ECLI:NL:RBDHA:2021:329

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
20 januari 2021
Zaaknummer
SGR 20/287, SGR 20/340, SGR 20/412, SGR 20/646, SGR 20/387, SGR 20/398
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de functieomschrijving en waardering van IC-verpleegkundigen in het Leids Universitair Medisch Centrum

In deze zaak hebben eisers, werkzaam als IC-verpleegkundigen in het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), een aanvraag ingediend om hun functie opnieuw te beschrijven. Ze stellen dat de huidige functieomschrijving en waardering niet meer aansluiten bij hun feitelijke werkzaamheden. De rechtbank heeft op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij de beroepen van eisers ongegrond zijn verklaard. De rechtbank oordeelt dat de zwaarte van het feitelijk takenpakket van eisers nog in voldoende mate aansluit bij de beschrijving van de huidige normfunctie van IC-verpleegkundige 9a. De rechtbank heeft vastgesteld dat de functie van eisers vanaf 2003 is gewaardeerd op basis van de normfunctietypering van IC-verpleegkundige 9a, en dat er geen relevante normverzwarende of niveauverhogende omstandigheden zijn die een wijziging van de waardering rechtvaardigen. De rechtbank heeft de argumenten van eisers, waaronder de toegenomen werkdruk en complexiteit van de werkzaamheden, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat de huidige normfunctie en de bijbehorende waardering nog steeds van toepassing zijn, en dat de eisers niet in voldoende mate hebben aangetoond dat hun werkzaamheden niet meer in voldoende mate worden gedekt door de normfunctie. De uitspraak benadrukt het belang van de normfunctietypering en de rol van de werkgever in de waardering van functies binnen de Cao Universitair Medische Centra.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 20/287, SGR 20/340, SGR 20/412, SGR 20/646, SGR 20/387,
SGR 20/398

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2021 in de zaken tussen

[eiser 1] , wonende te [woonplaats 1]

[eiser 2], wonende te [woonplaats 2]
[eiser 3], wonende te [woonplaats 3] , vertegenwoordigd door mr. K. ten Broek
[eiser 4], wonende te [woonplaats 4] , vertegenwoordigd door mr. K. ten Broek
[eiser 5], wonende te [woonplaats 5] , vertegenwoordigd door mr. A.E.E. Vollebregt
[eiser 6], wonende te [woonplaats 5] , vertegenwoordigd door mr. A.E.E. Vollebregt
hierna aangeduid als eisers
en
de Raad van Bestuur van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), verweerder
(gemachtigde: mr. P. de Vos).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 28 mei 2019 (de primaire besluiten) heeft verweerder vastgesteld dat de zwaarte van het feitelijk takenpakket van eisers nog in voldoende mate aansluit bij de beschrijving van de huidige normfunctie van IC-verpleegkundige 9a.
Bij afzonderlijke besluiten van 5 december 2019 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroepen ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2020. Eisers zijn verschenen, mr. K. ten Broek is verschenen en als waarnemer van mr. A.E.E. Vollebregt is verschenen mr. S. Blok. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens zijn namens verweerder verschenen [A] en [B] .

