5.4.Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres onvoldoende heeft verklaard hoe, of op welke wijze, de gebeurtenis met [naam 2] gevolgen heeft gehad voor de ontwikkeling van haar seksuele gerichtheid en gevoelens. Terecht heeft verweerder tegengeworpen dat eiseres in het nader gehoor niet aangeeft dat, en waarom, dit incident met [naam 2] eraan bijdroeg dat eiseres haar toen nog onbewuste gevoelens voor meisjes onderdrukte. Dat eiseres in de zienswijze een verband legt tussen dit incident en het onderdrukken van haar gevoelens, maakt dit niet anders. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres hierdoor invulling geeft aan haar eerdere verklaringen die zij niet in het gehoor heeft gegeven. Ook heeft verweerder niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat de zienswijze geen nadere duiding bevat waarom nu juist dit incident en de reactie van haar moeder daarop zoveel impact op eiseres heeft gehad en volgens de beroepsgronden zelfs leidde tot traumatische ervaringen.
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over haar gevoelens voor meisjes in de periode vóór 2004. Eiseres verklaart dat zij in 2004 op [naam 3] verliefd werd en toen wist dat zij op vrouwen valt (pagina 16 rapport nader gehoor). Vervolgens heeft eiseres verklaard dat zij vóór 2004 geen gevoelens had voor meisjes en in die periode ‘ [naam 4] ’ werd genoemd (pagina 16 rapport nader gehoor).
Daarna verklaart eiseres echter dat zij meisjes aantrekkelijk vond voor zij iets voor [naam 3] voelde. Met ‘aantrekkelijk’ bedoelt eiseres dat zij in de buurt van meisjes wilde blijven, ze meisjes heel erg mooi vond en met ze naar bed wilde gaan (pagina 17 rapport nader gehoor). Volgens eiseres merkte zij dat zij meisjes op deze manier aantrekkelijk vond voor het eerst toen zij in de eerste klas van de middelbare school zat (pagina 18 rapport nader gehoor). Ter zitting heeft eiseres verklaard dat zij in 2003 in de eerste klas van de middelbare school zat. Dat verweerder volgt dat het besef bij eiseres dat zij mogelijk lesbisch is niet hetzelfde hoeft te zijn als het accepteren van je homoseksuele gerichtheid, doet hieraan geen afbreuk.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom eiseres pas in 2009 is ingegaan op de mededeling van [naam 3] dat zij van eiseres hield, aangezien eiseres heeft verklaard sinds 2004 sterke gevoelens voor [naam 3] te hebben en [naam 3] sinds 2006 bij het afscheidsfeest al duidelijk zou hebben gemaakt dat de gevoelens wederzijds waren. Verweerder werpt niet ten onrechte tegen dat eiseres onvoldoende kan duiden waarom zij de mededeling van [naam 3] in 2006 als een grapje zou hebben gezien en waarom zij dezelfde uiting van [naam 3] in 2009 wel serieus heeft genomen omdat het toen het juiste moment was, zij sterke gevoelens voor [naam 3] had en [naam 3] goed voor haar zorgde (pagina 22-23 rapport nader gehoor). De nadere duiding in de beroepsgronden dat eiseres’ visie op, en het begrip van [naam 3] aanzienlijk wijzigde toen [naam 3] zich ervoor inspande dat eiseres bij [naam 3] op de campus zou komen, maakt dit niet anders. Deze enkele verklaring impliceert dat haar gevoelens voor [naam 3] (aanmerkelijk) zijn gewijzigd, wat niet zonder nadere uitleg rijmt met haar eerdere verklaring dat zij al sinds 2004 sterke gevoelens voor [naam 3] had. Het is (hieruit) niet gebleken dat verweerder aan eiseres heeft tegengeworpen dat zij eerder klaar had moeten zijn met haar acceptatieproces.
