ECLI:NL:RBDHA:2021:3113

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
31 maart 2021
Zaaknummer
C/09/607620 / JE RK 21-283
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 maart 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2004. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling van het meisje, dat in het verleden getuige is geweest van huiselijk geweld en vaak van woonplek is gewisseld. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijlagen, waaronder een Raadsrapport van 10 februari 2021. Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, is de minderjarige gehoord, terwijl de moeder niet is verschenen. De vader was wel aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die sinds juni 2020 verblijft in een woongroep van Jeugdformaat, een kwetsbaar meisje is dat veel heeft meegemaakt. De moeder is eenhoofdig belast met het ouderlijk gezag, maar is moeilijk te motiveren om haar gezag uit te oefenen. De kinderrechter oordeelt dat er ernstige bedreigingen zijn voor de ontwikkeling van de minderjarige, en dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om haar belangen te waarborgen. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige voor de duur van één jaar onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden en heeft tevens een machtiging tot uithuisplaatsing verleend.

De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en benadrukt het belang van een jeugdbeschermer die de belangen van de minderjarige behartigt. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/607620 / JE RK 21-283
Datum uitspraak: 10 maart 2021

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 17 februari 2021 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:

[minderjarige] geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
De kinderrechter merkt als informanten aan:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, waaronder het Raadsrapport d.d. 10 februari 2021;
Op 10 maart 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader.
[minderjarige] is op 10 maart 2021 in raadkamer gehoord.
De moeder is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, maar niet verschenen.

Feiten

  • [minderjarige] is erkend door de vader voornoemd.
  • De moeder is eenhoofdig belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
  • [minderjarige] verblijft sinds juni 2020 feitelijk op een woongroep van Jeugdformaat.

Verzoek

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de periode van één jaar en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. [minderjarige] is een kwetsbaar meisje dat veel heeft meegemaakt in het verleden en op veel plekken heeft gewoond. Ze is meerdere malen getuige geweest van huiselijk geweld en de relatie met de moeder is wisselend. Sinds [minderjarige] bij Jeugdformaat verblijft gaat het een stuk beter met haar. Ze krijgt hier rust, stabiliteit en de tijd om na te denken over wat ze heeft meegemaakt. [minderjarige] gaat naar school, staat open voor behandeling en wil binnen Jeugdformaat blijven wonen. De moeder woont in [woonplaats] en is moeilijk te motiveren om haar gezag uit te oefenen en de vader heeft geen gezag. Het is daarom van belang dat er een jeugdbeschermer komt die de belangen van [minderjarige] behartigt en de juiste hulpverlening voor haar inzet. De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad. De afgelopen periode heeft [minderjarige] zich hard ingezet. Ze staat open voor de hulpverlening en heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] bestaan uit het hierna volgende. [minderjarige] heeft in het verleden veel meegemaakt. Ze is getuige geweest van huiselijk geweld, is vaak van woonplek gewisseld en heeft wisselend contact met de ouders. Er is sprake van langdurige en complexe problematiek bij [minderjarige] en er zijn zorgen over de keuzes die [minderjarige] maakt op het gebied van middelengebruik en de mensen waarmee ze omgaat. De moeder is op dit moment onvoldoende bereid en in staat om deze bedreiging weg te nemen. De kinderrechter is daarom van oordeel dat [minderjarige] ernstig wordt bedreigd in haar ontwikkeling. De afgelopen periode is er sprake geweest van een positieve ontwikkeling. Sinds de plaatsing bij Jeugdformaat krijgt de ze de stabiliteit en rust die ze nodig heeft. [minderjarige] gaat weer naar school en staat open voor de hulpverlening. De kinderrechter acht een ondertoezichtstelling noodzakelijk om zicht te kunnen houden op de ontwikkeling van [minderjarige] . Het is van belang dat er een jeugdbeschermer komt die de belangen van [minderjarige] behartigt en de juiste hulpverlening en praktische zaken voor [minderjarige] regelt, zodat ze de gebeurtenissen uit het verleden kan gaan verwerken.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat [minderjarige] in het verleden vaak van verblijfsplaats is gewisseld, wat voor veel stress en spanningen zorgde. Op dit moment verblijft [minderjarige] bij Jeugdformaat en ontwikkelt ze zich daar goed. Het is niet mogelijk om [minderjarige] weer bij een van de ouders te laten wonen. Om de rust en stabiliteit in de woonomgeving te waarborgen is het van belang dat [minderjarige] binnen een zorginstelling kan verblijven en er zicht blijft op haar ontwikkeling, schoolgang, sociale contacten en dagbesteding. Om de plaatsing van [minderjarige] bij Jeugdformaat te formaliseren zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing toewijzen voor twaalf maanden. De komende periode is het van belang dat er een perspectief plan gemaakt wordt en er wordt gezocht naar een passende uitstroomplek waar [minderjarige] kan werken aan haar zelfstandigheid.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] van 10 maart 2021 tot 10 maart 2022 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 10 maart 2021 tot 10 maart 2022, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2021 door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 maart 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.