Overwegingen

1. Eisers zijn werkzaam in het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) in de functie van Verpleegkundige Intensive Care (IC), die gewaardeerd is op salarisschaal 9a. Eisers hebben op 1 april 2019 een aanvraag ingediend die ertoe strekt om hun functie opnieuw te beschrijven. Eisers hebben dit verzoek gedaan omdat zij stellen dat de beschrijving en waardering van hun functie niet meer past bij hun feitelijke werkzaamheden en verantwoordelijkheden.
2.1.
Bij de primaire besluiten heeft verweerder vastgesteld dat de zwaarte van het feitelijk takenpakket van eisers nog in voldoende mate aansluit bij de beschrijving van de huidige normfunctietypering van IC-verpleegkundige 9a (de normfunctie). Eisers hebben tegen de primaire besluiten bezwaar gemaakt.
2.2.
Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de bezwaren van eisers, conform het advies van de Adviescommissie Rechtspositionele Bezwaren van 11 november 2019, ongegrond verklaard en de primaire besluiten gehandhaafd. Verweerder erkent dat er sprake is van een verzwaring van het takenpakket, maar heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan eisers opgedragen taken en werkzaamheden in voldoende mate worden gedekt door de normfunctietypering. Er zijn volgens verweerder geen kenmerken beschreven of aangedragen die een niveau aanduiden boven het functieniveau van de normfunctie. De verzwaring van het takenpakket in de afgelopen jaren heeft geen consequenties voor de waardering van de functie en de bijbehorende salarisschaal binnen de systematiek van het functiewaarderingssysteem FuwaVaz, aldus verweerder.
3. Op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de toepasselijke Cao Universitair Medische Centra (Cao UMC) waardeert de werkgever de aan de medewerker opgedragen functie met het functiewaarderingssysteem FuwaVaz.
Op grond van het derde lid geschiedt de waardering van functies op basis van functietyperingen. Een functietypering is een zodanige beschrijving van de inhoud van de functie, dat de bijbehorende salarisschaal met behulp van FuwaVaz is vast te stellen.
Op grond van het vijfde lid kan de werkgever besluiten de inhoud van een functie te typeren met een FuwaVaz normfunctie, indien de aan de medewerker opgedragen werkzaamheden daarmee in voldoende mate worden beschreven. In dit geval geldt de bij de normfunctie behorende salarisschaal.
4. De rechtbank stelt vast dat de functie van eisers vanaf 2003 is gewaardeerd conform artikel 4.2, vijfde lid, van de Cao UMC op basis van de normfunctietypering van IC-verpleegkundige 9a. Mede gelet op de toelichtingen ter zitting moet de aanvraag van eisers naar het oordeel van de rechtbank worden geduid als een verzoek om hun functie te beschrijven conform artikel 4.2, derde lid, van de Cao UMC en de bijbehorende salarisschaal met behulp van het FuwaVaz vast te stellen. Volgens eisers worden, blijkens de aanvraag, hun werkzaamheden niet meer in voldoende mate beschreven in de normfunctie en kan die normfunctie en de daarbij behorende waardering niet meer van toepassing zijn. Verweerder heeft de aanvraag ook als zodanig opgevat. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de feitelijke werkzaamheden nog wel in voldoende mate overeenstemmen met de normfunctie en ziet geen reden om niet langer uit te gaan van de huidige waardering op basis van die normfunctie. De omschrijving van de normfunctie zelf en de daaraan gekoppelde waardering kan naar het oordeel van de rechtbank in dit geding niet aan de orde komen. Die is immers bij de invoering van FuwaVaz in 2003 vastgesteld en de normfunctie heeft, naar de rechtbank begrijpt, laatstelijk in 2009 een update gehad. Om wijziging van die normfunctie en de waardering daarvan is niet verzocht en daarover is ook geen besluit genomen. Deze staan derhalve in dit geding vast.
5.1
In geschil is derhalve of de werkzaamheden die eisers verrichten nog in voldoende mate overeenkomen met de normfunctie.
5.2.
