het gedrag van de verdachte is voor het slachtoffer en zijn minderjarige zoon, die daar getuige van is geweest, heel bedreigend en intimiderend geweest. De verdachte had slechts oog voor zijn eigen geldelijk gewin, waarbij hij geheel voorbij is gegaan aan de psychische en/of lichamelijke gevolgen voor het slachtoffer en zijn zoon.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig voelen en/of psychische gevolgen van het gebeurde ondervinden. Bovendien nemen als gevolg van dit soort delicten de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen toe. Zeker nu het feit op de openbare weg plaatsvond en de verdachte zich heeft voorgedaan als bonafide koper van de telefoon via Marktplaats. Niet alleen het slachtoffer zal zich nog wel een keer bedenken voordat hij iets durft te verkopen via Marktplaats, maar ook anderen die hier van horen zullen meer op hun hoede zijn. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte d.d. 18 februari 2021. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder een strafbeschikking heeft ontvangen voor een vermogensdelict.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte d.d. 8 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte verslaafd is aan alcohol, cannabis en cocaïne. Door deze verslaving is sprake van een hoog recidiverisico. Gezien de langdurige aard van de verslavingsproblematiek en de bijkomende psychische klachten die dit in stand houden, acht de reclassering een langdurig klinisch behandeltraject noodzakelijk, gevolgd door een traject gericht op re-integratie middels begeleid wonen en ambulante behandeling. De verdachte lijkt de ernst van zijn verslavingsproblematiek te erkennen en is volgens de reclassering gemotiveerd om hier middels een langdurig klinisch traject aan te werken.
In het advies is verder te lezen dat de verdachte op de wachtlijst van de gesloten kliniek van forensisch verslavingskliniek Piet Roorda in Zutphen staat. Dit betreft een kliniek met een hoog beveiligingsniveau. De opnameduur is gemiddeld twaalf maanden, waarna de verdachte door kan stromen naar een beschermde woonsetting. De verdachte kan op 8 april 2021 worden opgenomen. De reclassering adviseert om bij veroordeling de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, opname per 8 april 2021 in de Piet Roordakliniek of een soortgelijke zorginstelling, gevolgd door ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole.
De verdachte heeft ter terechtzitting aan de rechtbank laten weten zeer gemotiveerd te zijn voor dit traject. Hij heeft verklaard dat hij zijn leven daadwerkelijk een andere wending wil geven en dat hij inziet dat hij daarbij hulp nodig heeft.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van het feit alleen met een gevangenisstraf kan worden gereageerd. Bij de bepaling van de lengte van die straf heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, neergelegd in de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin geldt voor een straatroof met licht geweld als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Bedreiging met een wapen en (aard en ernst van) letsel gelden als strafverzwarende omstandigheden.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen, waarvan 185 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Zij zal daarbij alle bijzondere voorwaarden opleggen die door de reclassering zijn geadviseerd.
Deze straf is fors lager dan door de officier van justitie is geëist. Dat komt deels omdat de rechtbank minder strafbare handelingen bewezen heeft verklaard dan door de officier van justitie is gevorderd. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte per 8 april 2021 kan worden opgenomen in de Piet Roordakliniek. Alhoewel de verdachte ook later dan die datum zou kunnen worden opgenomen in deze kliniek en deze datum niet leidend is voor de op te leggen straf, heeft de rechtbank er in dit geval wel voor gekozen om de duur van het onvoorwaardelijk strafdeel op deze datum af te stemmen, nu de rechtbank de overtuiging heeft dat de verdachte thans is doordrongen van de ernst van zijn verslavingsproblematiek en dat hij
op dit momentintrinsiek gemotiveerd is om hier aan te werken. Dit maakt de kans van slagen van de behandeling groter. De klinische (gesloten) opname duurt bovendien naar verwachting een jaar, hetgeen eveneens een korter onvoorwaardelijk strafdeel rechtvaardigt. Het aanzienlijke voorwaardelijke strafdeel met de bijbehorende proeftijd dient als stok achter de deur, om ervoor te zorgen dat de verdachte daadwerkelijk werk maakt van zijn verslavingsproblematiek en zich niet nog eens schuldig maakt aan een strafbaar feit. De rechtbank voorziet dat de verdachte ook na de klinische opname nog langdurig begeleid zal moeten worden om een terugval te voorkomen, waardoor zij een proeftijd van 3 jaren passend acht.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten diefstal met geweld. Gelet op het door de reclassering geconstateerde hoge recidiverisico is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het toezicht daarop dadelijk uitvoerbaar zijn. De rechtbank verstaat dat de verdachte na opheffing van de voorlopige hechtenis op 8 april 2021 door de Dienst Vervoer & Ondersteuning in opdracht van het Openbaar Ministerie naar de Piet Roordakliniek zal worden vervoerd.

7.De in beslag genomen voorwerpen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het in beslag genomen mes verbeurd te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het mes te onttrekken aan het verkeer.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het mes verbeurd verklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit aan de verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp het bewezen verklaarde feit is begaan.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en bijkomende straf zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
300 (driehonderd) dagen;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
185 (honderdvijfentachtig) dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op
drie jarenvastgestelde
proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ Tactus reclassering (Piet Heinstraat 25A te Zutphen), op door de reclassering te bepalen tijdstippen en plaatsen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de eerste twaalf maanden van de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, laat opnemen in forensisch verslavingskliniek Piet Roorda aan de Verlengde Ooyerhoekseweg 30 te Zutphen, althans een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start op 8 april 2021 om 11.00 uur. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich aansluitend op de klinische opname ambulant laat behandelen door een door de reclassering en hoofdbehandelaar van de Piet Roordakliniek te bepalen forensische polikliniek. De behandeling duurt het gehele resterende deel van de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname is eenmalig en duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht;
- aansluitend op de klinische opname gedurende de proeftijd verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt het gehele resterende deel van de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
geeft opdracht aan GGZ Tactus reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het - op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht - uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 8 april 2021 om 11.00 uur;
verklaart verbeurd het in beslag genomen mes.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. van der Ven, voorzitter,
mr. R.E. Perquin, rechter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 april 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020376204, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, basisteam Hoefkader, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 161).
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 december 2020, blz. 52-54
3.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 23 maart 2021.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 december 2020, blz. 52-54 en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 23 maart 2021.
5.Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 december 2020, blz. 52-54.
6.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 23 maart 2021.
7.Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 december 2020, blz. 52-54, met als bijlage de foto van de jas van aangever op blz. 65 en proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 14 december 2020, blz. 69-70.
8.Eigen waarneming van de rechtbank van een als bijlage bij het proces-verbaal van aangifte gevoegde foto van de jas van aangever, blz. 65.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 13 december 2020, blz. 91-92.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte door de rechter-commissaris d.d. 18 december 2020 en proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 maart 2021, blz. 137-139.
11.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 23 maart 2021.