ECLI:NL:RBDHA:2021:3102

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
31 maart 2021
Zaaknummer
20?677
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersbesluit Boskoop: Belangenafweging tussen bewoners en bedrijven

Op 1 april 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een groep eisers, bestaande uit meerdere bedrijven, de kinderopvang het Tuinhuis en de Stichting Belangenbehartiging Greenport Boskoop, en het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn. De eisers hebben beroep ingesteld tegen een verkeersbesluit dat op 9 april 2019 is genomen, waarbij een geslotenverklaring voor zwaar vracht- en landbouwverkeer is ingesteld op de Reijerskoop en het Zuidwijk te Boskoop. Het college heeft het bezwaar van de eisers ongegrond verklaard in een bestreden besluit van 12 december 2019. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het college voldoende onderzoek heeft gedaan naar de verkeerssituatie en dat de belangen van de bewoners en de verkeersveiligheid zwaarder wegen dan de bezwaren van de bedrijven. De rechtbank overweegt dat de eisers onvoldoende hebben aangetoond dat zij als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, en dat de nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de te dienen doelen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het college niet onzorgvuldig heeft gehandeld in de voorbereiding van het besluit, en dat de eisers niet in aanmerking komen voor schadevergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op 1 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/677

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2021 in de zaak tussen

[eisers] e.a., te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. S. Boonstra),
en

Het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Zelmate en R. de Jong)

Als derde-partij neemt aan het geding deel: Bewonerscollectief Reijerskoop

(gemachtigde: mr. J.W.C. van Kleef).

Procesverloop

In het besluit van 9 april 2019 (primair besluit) heeft verweerder een verkeersbesluit genomen waarmee onder meer een geslotenverklaring wordt ingesteld voor zwaar vracht- en landbouwverkeer op de Reijerskoop (tussen de Overslag en de Rozenlaan) te Boskoop en op het Zuidwijk te Boskoop.
In het besluit van 12 december 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
De derde-partij heeft een schriftelijke uiteenzetting over de zaak gegeven.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, via een Skype-verbinding, plaatsgevonden op 11 maart 2021. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Tevens is namens eisers verschenen [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens zijn namens de derde-partij verschenen [B] en [C] .

