In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 maart 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2004. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling van het meisje, dat in het verleden getuige is geweest van huiselijk geweld en vaak van woonplek is gewisseld. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijlagen, waaronder een Raadsrapport van 10 februari 2021. Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, is de minderjarige gehoord, terwijl de moeder niet is verschenen. De vader was wel aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die sinds juni 2020 verblijft in een woongroep van Jeugdformaat, een kwetsbaar meisje is dat veel heeft meegemaakt. De moeder is eenhoofdig belast met het ouderlijk gezag, maar is moeilijk te motiveren om haar gezag uit te oefenen. De kinderrechter oordeelt dat er ernstige bedreigingen zijn voor de ontwikkeling van de minderjarige, en dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om haar belangen te waarborgen. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige voor de duur van één jaar onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden en heeft tevens een machtiging tot uithuisplaatsing verleend.
De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en benadrukt het belang van een jeugdbeschermer die de belangen van de minderjarige behartigt. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.