ECLI:NL:RBDHA:2021:3226

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
NL21.2752
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door gebrek aan tijdige gronden van beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2021 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gronden van beroep te laat zijn ingediend. Eiser had op 24 februari 2021 beroep ingesteld, maar de gronden ontbraken. De griffier heeft eiser op 25 februari 2021 gewezen op het ontbreken van deze gronden en eiser kreeg de gelegenheid om deze binnen vijf werkdagen in te dienen. Echter, de rechtbank ontving geen gronden binnen de gestelde termijn. Op 12 maart 2021 heeft de griffier telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van eiser, die op dezelfde dag alsnog gronden indiende, maar zonder voldoende toelichting over de vertraging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen technische storing was op de datum dat de gronden ingediend hadden moeten worden. De gemachtigde kon niet met zekerheid aangeven wanneer hij had geprobeerd de gronden in te dienen en heeft niet ter zitting kunnen toelichten waarom de gronden te laat waren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het verzuim niet binnen de gestelde termijn is hersteld en er geen omstandigheden zijn die het niet-ontvankelijk verklaren zouden kunnen rechtvaardigen. Er is ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.2752
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zande).

Procesverloop

Bij besluit van 23 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.2753, plaatsgevonden op 19 maart 2021. Eiser en gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Eisers gemachtigde heeft op 24 februari 2021 beroep ingesteld bij de rechtbank.
2. Bij digitaal bericht van 25 februari 2021 heeft de griffier de gemachtigde er op gewezen dat de gronden van beroep ontbraken. Eiser is in de gelegenheid gesteld om binnen vijf werkdagen na het bericht de gronden digitaal aan de rechtbank kenbaar te maken. Daarbij is er op gewezen dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren indien de gronden niet binnen de gestelde termijn zijn ontvangen. De rechtbank heeft binnen deze termijn geen gronden ontvangen.
3. De griffier heeft naar aanleiding hiervan op 12 maart 2021 telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van eiser. De gemachtigde heeft vervolgens dezelfde dag gronden van beroep ingediend, vergezeld van een toelichting op het eerdere ontbreken van gronden.
4. De gemachtigde stelt dat voor zover hem bekend is, het beroeps- en verzoekschrift ingediend zou moeten zijn op 2 maart 2021, maar hij heeft niet toegelicht of hij hiervan een bevestiging heeft ontvangen. Verder heeft hij gewezen op een in deze zaak ontvangen foutmelding, echter zonder te verduidelijken wanneer en in verband met welke handeling in het digitale systeem deze is ontvangen.
5. Uit de informatie in MWO blijkt niet van een storing of onderhoud op 2 maart 2021. De gemachtigde heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van een storing ten tijde van het indienen van de beroepsgronden. Overigens leidt de rechtbank uit de reactie van 12 maart 2021 af dat de gemachtigde niet met zekerheid kan zeggen wanneer hij heeft getracht om beroepsgronden in te dienen. Als al zou moeten worden uitgegaan van een storing, is daarmee niet komen vast te staan dat de gemachtigde niet alsnog gelegenheid heeft gehad om binnen de gegeven termijn het vastgestelde verzuim te herstellen.
6. De gemachtigde is niet ter zitting verschenen om een en ander verder toe te lichten.
Indien een verzuim niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn wordt hersteld, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij aan de partij die het betreft geen verwijt kan worden gemaakt.
7. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om niet-ontvankelijkverklaring achterwege te laten.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2021 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.X. Scholten, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.