Overwegingen

1. De groep eisers bestaat uit meerdere bedrijven, de kinderopvang het Tuinhuis en de Stichting Belangenbehartiging Greenport Boskoop. Zij vrezen allen voor nadelige gevolgen van het verkeersbesluit.
2.1.
Verweerder heeft het verkeersbesluit genomen om onveilige verkeerssituaties en de overlast door zwaar vracht- en landbouwverkeer (van meer dan 3,5 ton) in het woongebied te verminderen. In het verleden heeft de gemeente dit met verschillende maatregelen al proberen te doen. Zo is eerder een geslotenverklaring ingesteld voor een deel van de Reijerskoop (tussen de Zuidweg en de Goudse Rijweg) en is de Oostelijke rondweg Boskoop (hierna: de rondweg) aangelegd. Ondanks de maatregelen is het zware verkeer volgens verweerder echter gelijk gebleven. Verweerder is daarom overgegaan tot het verkeerbesluit, waarbij twee geslotenverklaringen worden ingesteld en een fysieke afsluiting wordt aangebracht. Daarnaast bevat het verkeersbesluit meerdere maatregelen om de verkeersveiligheid te vergroten. Als gevolg van het verkeersbesluit zal het zware verkeer volgens verweerder gebruik gaan maken van de oostelijke rondweg en zal dit verkeer niet meer door de woongebieden rijden.
2.2.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften, een deel van de bezwaren van eisers niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat een deel van hen vanwege de vestigingslocatie geen concretiseerbaar bedrijfsbelang heeft. Het gaat om [D] installatietechniek, [E] Transport en [F] Logistiek.
Voor het overige heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard. Volgens verweerder is uit voorbereidend onderzoek gebleken dat het zware verkeer op de Reijerskoop gelijk is gebleven ondanks eerdere maatregelen om dit zware verkeer in de woongebieden te beperken. Ook is een inspraakprocedure gevolgd, nu er een voorlichtingsavond is georganiseerd en nu het besluit na ter inzagelegging gepubliceerd is in de Staatscourant. Niet is op voorhand aangetoond volgens verweerder dat omliggende bedrijven dusdanige omrijkosten dan wel waardevermindering zullen oplopen, dat afgezien moet worden van het verkeersbesluit. Het eenrichtingsverkeer op de Overslag heeft verweerder opgeheven, zodat onveilige keerbewegingen op de Reijerskoop worden voorkomen.
3. Eisers kunnen zich niet verenigen met het bestreden besluit. Op hetgeen namens hen is aangevoerd gaat de rechtbank – voor zover van belang – in het navolgende in.
4.1.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
4.2.
Op grond van artikel 2, tweede lid, van de Wvw kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten en gebieden.
4.3.
Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Wvw geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit.
4.4.
Op grond van artikel 15, tweede lid van de Wvw geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
4.5.
Op grond van artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (Babw) vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
4.6.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 1 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:190 en 7 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2018:1431), komt een bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toe bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw genoemde begrippen. De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient het die belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij komt het bestuursorgaan beleidsruimte toe. De bestuursrechter heeft niet tot taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend naar eigen inzicht vast te stellen. De bestuursrechter toetst daarom alleen of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Ontvankelijkheid van het bezwaar van [D] installatietechniek, [E] Transport en [F] Logistiek5.1. Eisers voeren aan dat het bezwaar van [D] installatietechniek, [E] Transport en [F] Logistiek ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Volgens hen hebben zij wel degelijk belang, nu zij nadelige gevolgen zullen ondervinden in hun verkeersbewegingen die verband houden met hun bedrijfsvoering.
5.2.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 juli 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ3385), is een persoon slechts belanghebbende bij een verkeersbesluit indien hij een bijzonder, individueel belang heeft bij dat besluit, welk belang zich in voldoende mate onderscheidt van dat van andere weggebruikers.
5.3.
