Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoekster], verzoekster V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in een asielprocedure betrokken was. Verzoekster had op 11 september 2020 beroep aangetekend omdat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig had beslist op haar aanvraag. Op 19 november 2020 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en de rechtbank heeft verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten.
De rechtbank heeft in overweging genomen dat verweerder bereid was om de proceskosten van verzoekster te vergoeden tot een bedrag van € 262,50. De rechtbank heeft echter besloten dat een zitting niet nodig was, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, omdat verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen.
De rechtbank heeft de hoogte van de vergoeding vastgesteld op € 262,50, rekening houdend met het feit dat verzoekster een professionele juridische hulpverlener had ingeschakeld. Aangezien de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn, is er een lagere vergoeding toegekend, met een wegingsfactor van 0,5. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. De uitspraak is gedaan door rechter mr. C.M. Dijksterhuis, in aanwezigheid van griffier M. Bos, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.