ECLI:NL:RBDHA:2021:3225

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
NL21.2480
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan op basis van de Dublinverordening. Tijdens de zitting op 19 maart 2021 zijn zowel eiser als zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiser. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een fictief claimakkoord, wat betekent dat de Italiaanse autoriteiten het asielverzoek van eiser in behandeling zullen nemen volgens de Europese asielrichtlijnen. Eiser heeft geen overtuigende argumenten of feiten aangedragen die zouden kunnen wijzen op een schending van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en de door hem aangehaalde rapporten zijn reeds in eerdere rechtspraak behandeld.

De rechtbank concludeerde dat eiser niet als kwetsbare asielzoeker kan worden aangemerkt en dat de zorgen over de Corona-pandemie geen afbreuk doen aan de rechtmatigheid van het overdrachtsbesluit. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag, en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.2480
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder(gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zande).

Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2021. Eiser en gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming.
2. Er is sprake van een fictief claimakkoord op grond waarvan moet worden aangenomen dat de Italiaanse autoriteiten het asielverzoek van eiser in behandeling zullen nemen overeenkomstig de Europese asielrichtlijnen, waaronder de Opvangrichtlijn. Eiser heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit terecht overwogen dat eiser geen algemene of persoonlijke feiten of omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan er in het geval van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De door eiser genoemde rapporten van AIDA van 16 april 2019 en SFH van mei 2019 en hetgeen eiser stelt over de gevolgen van het Salvini-decreet zijn reeds betrokken in eerdere rechtspraak over de positie van Dublinclaimanten in Italië. Een en ander vormt geen aanleiding voor de veronderstelling dat aan eiser bij terugkeer in Italië geen toereikende opvang zal worden geboden.
4. Niet is gebleken dat eiser valt aan te merken als een kwetsbare asielzoeker in de zin van het Tarakhel-arrest. Immers niet is gebleken dat eiser een bijzondere opvangbehoefte heeft.
5. De verwijzing naar eerdere onwil van Italië om schepen met asielzoekers toe te laten leidt niet tot twijfel over de vraag of Italië haar verplichtingen jegens eiser als Dublinclaimant zal nakomen.
6. Het New Pact on Migration and Asylum van de Europese Commissie raakt niet aan de vraag naar het onverplicht in behandeling nemen van een individueel asielverzoek op grond van bijzondere individuele redenen, zoals voorzien in artikel 17 van de Dublinverordening.
7. Eiser heeft ten slotte gewezen op de Corona-pandemie, maar daarbij geen feiten of omstandigheden gestelde op grond waarvan twijfel rijst of Italië zijn verplichtingen jegens eiser als Dublinclaimant zal nakomen. De omstandigheid dat eiser als gevolg van de Corona-pandemie niet kan worden overgedragen aan Italië is van tijdelijke feitelijke aard en doet niet af aan de rechtmatigheid van het overdrachtsbesluit.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2021 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.X. Scholten, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.