De rechtbank overweegt dat er voor [D] installatietechniek geen bedrijfsmatige afhankelijkheid bestaat, in zoverre dat het geen transportbedrijf betreft. Van een belang dat zich voldoende onderscheidt van dat van andere weggebruikers is dan ook geen sprake. Verweerder heeft [D] installatietechniek dan ook op goede gronden niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb aangemerkt en zijn bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Ten aanzien van de twee andere bedrijven overweegt de rechtbank dat niet onaannemelijk is dat zij enig nadeel zullen ondervinden van het verkeersbesluit. Dit maakt echter nog niet per definitie dat sprake is van belanghebbendheid. Zoals verweerder terecht heeft gesteld, bevinden hun vestigingslocaties zich niet op de locatie waar het verkeersbesluit op ziet. Het feit dat zij in sommige gevallen gebruik zullen moeten maken van een alternatieve route, is onvoldoende om te spreken van een rechtstreeks en voldoende onderscheidend belang. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de bedrijven in zuidoost Boskoop bereikbaar blijven en dat het omrijden vanaf [E] Transport en [F] Logistiek marginaal zal zijn. Een ander oordeel zou er voorts toe leiden dat alle transportbedrijven die zaken doen met de bedrijven in het betreffende gebied en in enige mate om zullen moeten rijden, als belanghebbende aangemerkt dienen te worden. Dat strekt volgens de rechtbank te ver. Verweerder heeft [E] Transport en [F] Logistiek dan ook op goede gronden niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb aangemerkt en hun bezwaren terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Inhoudelijk oordeel van de rechtbank
6.1.
Eisers voeren aan dat verweerder het verkeersbesluit heeft gebaseerd op ondeugdelijk onderzoek. Niet blijkt volgens hen uit het verrichte onderzoek dat sprake is van een onveilige situatie door de toename van vrachtverkeer. De verkeerstelling uit 2017 is hiertoe onvoldoende, mede omdat in het onderzoek geen vergelijking wordt gemaakt met cijfers uit het verleden. Ook heeft verweerder het besluit onvoldoende voorbereid, nu niet alle bedrijven zijn betrokken bij voorbereidend overleg over het verkeersbesluit. Verweerder heeft volgens eisers alleen met bewoners en een beperkt aantal bezwaarden gesproken nadat de zaak na de hoorzitting in bezwaar tien weken is aangehouden. Eisers hebben toen geen uitnodiging ontvangen om met verweerder in gesprek te gaan. Zij voeren verder aan dat het verkeersprobleem alleen maar verplaatst wordt en niet wordt opgelost. Op sommige plekken zal de verkeersveiligheid verminderen. Eisers hebben een overzicht opgesteld met de onveilige situaties die zullen ontstaan als gevolg van de afsluiting. Volgens hen is verweerder ten onrechte niet ingegaan op de onveilige situaties die zullen volgen. Tot slot stellen zij dat het besluit specifieke nadelige gevolgen heeft voor bepaalde bedrijven en alternatieve maatregelen efficiënter zijn.
6.2. De rechtbank overweegt dat sprake is van een verkeersbesluit en dat verweerder volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:300) de absolute noodzaak van een dergelijk besluit niet hoeft aan te tonen. Voldoende is dat de aan het verkeersbesluit ten grondslag gelegde belangen, bedoeld in artikel 2 van de Wvw, worden gediend en dat inzichtelijk is gemaakte op welke wijze deze belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
6.3.
Uit de door verweerder overgelegde stukken blijkt dat naar aanleiding van aanhoudende klachten van bewoners aan de Reijerskoop, over overlast door zwaar verkeer en snelheidsovertredingen, in november 2017 verkeerstellingen zijn gehouden. De tellingen zijn vergeleken met tellingen uit 2014, toen de rondweg nog niet was afgerond. Uit dit vergelijkend onderzoek blijkt onder meer dat het zware verkeer gelijk is gebleven ten opzichte van 2014 en dat er te hard wordt gereden. Ook is gebleken dat op het deel van de Reijerskoop waar al eerder een geslotenverklaring is ingesteld, alsnog gemiddeld 70 vrachtwagens per dag rijden. Aanvullend hebben lokale observaties plaatsgevonden, waaruit is gebleken dat bijna al het landbouwverkeer de voorkeur geeft aan het Reijerskoop in plaats van de rondweg. Verweerder is naar aanleiding van het onderzoek overgegaan tot het verkeersbesluit, om de overlast te verminderen en de verkeersveiligheid te verbeteren.
6.4.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat met het verkeersbesluit de eraan ten grondslag gelegde belangen worden gediend. Dat het besluit is gebaseerd op een ondeugdelijk onderzoek volgt de rechtbank niet. In tegenstelling tot hetgeen eisers betogen, is bij de tellingen van 2017 wel degelijk een vergelijking gemaakt met eerdere tellingen. De stelling dat in het onderzoek dubbeltellingen (heen en terug) zijn opgenomen doet voorts aan het voorgaande niet af, nu het irrelevant is voor de ervaren overlast en de verkeerssituatie of een voertuig eerder op de dag al gepasseerd is.
7.1.
Eisers voeren aan dat er onvoldoende is gekeken naar alternatieve (en efficiëntere) maatregelen die minder negatieve gevolgen met zich meebrengen voor hen. Zo zal een andere inrichting van de Reijerskoop en effectieve handhaving de verkeersveiligheid doen toenemen. Ook stellen eisers dat verweerder met het verkeersbesluit alleen maar een probleem verplaatst en niet oplost. Eisers hebben hierbij een overzicht opgesteld van onveilige verkeerssituaties die zullen ontstaan als gevolg van het verkeersbesluit.
7.2.
Dat er alternatieve maatregelen bestaan voor het verminderen van de overlast en het verbeteren van de verkeersveiligheid maakt volgens de rechtbank niet dat het verkeersbesluit niet ten behoeve van de in artikel 2 van de Wvw genoemde belangen is genomen. Verweerder heeft uiteengezet waarom er voor de betreffende maatregelen in het verkeersbesluit is gekozen en heeft daarnaast naar meerdere scenario’s gekeken. Dat volgens eisers met het verkeersbesluit alleen een probleem wordt verplaatst, maakt het voorgaande niet anders.
