ECLI:NL:RBDHA:2021:3140

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
NL20.13863
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door te vroege ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiser op 17 oktober 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na het uitblijven van een besluit heeft eiser op 10 juli 2020 beroep ingesteld. De rechtbank heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ontvangen en op 16 maart 2021 het onderzoek gesloten. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank constateert dat de beslistermijn voor de aanvraag in beginsel op 17 april 2020 afliep, maar dat deze termijn door een overmachtssituatie van 16 maart 2020 tot 16 mei 2020 is opgeschort. Hierdoor is de beslistermijn verlengd tot 17 juni 2020. Eiser heeft op 16 juni 2020 een ingebrekestelling ingediend, maar deze is te vroeg ingediend en dus niet geldig. De rechtbank stelt vast dat zonder een geldige ingebrekestelling geen beroep wegens niet tijdig beslissen kan worden ingediend, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is.

De rechtbank wijst erop dat verweerder pas op 16 maart 2021, na een verzoek van de rechtbank, heeft aangegeven dat er op 12 oktober 2020 een besluit is genomen op de aanvraag. De rechtbank herinnert verweerder aan de verplichting om een genomen besluit onverwijld ter beschikking te stellen aan de rechtbank, zoals neergelegd in artikel 6:20, tweede lid, van de Awb. De rechtbank besluit het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.13863

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. T. der Bedrosian),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: Y.W.M. Schrijver).

Procesverloop

Eiser heeft op 17 oktober 2019 een aanvraag ingediend om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Op 10 juli 2020 heeft eiser beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en verweer gevoerd.
Op 16 maart 2021 is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser op 17 oktober 2019 een aanvraag heeft ingediend om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Ingevolge artikel 42 van de Vw 2000 beloopt de beslistermijn voor deze aanvraag zes maanden. De beslistermijn is door verweerder in deze zaak niet verlengd en de laatste dag om te beslissen was dus in beginsel 17 april 2020.
4. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 16 december 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2949) volgt dat vanaf 16 maart 2020 tot 16 mei 2020 sprake was van een overmachtssituatie. Deze overmachtssituatie heeft de beslistermijn van rechtswege opgeschort. De beslistermijn, die in beginsel afliep op 17 april 2020, is daarmee verlengd met de duur van de opschorting en liep dus tot en met
17 juni 2020. Daar komt bij dat de termijn om te beslissen op asielaanvragen is verlengd met zes maanden voor alle zaken waarvan de beslistermijn op 20 mei 2020 nog niet was verlopen middels WBV 2020/12 (welke verlenging rechtmatig is bevonden in de uitspraak van de Afdeling van 16 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3020). De ingebrekestelling dateert van 16 juni 2020. De ingebrekestelling is daarmee te vroeg ingediend en niet geldig.
5. Gezien artikel 6:12 van de Awb kan zonder een geldige ingebrekestelling geen beroep wegens niet tijdig beslissen worden ingediend. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Wel merkt de rechtbank op dat verweerder pas op 16 maart 2021, na een verzoek van de rechtbank om inzicht in de actuele stand van zaken, te kennen heeft gegeven dat op 12 oktober 2020 is besloten op de aanvraag. De rechtbank herinnert verweerder aan de verplichting om een alsnog genomen besluit onverwijld - dus niet pas op verzoek - ter beschikking te stellen aan de rechtbank, zoals neergelegd in artikel 6:20, tweede lid, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T.C. Wijsman, rechter, in aanwezigheid van C. van Osch, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 23 maart 2021
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.