ECLI:NL:RBDHA:2021:2982

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
09/842427-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een groep mensen door een imam tijdens een rouwdienst

Op 30 maart 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een imam die zich tijdens een rouwdienst in de [naam Moskee] te Den Haag beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten andersgelovigen en volgelingen van de [naam stroming]. De verdachte, geboren in 1969, heeft op 22 augustus 2017 tijdens deze dienst uitlatingen gedaan die als groepsbelediging zijn gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk beledigende uitspraken heeft gedaan, waaronder de vergelijkingen van andersgelovigen met varkens. De rechtbank heeft de context van de uitlatingen beoordeeld en geconcludeerd dat deze onnodig grievend waren, gezien de islamitische opvattingen over varkens als onreine dieren. De verdachte heeft verklaard dat zijn uitlatingen bedoeld waren om zijn gemeenschap te waarschuwen en te distantiëren van de [naam stroming]. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan groepsbelediging en hem een geldboete van € 675,00 opgelegd, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft de vrijheid van meningsuiting van de verdachte in overweging genomen, maar oordeelde dat de uitlatingen niet onder de bescherming van artikel 10 EVRM vallen, gezien de ernst van de belediging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842427-18
Datum uitspraak: 30 maart 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 22 juli 2019 (regie) en ter terechtzitting van 16 maart 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I. Doves en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. P.W.E. Ros naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 augustus 2017, althans op een tijdstip in de periode tussen
1 augustus 2017 en 1 september 2017 te Den Haag, althans te Nederland, zich in het openbaar (namelijk tijdens een voor eenieder toegankelijke dienst van de [naam Moskee] ), mondeling, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten niet-moslims en/of niet-soennieten en/of niet-gelovigen en/of andersgelovigen en/of ongelovigen en/of andersdenkenden en/of [naam stroming] , wegens hun geloof en/of godsdienst, door opzettelijk beledigend de volgende uitlating te doen:
'Moslims die niet de Soennitische stroming aanhangen zijn varkens' en/of
'Varkens kunnen niet samen zijn met schapen' en/of
'Schapen en varkens horen niet in 1 ruimte'
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte is als imam werkzaam. In deze hoedanigheid heeft hij op 22 augustus 2017 in de [naam Moskee] een rouwdienst verzorgd. Naar aanleiding van een aantal uitlatingen die hij toen heeft gedaan, hebben drie mensen anoniem aangifte gedaan omdat zij zich daardoor gekrenkt voelden.
Gelet op de tenlastelegging dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de verdachte zich tijdens voornoemde rouwdienst schuldig heeft gemaakt aan groepsbelediging.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van groepsbelediging, omdat (1) hij geen groep mensen heeft beledigd, maar slechts varkens en schapen met elkaar heeft vergeleken, (2) de uitlatingen gedaan zijn vanuit zijn geloofsovertuiging en die context maakt dat het beledigende karakter wordt weggenomen en (3) de uitlatingen niet onnodig grievend zijn.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
De bewijsmiddelen
Aangever 1 heeft bij de politie het volgende verklaard.
De aangever is aanhanger van de [naam stroming] . In augustus 2017 bezocht hij de [naam Moskee] . De dienst werd toen geleid door een imam. De imam liet zich negatief uit over mensen die geen moslim zijn en mensen die moslim zijn maar een andere stroming volgen. De imam zei dat deze mensen varkens zijn en dat varkens en schapen niet samen gaan. De imam bedoelde hiermee dat de schapen de goede mensen zijn en de varkens de niet-moslims en de moslims die een andere stroming volgen. De imam zei ook dat niet-moslims en moslims die een andere stroming volgen niet welkom zijn in de moskee. Om zijn woorden kennelijk kracht bij te zetten, sloeg de imam meerdere malen met zijn vuist op tafel. De imam zei ook dat alle aanwezigen het contact met niet-moslims en moslims die een andere stroming volgen, moesten verbreken. Het zijn allemaal varkens, volgens de imam. Dit maakte de aangever heel erg boos. De aangever vond de toespraken heel erg fanatiek en haatdragend ten opzichte van andere mensen. Men werd aangeleerd om andere moslims de rug toe te keren. [2]
Aangever 1 heeft op 17 december 2019 bij de rechter-commissaris het volgende verklaard.
