In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een voormalig dienstplichtige, en de staatssecretaris van Defensie. Eiser had een aanvraag ingediend voor een militair invaliditeitspensioen, welke door verweerder op 1 juni 2018 werd afgewezen. Het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 10 september 2019 ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 12 januari 2021, die via videoverbinding plaatsvond, werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank schorste het onderzoek om eiser de gelegenheid te geven een psychiatrisch rapport over te leggen, maar eiser besloot hier uiteindelijk van af te zien en verzocht om uitspraak zonder nadere zitting.
De rechtbank overwoog dat eiser lijdt aan verschillende psychische aandoeningen, waaronder een obsessieve-compulsieve stoornis en posttraumatische stressstoornis (PTSS). Eiser betoogde dat verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan naar zijn psychische klachten en dat een psychiatrische expertise noodzakelijk was. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts voldoende gemotiveerd had aangetoond dat eiser niet voldeed aan de criteria voor PTSS volgens het PTSS Protocol. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor het aanvragen van een psychiatrische expertise en dat het beroep ongegrond was.
De rechtbank wees ook het verzoek om schadevergoeding af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.