Anders dan eiseres stelt heeft verweerder zich bij het bestreden besluit niet beperkt tot de opmerking dat haar betoog dat zij na het opzoeken van informatie op de computer in 2010 besefte niet alleen te staan in haar homoseksualiteit, een herhaling van zetten is. Op pagina 6 en verder van het bestreden besluit is verweerder gemotiveerd op dit betoog van eiseres ingegaan. Daarbij heeft verweerder niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij tenminste vanaf 2009 iets mee moet hebben gekregen over andere homoseksuelen gelet op het anti-homoseksualiteitswetsvoorstel van 14 oktober 2009 en mede gelet op andere media dan internet, zoals kranten, radio en televisie, waar maatschappelijke discussie wordt gevoerd. Ook heeft verweerder zich bij het bestreden besluit, anders dan eiseres stelt, niet beperkt tot de opmerking dat haar betoog over haar referentiekader, worsteling en het onderdrukken van haar homoseksuele gevoelens, een herhaling van zetten is. Op pagina 7 en verder van het bestreden besluit is verweerder hierop gemotiveerd ingegaan. Hierbij heeft verweerder zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres haar (denk)proces of worsteling onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt, waarbij de afkomst van eiseres uit een vrij streng, katholiek en conservatief gezin is meegewogen. Hierbij heeft verweerder de culturele achtergrond van eiseres in Uganda betrokken. Verweerder heeft niet ten onrechte gewicht gehecht aan de worsteling van eiseres, nu eiseres – ook ter zitting – heeft gesteld dat zij een enorme, dan wel flinke, worsteling doorliep. Werkinstructie 2018/9 (oud) en WI 2019/17 over het horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd, staan hieraan niet in de weg.
Verweerder heeft niet ten onrechte tegengeworpen dat de link naar de website met informatie over seksuele vorming van Nederlandse jongeren geen verklaring geeft voor de asielmotieven van eiseres. Verder heeft verweerder het rapport ‘Trots en schaamte’ en de stukken over verweerders beleid over de geloofwaardigheidsbeoordeling, die eiseres in de eerdere procedure bij de rechtbank heeft ingediend, bij het bestreden besluit betrokken.
Verweerder heeft zich hierbij deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat deze algemene documenten de onvoldoende concreet en consistent bevonden verklaringen van eiseres niet anders maken. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het bestreden besluit desondanks in strijd is met de Afdelingsuitspraak van 6 februari 2020.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij met [naam 3] is gaan samenwonen. Verweerder heeft hierbij betrokken dat eiseres heeft verklaard dat zij heel erg bang was vanwege de eerdere betrapping met [naam 3] in het hostel, dat medestudenten en haar ouders bekend waren met haar homoseksuele affecties, de afstand van 17 kilometer van de huurwoning aan de andere kant van de stad Kampala tot de plaats in Kampala waar zij eerder woonde en dat eiseres niet bekend wilde worden als lesbienne. Op dit punt heeft verweerder een nadere verklaring van eiseres mogen verwachten.
Anders dan eiseres stelt heeft verweerder vanaf pagina 9 in het bestreden besluit wel nader gemotiveerd hoe de verklaringen van eiseres over haar relatie met [naam 5] in de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling zijn betrokken. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder de gestelde aard van de relatie met [naam 5] niet geloofwaardig heeft bevonden. Hierbij heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over het samenwonen met [naam 5] . Eiseres heeft immers verklaard dat zij tussen 2014 en 2018 op twee verschillende adressen met [naam 5] heeft samengewoond (pagina 3 rapport eerste gehoor). In de correcties en aanvullingen op het eerste gehoor verklaart eiseres echter dat zij en [naam 5] niet echt samenwoonden, maar dat [naam 5] bij haar
‘logeerde’. Verweerder heeft niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat eiseres onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom zij hierover niet eenduidig heeft verklaard. Ook heeft verweerder niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij gelet op haar gestelde hechte relatie met [naam 5] opvallend weinig moeite heeft gedaan om [naam 5] te traceren nadat het contact met [naam 5] verloren was gegaan. Het aanmaken van een nieuw account hoeft niet te betekenen dat oude contacten niet meer kunnen worden (terug)gevonden. Sociale media hebben een zoekfunctie. De enkele stelling dat het niet gelukt is om contact te leggen is dan onvoldoende.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom zij wel uit angst zou gaan verhuizen na het dreigement van [naam 6] om de politie te bellen naar aanleiding van de gestelde intieme camerabeelden van eiseres en [naam 5] en dat eiseres dat niet al heeft gedaan als direct gevolg van haar arrestatie door de politie die daaraan voorafging en waarbij de politie de camera al in handen had gekregen.
Eiseres heeft hiervoor geen plausibele verklaring gegeven.