De aangever heeft op 22 augustus 2017 de [naam Moskee] bezocht. Tijdens de dienst werd één zin gezegd over de overledene. De rest bestond alleen maar uit kritiek, negativiteit en haatzaaien over niet-moslims en moslims van andere stromingen. Dat was pijnlijk voor de aangever. Er is een aantal dingen gezegd die de aangever pijn hebben gedaan, waaronder: “Mensen die geen moslim zijn, zijn varkens” en: “Varkens en schapen horen niet in één ruimte”. Deze vergelijking is voor de aangever pijnlijk, omdat varkens worden gezien als een opruimdier, dat alle restjes opruimt en stinkt. Andere aanwezigen reageerden binnensmonds op de preek. Zij gingen mopperen. [3]
Aangever 2 heeft bij de politie het volgende verklaard.
De aangever hangt het islamitische geloof aan. De moskee die hij bezoekt, is soenniet en niet soennitisch, zoals de moskee gelegen [adres Moskee] te Den Haag. In augustus 2017 bezocht de aangever een dienst in de [naam Moskee] . De dienst werd geleid door de imam van de moskee. De imam sprak teksten uit waar de aangever van schrok, waaronder de volgende teksten: “Elke moslim, die niet lid is van deze moskee, is geen moslim.” Er werd vervolgens gezegd dat iedereen die geen lid was van deze moskee of niet de stroming van deze moskee aanhing, direct de moskee moest verlaten, omdat zij in de ogen van de imam en de voorzitter geen moslim zouden zijn. De aangever voelde zich daardoor niet welkom en erg ongemakkelijk. Vervolgens vergeleek de imam de niet-leden met varkens. De imam zei daarbij dat varkens en schapen niet samen mogen en kunnen leven in één ruimte. De aangever denkt dat de imam hiermee kracht wilde bijzetten aan de eerdere uitspraak om contacten te verbreken met de “niet-moslims”.
De imam en de voorzitter spraken met een verheven stem. Zij zetten hun teksten kracht bij door hun armen in de lucht te steken. Door de uitlatingen, de lichaamshouding en non-verbale communicatie kwam alles wat zij zeiden zeer agressief en haatdragend over.
Door de uitspraken van de imam over varkens voelde de aangever zich aangesproken, zwaar beledigd, gekrenkt en zeer opgelaten. [4]
Aangever 2 heeft op 11 september 2020 bij de rechter-commissaris het volgende verklaard.
Tijdens eerdergenoemde dienst werd er gezegd: “Varkens en schapen kunnen niet samen in één ruimte”. Er is toen veel gezegd. Het kwam er op neer dat je als andersdenkende werd neergezet als varken. Als iemand zegt: “Je bent een varken”, dan vindt de aangever dat beledigend. Dat staat los van het geloof. [5]
Aangever 3 heeft bij de politie het volgende verklaard.
De aangever is aanhanger van de [naam stroming] en was in augustus 2017 aanwezig bij een dienst in de moskee gelegen aan de [adres Moskee] te Den Haag. Die dienst leek helemaal niet op een normale herdenkingsdienst. Er werd heel kort gesproken over het leven van de overledene. De imam zei dat je de moskee moest verlaten als je niet tot de stroming van de betreffende moskee behoorde. De aangever vond een aantal opmerkingen van de imam discriminerend. De imam zei onder meer: “Schapen en varkens horen niet in één ruimte.” Hij doelde op het feit dat de schapen de moslims zijn en de varkens de niet-moslims. De aangever vindt dit heel erg. Je kunt mensen niet vergelijken met dieren. Er hing een gespannen sfeer in de moskee. Toen de imam de uitlatingen deed, zag de aangever de mensen die van een andere stroming waren om zich heen kijken. Het was heel ongemakkelijk. Er was een paar van dit soort momenten. De aangever heeft nog nooit het woord varkens in een moskee gehoord. Dit was voor de aangever heel generend. [6]
Aangever 3 heeft op 17 december 2019 bij de rechter-commissaris het volgende verklaard.