8.1.
Eisers voeren verder aan dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid, omdat niet alle betrokken bedrijven zijn uitgenodigd voor het overleg in de voorbereidende fase. Ook heeft verweerder nagelaten contact op te nemen met eisers na de hoorzitting in bezwaar, ondanks dat tijdens de hoorzitting door verweerder werd toegezegd om opnieuw in overleg te gaan met elkaar.
8.2.
De rechtbank volgt eisers niet in hun betoog dat verweerder het besluit onzorgvuldig heeft voorbereid. De rechtbank stelt voorop dat sprake is van een besluit dat tot een onbepaalde groep belanghebbenden is gericht. Immers, door het verkeersbesluit worden omwonenden, ondernemers, leveranciers en verkeersdeelnemers in het algemeen geraakt. De eis van een zorgvuldige voorbereiding gaat niet zo ver dat van verweerder bij een dergelijk besluit zou kunnen worden verwacht dat met iedere eventuele belanghebbende wordt overlegd. Desalniettemin heeft verweerder met meerdere partijen overleg gevoerd over de verkeershinder die ervaren wordt door vracht- en landbouwverkeer. Zo zijn bewoners en bedrijven benaderd van de Overslag, het Reijerskoop en het Zuidwijk. Ook Stichting Greenport en kinderopvang het Tuinhuis zijn uitgenodigd voor overleg. Na een algemene informatieavond zijn nog twee overleggen georganiseerd waarbij is gekeken naar concrete maatregelen. Uit het verweerschrift blijkt tot slot dat verweerder na de hoorzitting in de bezwaarfase contact heeft gezocht met de gemachtigde van eisers en dat de gemachtigde in verband met afwezigheid later contact zou opnemen met verweerder. Het komt voor eigen rekening en risico van eisers dat dit vervolgens niet is gebeurd.
9.1.
Eisers voeren aan dat het verkeersbesluit specifieke nadelige gevolgen heeft voor hen en voor transportbedrijven in het algemeen. De rechtbank vat dit op als een betoog van eisers dat de nadelige gevolgen voor hen en andere belanghebbenden onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
9.2.
De rechtbank overweegt dat uit het bestreden besluit volgt dat, en hoe, verweerder de belangen die met het verkeersbesluit worden gediend zijn afgewogen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de belangen van belanghebbenden. Zo heeft verweerder gemotiveerd dat met het verkeersbesluit wordt beoogd om het zware vracht- en langbouwverkeer gebruik te laten maken van de rondweg, zodat de door dit verkeer veroorzaakte overlast en de verkeersonveiligheid in het woongebied aan de Reijerskoop wordt verminderd.
Voorts volgt uit het bestreden besluit dat verweerder nadelige gevolgen voor belanghebbenden heeft meegewogen. Verweerder heeft overwogen dat de omrijschade en waardevermindering niet van dien aard is dat afgezien moet worden van het verkeersbesluit. Hierbij acht de rechtbank ook van belang dat, zoals berekend door verweerder, de omrijafstand maximaal drie kilometer zal zijn (en voor de meesten korter) en dat de bedrijven in het betreffende gebied goed bereikbaar blijven vanwege de, mede voor hen aangelegde, rondweg.
9.3
Ten aanzien van de specifieke nadelige gevolgen voor bepaalde bedrijven overweegt de rechtbank als volgt. Zoals verweerder in het verweerschrift heeft aangegeven zal van een kilometer achteruitrijden op de Zuidwijk geen sprake zijn, nu meerdere oprijlanen kunnen worden gebruikt om op die weg te keren. Daarbij is voorts van belang dat het hier alleen bestemmingsverkeer betreft, nu het ander zwaar verkeer niet is toegestaan de Zuidwijk op te rijden. Dat sprake zal zijn van een vermindering van de showroomfunctie van Vakgarage Marrewijk, gevestigd op de Zuidwijk, volgt de rechtbank evenmin. Zoals verweerder namelijk terecht heeft gesteld, wordt het enkel voor zwaar verkeer, niet zijnde bestemmingsverkeer, verboden om op de Zuidwijk te rijden. Al het andere verkeer blijft toegestaan op de Zuidwijk te rijden. De rechtbank overweegt verder dat het Tuinhuis in de eerste fase voor het verkeersbesluit betrokken was. Daarna is namens het Tuinhuis niemand meer betrokken geweest bij de verdere overleggen over het verkeersbesluit, ondanks dat zij hiervoor wel zijn uitgenodigd. Het was aan het Tuinhuis zelf om voorafgaand aan het verkeersbesluit betrokken te blijven om eventuele bezwaren vroegtijdig in het proces te betrekken. Voorts is de enkele stelling dat de Overslag onveiliger zal worden door de opheffing van het eenrichtingsverkeer onvoldoende, nu dit niet is onderbouwd.
9.4.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat de nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen.
10. Voor zover eisers om schadevergoeding hebben verzocht, bestaat er geen aanleiding deze toe te kennen. Eisers hebben de gestelde omrijkosten niet inzichtelijk gemaakt. Zij kunnen na de volledige uitvoering van het verkeersbesluit een verzoek indienen bij verweerder.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 april 2021
.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.