Eisers voeren aan dat de werkdruk is toegenomen omdat er minder verpleegkundigen zijn en omdat patiënten tegenwoordig zieker zijn dan in het verleden. Daarnaast zijn de taken van eisers uitgebreid en verzwaard en zijn er sinds de invoering van het FuwaVaz verantwoordelijkheden bijgekomen. In hun aanvraag hebben eisers puntsgewijs toegelicht waarom zij vinden dat sprake is van een functieverzwaring en ter zitting hebben eisers dit nader toegelicht. Eisers betogen dat zij meer en complexere apparatuur dienen voor te bereiden, te bedienen en te bewaken rondom de bedden van patiënten. Daarnaast nemen eisers zelfstandig en op eigen initiatief bloed af bij patiënten, om de uitslag van het bloed vervolgens zelfstandig te interpreteren. Eisers nemen zelfstandig op basis van een protocol beslissingen over behandelingen, bijvoorbeeld ten aanzien van het toedienen en ophogen van medicatie. Door de toegenomen complexiteit zijn er (nog) niet voor alle situaties protocollen en kunnen protocollen niet blind worden gevolgd, dit vergt inzicht en ervaring. Dit terwijl dat in theorie alleen gedaan mag worden door een arts. Omdat er in het LUMC vier intensive care units en een medium care unit zijn, zijn artsen volgens eisers niet altijd direct beschikbaar voor overleg. In bepaalde situaties is er echter geen tijd om te wachten tot er een arts beschikbaar is voor overleg en moeten beslissingen zelfstandig worden genomen. Hiermee stellen eisers in grijs gebied te handelen. Volgens eisers doet de normfunctie onvoldoende recht aan de taken die zij dagelijks uitvoeren en de verantwoordelijkheden die zij dragen.
5.3.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de normfuncties binnen FuwaVaz generieke profielen zijn en geen uitputtende taakbeschrijvingen. Hoewel deze op hoofdlijnen dienen aan te sluiten bij de werkzaamheden, is het volgens verweerder niet zo dat elke (nieuwe) taak als zodanig dient opgenomen te worden in de normfunctie. Verweerder heeft gemotiveerd dat het doel van de functie van IC-verpleegkundige is het zorgdragen voor de verpleegkundige zorg aan patiënten door het plannen, coördineren en uitvoeren van intensieve, multi-/ interdisciplinaire verpleegkundige zorg, zo nodig in verschillende IC-praktijken. Van de IC-verpleegkundige wordt verwacht dat die inspeelt op nog niet eerder voorgekomen (nood)situaties, waarbij uit bekende oplossingen moet worden gekozen, waarbij inventiviteit vereist kan zijn. Verweerder heeft erkend dat het takenpakket van de IC-verpleegkundige in de afgelopen tien jaar is veranderd. Ter zitting heeft verweerder ook erkend dat de patiënten tegenwoordig zieker zijn en dat mede daardoor de werkdruk is toegenomen. Verweerder heeft zich echter op het standpunt gesteld dat dit geen relevante normverzwarende of niveauverhogende omstandigheden zijn, omdat inconveniënten een onderdeel uitmaken van de systematiek. Verweerder betwist verder ook niet dat het werk inhoudelijk complexer is geworden doordat er meer en complexere apparatuur rondom het bed van patiënten staat, doch de aanwezigheid van meer apparatuur heeft geen niveauverhogend effect, aldus verweerder. Dat IC-verpleegkundigen meer uitslagen moeten interpreteren en daar zo nodig naar moeten handelen valt, los van de vraag of dit juist is, volgens verweerder binnen de huidige functiebeschrijving, in het bijzonder hetgeen is opgenomen onder ‘Resultaatgebieden’, met name onder het zesde en zevende gedachtestreepje. Daarin staat dat de IC-verpleegkundige in afwachting van de arts optreedt bij veranderingen in de gezondheidstoestand, ook wanneer geen standaardprocedures/ standaardhandelingen voorhanden zijn en dat de IC-verpleegkundige vitaal bedreigde patiënten stabiliseert, anticiperend op een medische diagnose. Volgens verweerder is de normfunctietypering zo ruim opgesteld, dat de door eisers genoemde wijzigingen van hun werkzaamheden hieronder vallen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de zwaarte van het feitelijk takenpakket nog in voldoende mate aansluit bij de omschrijving van de normfunctie. Verweerder heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de arts altijd eindverantwoordelijk is en in die zin 24/7 bereikbaar is voor eisers. Onvoldoende bereikbaarheid van artsen behoort te worden opgelost door organisatorische maatregelen. Ter zitting heeft verweerder hierover nog toegelicht dat er conform de formatie altijd een arts, een arts-assistent of een fellow beschikbaar is voor overleg.