De aangever heeft op 22 augustus 2017 de [naam Moskee] bezocht. De dienst ging toen over het afscheid van een overledene. Iedereen kon zomaar naar binnen. Het was duidelijk wat de imam met zijn uitlatingen wilde bereiken. Mensen die niet tot zijn stroming behoorden, moesten de zaal verlaten. Het zijn nepmoslims. Het zijn varkens. Een mens vergelijken met een varken vindt de aangever beledigend. Een mens behoort niet tot de varkens. Een varken wordt als onrein en vies beschouwd. [7]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij hoofdimam is van de [naam Moskee] , gevestigd aan de [adres Moskee] te Den Haag. Bij de rouwdienst van donderdag 22 augustus 2017 waren 80 tot 100 mensen aanwezig. Iedereen kan naar een rouwdienst komen. Op de vraag waarom hij andersdenkenden met varkens vergeleek, heeft de verdachte verklaard dat hij dit zo heeft gezegd tijdens die preek en dat hij begrijpt dat mensen zich daardoor beledigd voelden. Op de vraag waarom de verdachte dit dan uitdroeg tijdens die dienst, antwoordde hij dat hij dacht dat bepaalde mensen tekenen, gebaren of geluiden maakten, waarop hij reageerde met stemverheffing en uitdrukkingen die hij normaal niet zomaar gebruikt. Als hij tegengeluiden opmerkt, denkt hij dat degene die dat doet de essentie niet begrijpt en dan gaat hij er harder op in. Als het gaat over het geloof, gaat hij er op in om mensen te laten beseffen dat wat de [naam stroming] verkondigen, niet strookt met de islam. Soms doet hij dit met harde woorden, als hij voelt dat het niet aankomt bij bepaalde mensen. Het is zijn bedoeling om de mensen te overtuigen van de juiste leer van de islam. [8]
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat zijn uitlatingen gericht waren tegen zijn eigen gemeenschap met als doel zich te distantiëren van de [naam stroming] . De [naam stroming] zijn volgens de verdachte tot niet-moslims verklaard, omdat hun overtuigingen over de profeet lijnrecht tegenover die van de islam staan. Als imam begeleidt hij zijn gemeenschap. Zij die van de baan raken, moet hij toespreken en daarbij gebruikt hij soms harde woorden. [9]
Deskundige prof. dr. mr. M.S. Berger, hoogleraar islam en het Westen aan de Universiteit Leiden, heeft ter terechtzitting verklaard dat de [naam stroming] een beweging is binnen de islam die gelooft dat er na Mohammed nog een profeet is gekomen. Volgens andere moslims kan dat niet en om die reden mogen de [naam stroming] zich van hen geen moslim noemen. Dat zij zichzelf als moslim beschouwen, daar neemt de verdachte kennelijk sterk aanstoot aan. Hij wil anderen bekeren en uitleggen wat de ware islam is. Volgens Berger is er geen enkele stroming binnen de islam waarbij het niet als beledigend wordt beschouwd als je met een varken wordt vergeleken. Een varken is in islamitische context een onrein dier en een schaap niet. Een schaap wordt gebruikt als offerdier en een varken niet. [10]
3.4.2
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de feiten en omstandigheden die blijken uit voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 22 augustus 2017 in het openbaar, namelijk tijdens een voor eenieder toegankelijke dienst van de [naam Moskee] in Den Haag, mondeling de volgende uitlatingen heeft gedaan:
  • Moslims die niet de soennitische stroming aanhangen zijn varkens,
  • Varkens kunnen niet samen zijn met schapen en
  • Schapen en varkens horen niet in één ruimte,
althans dat hij toen woorden van gelijke aard en/of strekking heeft geuit.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of deze uitlatingen op grond van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht (Sr) strafbaar zijn.