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over de mogelijkheid om andere lesbische vrouwen in Uganda te ontmoeten. Enerzijds heeft eiseres immers verklaard dat het niet mogelijk is om deze vrouwen te ontmoeten (pagina 40 rapport nader gehoor). Anderzijds heeft eiseres verklaard dat zij ermee bekend was dat homoseksuelen of lesbiennes naar bepaalde bars gaan, zoals [naam bar 1] en [naam bar 2] en heeft eiseres verklaard dat zij een LHBT-feest in ‘ [naam feest] ’ heeft bezocht (pagina 39-40 rapport nader gehoor). Eiseres heeft deze tegenstrijdigheid niet weggenomen of van een plausibele verklaring voorzien.
Eiseres heeft het standpunt van verweerder dat de (schriftelijke) verklaringen van derden vrijwel niets zeggen over de gestelde seksuele gerichtheid van eiseres, onvoldoende bestreden. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder hierdoor in strijd met WI 2019/17 heeft gehandeld.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de verklaring van eiseres dat zij altijd haar best heeft gedaan om voorzichtig te zijn in Uganda inconsistent is met haar verklaring dat zij zich met haar vriendin midden in de nacht heeft gemeld bij de receptioniste van het hotel waar zij zojuist een feest hebben bijgewoond om vervolgens voor hen beide één kamer te boeken en haar identiteitsbewijs af te geven.
Eiseres heeft hiervoor geen plausibele verklaring gegeven. Bij het bestreden besluit is verweerder, anders dan eiseres stelt, wel ingegaan op de verklaringen van eiseres over de manager van het hotel. Verweerder heeft deze verklaringen niet aannemelijk geacht. Eiseres heeft dit standpunt onvoldoende bestreden. Ook heeft verweerder vanaf pagina 13 van het bestreden besluit wel degelijk afdoende gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres over de vrijkoping uit het politiebureau – nadat zij met haar partner was betrapt terwijl zij gemeenschap met elkaar zouden hebben – niet aannemelijk zijn.
Verweerder heeft eiseres terecht tegengeworpen dat zij tijdens de gehoren niet heeft verklaard dat zij via de telefoon van haar zus met haar werkster heeft gesproken over de gestelde politiebezoeken aan haar woning. De enkele stelling dat dit wel het geval is, biedt onvoldoende grond voor een ander oordeel. Ook de niet nader onderbouwde stelling dat verweerder haar verklaringen tijdens het aanmeldgehoor uit verband heeft gerukt, leidt niet tot een ander oordeel.
Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd waarom verweerder de legale uitreis niet aan eiseres kan tegenwerpen bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Eiseres heeft immers gesteld dat zij door de politie wordt gezocht. Het standpunt van eiseres over de juiste geboortedatum van haar zoon doet geen afbreuk aan het standpunt van verweerder over de seksuele gerichtheid van eiseres. Verder heeft verweerder niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij valse gegevens heeft opgegeven enkel en alleen om een visum te bemachtigen, waarmee zij naar Nederland is gereisd om asiel aan te vragen.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres tijdens het nader gehoor vragen buiten haar vrije relaas, ook over de door haar gestelde worsteling, kort en oppervlakkig beantwoordt. De stelling dat deze tegenwerping kant noch wal raakt en getuigt van stemmingmakerij, biedt geen grond voor een ander oordeel. Bij het bestreden besluit heeft verweerder voldoende inzichtelijk gemaakt hoe de verklaringen van eiseres onderling zijn gewogen en hoe dit leidt tot de conclusie dat de gestelde seksuele gerichtheid van eiseres en de door haar gestelde problemen als gevolg van deze gerichtheid niet geloofwaardig zijn bevonden. Het artikel in de NRC van 30 november 2020 met de titel
‘Oegandezen staan nu gelijk aan leugenaars’, de brief van COC Nederland van
14 december 2020 aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de uitspraak van 1 december 2020 van de rechtbank, zittingsplaats Zwolle (NL20.1379), maken dit niet
anders. Hetzelfde geldt voor de verklaring van eiseres dat haar vader is overleden en dat zij vanwege het gevaar dat zij loopt hem niet in Uganda heeft kunnen opzoeken. Hiermee heeft eiseres haar asielrelaas niet alsnog aannemelijk gemaakt.