5.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het toepasselijk toetsingskader, zoals in de rechtsoverwegingen 3 en 4. weergegeven, blijkt dat de werkzaamheden van eisers in voldoende mate dienen te worden beschreven in de normfunctie. Deze formulering biedt ruimte voor verweerder en dat betekent dat de werkzaamheden niet volledig beschreven hoeven te zijn in en gedekt hoeven te worden door de normfunctiebeschrijving. De rechtbank is het verder met eisers eens dat de omschrijvingen in de normfunctie ruim geformuleerd zijn, maar, zoals hierboven aan het slot van rechtsoverweging 4 is aangegeven, staat de beschrijving en waardering van de normfunctie in dit geding vast.
Dat sprake is van een uitbreiding en deels verzwaring van de taken en werkzaamheden hebben eisers op zich aannemelijk gemaakt en wordt door verweerder ook niet betwist, voor zover het gaat om de toegenomen inhoudelijke complexiteit van ziektebeelden en apparatuur. Dat eisers zelfstandig en op eigen initiatief bloed afnemen bij patiënten en meer(bloed)uitslagen moeten interpreteren en daar zo nodig naar moeten handelen wordt ook niet betwist. Dat geldt ook voor het feit dat eisers in bepaalde situaties (ook) moeten handelen en ingrijpen zonder tussenkomst of bemoeienis van een arts.
In de beschrijving van de normfunctie staat echter onder het kopje ‘Resultaatgebieden’ beschreven, dat de verpleegkundige in afwachting van de arts optreedt bij veranderingen in de gezondheidstoestand, ook wanneer geen standaardprocedures/ standaardhandelingen voorhanden zijn. Daarnaast staat daar ook dat de verpleegkundige vitaal bedreigde patiënten stabiliseert, anticiperend op een medische diagnose. In het onderdeel ‘motivering waardering’ wordt verder beschreven dat de aanpak van de werkzaamheden vereist dat wordt ingespeeld op nog niet eerder voorgekomen (nood)situaties, waarbij uit bekende oplossingen moet worden gekozen, waarbij inventiviteit vereist kan zijn. Daarnaast moet bij de werkzaamheden worden ingespeeld op onverwachte omstandigheden waarbij steeds sprake is van levensbedreigende situaties. In het onderdeel ‘speelruimte’ staat verder bij ‘complexiteit van de beslissingen’ dat beslissingen tot stand komen na interpretatie van niet duidelijk gedefinieerde keuzefactoren, terwijl onder ‘vaardigheden’ staat dat er sprake is van vaardigheden die nodig zijn voor het zelfstandig plegen van interventies in intensieve zorgsituaties. Dat eisers in bepaalde situaties zelfstandig moeten handelen en ingrijpen zonder tussenkomst of bemoeienis van een arts en er niet altijd protocollen beschikbaar zijn of toepassing daarvan inzicht en interpretatie vergt, zoals eisers stellen, wordt in voldoende mate gedekt door deze omschrijvingen. Eisers hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dit als gevolg van de toegenomen complexiteit in zodanige mate en omvang voorkomt dat niet meer kan worden volgehouden dat die dekking er in voldoende mate is. De rechtbank neemt daarbij verder in aanmerking dat eisers de stellingen van verweerder, dat de arts altijd eindverantwoordelijk is en 24/7 bereikbaar is voor eisers, alsmede dat er conform de formatie altijd een arts, een arts-assistent of een fellow beschikbaar is voor overleg, niet afdoende gemotiveerd hebben betwist. De rechtbank deelt verder het standpunt van verweerder dat onvoldoende bereikbaarheid van artsen behoort te worden opgelost door organisatorische maatregelen.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat eisers niet in voldoende mate aannemelijk hebben gemaakt dat de gestelde veranderingen en verzwaring van de werkzaamheden zodanig zijn dat die niet meer in voldoende mate wordt beschreven in de normfunctie.
5.5.
De rechtbank overweegt verder nog dat de stelling van eisers dat het FuwaVaz verouderd is, niet maakt dat het systeem niet meer gebruikt mag worden, nu verweerder gebruik heeft gemaakt van het systeem zoals in artikel 4.2, eerste lid, van de Cao UMC is voorgeschreven en nog steeds geldend is.
Dat, zoals uit het primaire besluit en de toelichting van verweerder ter zitting blijkt, de normfunctie en de waardering daarvan mogelijk nog aan de orde kan komen in het kader van een herziening van het functiewaarderingssysteem op landelijk niveau, waartoe verkenningen zijn gestart, kan niet tot een ander oordeel leiden, nu in dit geding dient te worden uitgegaan van de huidige normfunctie.
6. De beroepen zijn ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van
mr. K.A. Linthout, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
22 januari 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.