In de jurisprudentie van de Hoge Raad zijn toetsingscriteria ontwikkeld met betrekking tot de vraag of er sprake is van belediging van een groep mensen. Of er sprake is van belediging dient te worden beantwoord aan de hand van drie toetsingscriteria:
1. is de inhoud van de uitlatingen beledigend, en zo ja;
2. neemt de context het beledigend karakter weg, en zo ja;
3. zijn de uitlatingen onnodig grievend?
Criterium 1: Is de inhoud van de uitlatingen beledigend?
De Hoge Raad heeft overwogen dat een uitlating beledigend is wanneer deze de strekking heeft een ander bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen en hem aan te randen in zijn eer en goede naam (ECLI:HR:2001:AB3143). Daarnaast moet de uitlating in dit geval gaan over een groep mensen. Het beledigen van een groep mensen wegens hun godsdienst valt alleen onder artikel 137c eerste lid Sr als men de mensen behorend tot die groep collectief treft in hetgeen voor die groep kenmerkend is, namelijk in hun godsdienst, en hen beledigt juist omdat zij van dat geloof zijn (ECLI:NL:HR:2009:BF0655).
De bewezen verklaarde uitlatingen van de verdachte gaan over een groep mensen. De godsdienst die de leden van deze groep aanhangen, is kenmerkend voor deze groep. Zij hangen allemaal een andere stroming binnen de islam aan, dan de stroming die de verdachte binnen de islam aanhangt. Om die reden schaart de rechtbank eerstgenoemde groep mensen onder de groep andersgelovigen, onder wie ook de [naam stroming] volgelingen vallen, die de verdachte blijkens zijn verklaringen in het bijzonder op het oog had.
Hoewel de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat de uitlatingen die hij tijdens de rouwdienst heeft gedaan, gericht waren tegen de leden van de moskee waar hij als imam werkzaam is, voelden leden van de groep andersgelovigen zich - blijkens de aangiftes - daardoor toch direct aangesproken. De rechtbank acht dit begrijpelijk, omdat deze uitlatingen gingen over de groep waartoe zij horen. De rechtbank merkt daarbij op dat het beledigende karakter van een uitlating niet afhankelijk is van de bedoeling van degene die de uitlatingen doet. Het opzet is reeds aanwezig, indien de dader het beledigende karakter van de gebruikte uitdrukkingen noodzakelijkerwijs moet hebben begrepen. Uit de verklaring van de verdachte bij de politie blijkt dat hij zich terdege bewust was van het beledigende karakter van zijn uitlatingen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte de groep andersgelovigen collectief getroffen in hetgeen voor die groep kenmerkend is, hun godsdienst, en hen bij het publiek in een kwaad daglicht gesteld door leden van deze groep, vanwege hun godsdienst, te vergelijken en vereenzelvigen met varkens, met wie je niet in één ruimte hoort te zijn. Door zijn uitlatingen heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank de eer en goede naam van deze groep aangetast, temeer aangezien varkens door de verdachte en andere aanwezigen in de moskee, zoals de aangevers, als onreine dieren worden beschouwd.
Concluderend acht de rechtbank bewezen dat de uitlatingen van de verdachte de strekking hadden om een groep mensen, te weten andersgelovigen en (in het bijzonder) [naam stroming] , te beledigen wegens hun godsdienst.
Criterium 2: Neemt de context het beledigende karakter weg?
