Op 2 april 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 16 juni 2019 betrokken was bij een verkeersongeval te Leiden. De verdachte, bestuurder van een Mercedes-Benz, viel naar alle waarschijnlijkheid in slaap tijdens het rijden, wat leidde tot een frontale botsing met een Fiat 500. De rechtbank oordeelde dat het enkele moment van afwezigheid niet voldeed aan de ondergrens van aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Echter, de rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde feit, overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet, wel bewezen. De verdachte had onvoldoende aandacht voor het verkeer en onvoldoende controle over zijn voertuig, wat gevaar op de weg veroorzaakte. De rechtbank legde een geldboete van € 500,- op, zonder een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verdachte geen eerdere verkeersovertredingen had begaan.