ECLI:NL:RBDHA:2021:3287

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
AWB 19/2766
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beëindiging opvang asielzoekers en ontvankelijkheid

In deze zaak gaat het om het beroep van eisers tegen de beëindiging van hun opvang door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) op 8 april 2019. Eisers, die asielzoekers zijn, hebben hun beroep ingesteld omdat zij van mening zijn dat hun recht op opvang automatisch eindigde door het besluit waarin hun asielaanvragen kennelijk ongegrond zijn verklaard. Verweerder, het bestuur van het COA, heeft echter gesteld dat de beëindiging van de opvang niet voortvloeide uit een besluit van hen, maar uit een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Bovendien zijn de asielberoepen inmiddels gegrond verklaard, waardoor eisers weer in de opvang van het COA verblijven en er volgens verweerder geen belang meer is bij het onderhavige beroep.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen besluit van verweerder is tot beëindiging van de opvang, noch dat er sprake is van een feitelijke handeling die gelijkgesteld moet worden met een besluit. Er is geen schriftelijke aanzegging gedaan door verweerder dat eisers de opvang moesten verlaten. De rechtbank heeft ook verwezen naar een e-mail van verweerder van 12 april 2019, waarin staat dat eisers de voorlopige voorziening in Nederland mogen afwachten en dat zij zich kunnen melden voor opvang. Deze e-mail is niet gericht op het tot stand brengen van enig rechtsgevolg en kan daarom niet als besluit worden aangemerkt.

Aangezien er geen sprake is van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, en is openbaar gemaakt op 12 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/2766

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 maart 2021 in de zaak tussen

[eiser] , met v-nummer [V-nummer] , eiser

en
[eiseres], met v-nummer [V-nummer] , eiseres
mede namens hun minderjarige kinderen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2012,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2014,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2018, hierna gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: J.M. Walls),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eisers tegen het eindigen van de opvang op 8 april 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het beëindigen van de opvang van eisers op 8 april 2019. Eisers verzoeken het beroep gegrond te verklaren. Volgens eisers eindigde het recht op opvang van rechtswege door het besluit waarin hun asielaanvragen kennelijk ongegrond verklaard zijn. Verweerder weigerde eisers naar een gezinslocatie te verplaatsen. Eisers zijn herhaaldelijk door verweerder weggestuurd wanneer zij zich in [plaats] voor opvang meldden. Eisers verwijzen naar een e-mail van verweerder van 12 april 2019.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het einde van de opvang niet voortvloeide uit een besluit van het COA, maar uit het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verder zijn de asielberoepen inmiddels gegrond verklaard, waardoor eisers weer in de opvang van het COA verblijven en er geen belang meer is bij het onderhavige beroep.
4. De rechtbank is van oordeel dat er geen besluit van verweerder ligt tot beëindiging van de opvang, noch dat er sprake is van een feitelijke handeling die gelijkgesteld moet worden met een besluit. Er is geen schriftelijke aanzegging gedaan door verweerder inhoudende dat eisers de opvang moesten verlaten. In de e-mail van verweerder van 12 april 2019 staat dat verzoekers, aangezien zij de voorlopige voorziening, gericht tegen de afwijzende beschikking op hun opvolgende asielaanvraag, in Nederland mogen afwachten, zij dat, gelet op het arrest Gnandi, in de opvang mogen doen. Teneinde toegelaten te worden tot de opvang kunnen verzoekers zich melden op AC [plaats] , aldus verweerder. Deze e-mail is er niet op gericht enig rechtsgevolg tot stand te brengen en kan daarom ook niet als besluit worden aangemerkt. Er is dan ook geen sprake van een voor beroep vatbaar besluit. De rechtbank verwijst in dit kader ook naar de uitspraak van deze rechtbank van 12 april 2019 [1] over het verzoek om voorlopige voorziening.
5. Omdat geen sprake is van een besluit in de zin van de Awb verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. van Gestel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 12 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.