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat de context waarin een uitlating is gedaan het beledigend karakter van de uitlating weg kan nemen, indien de uitlating een bijdrage levert aan of dienstig is aan een publiek maatschappelijk debat, een geloofsopvatting of als de uitlating onder de bescherming van artistieke expressie valt. De reikwijdte van die context wordt gevormd door verdachtes recht op vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Uit de verklaringen van de verdachte blijkt dat hij met zijn uitlatingen bedoeld heeft de leden van de moskee op het (volgens hem) goede islamitische pad te houden. De rechtbank concludeert hieruit dat de bewezen verklaarde uitlatingen zijn gebaseerd op zijn geloofsopvattingen en daarvan een uiting zijn geweest. Deze context neemt in principe het beledigende karakter van de uitlatingen weg.
Criterium 3: Zijn de uitlatingen onnodig grievend?
Als uiting van zijn geloofsovertuiging heeft de verdachte andersgelovigen vergeleken en vereenzelvigd met varkens en hen daardoor in feite varkens genoemd. De rechtbank beschouwt deze uitlatingen als onnodig grievend, omdat varkens binnen de islam als minderwaardige en onreine dieren worden beschouwd en het onder moslims als een grove belediging wordt beschouwd als je een varken wordt genoemd. De verdachte had bovendien op een voor de andersgelovigen veel minder kwetsende manier uitleg kunnen geven over zijn geloof en uiting kunnen geven aan zijn geloofsovertuiging. Hij had andersgelovigen bijvoorbeeld simpelweg kunnen vergelijken met een ander dier. Door hen juist te vergelijken met varkens heeft hij hen diep gekwetst.
De rechtbank concludeert dan ook dat de bewezen verklaarde uitlatingen van de verdachte onnodig grievend zijn voor de groep andersgelovigen.
Opzet op de openbaarheid
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat de moskee tijdens een rouwdienst voor iedereen toegankelijk is. Tijdens de rouwdienst van 22 augustus 2017 waren er volgens hem zo’n 80 tot 100 mensen aanwezig. Uit de verklaringen van de aangevers blijkt dat er ook mensen van andere stromingen binnen de islam aanwezig waren, onder wie de [naam stroming] . Uit die verklaringen blijkt ook dat, toen de imam de uitlatingen deed, er mensen om zich heen keken, dat er werd gemompeld en dat de sfeer ongemakkelijk werd. Gelet op al deze omstandigheden moet de verdachte zich er van bewust zijn geweest dat er ook andersgelovigen in de moskee aanwezig waren en dat zijn uitlatingen ook ter kennis kwamen van anderen dan degenen tot wie zijn uitlatingen rechtstreeks waren gericht. De rechtbank komt op grond hiervan tot de conclusie dat de verdachte opzet heeft gehad om zijn uitlatingen in de openbaarheid te brengen.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen wegens hun godsdienst door als imam tijdens een rouwdienst diverse uitlatingen over hen te doen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
hij op 22 augustus 2017 te Den Haag zich in het openbaar (namelijk tijdens een voor eenieder toegankelijke dienst van de [naam Moskee] ), mondeling, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten andersgelovigen en [naam stroming] , wegens hun godsdienst, door opzettelijk beledigend de volgende uitlating
ente doen:
Moslims die niet de Soennitische stroming aanhangen zijn varkens en
Varkens kunnen niet samen zijn met schapen en
Schapen en varkens horen niet in 1 ruimte,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij gebruik maakte van zijn vrijheid van meningsuiting, een recht dat beschermd wordt door artikel 10 EVRM. Door de verdachte te veroordelen, wordt op niet toegestane wijze een inbeuk gemaakt op dit recht.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
Het bewezenverklaarde is volgens de officier van justitie strafbaar, omdat dit niet in strijd is met artikel 10 EVRM.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit artikel 94 van de Grondwet volgt dat binnen het Koninkrijk der Nederlanden geldende wettelijke voorschriften geen toepassing vinden, indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
Indien veroordeling van de verdachte ter zake artikel 137c Sr in strijd is met zijn recht op vrijheid van meningsuiting, zoals geborgd in artikel 10 EVRM, dan dient artikel 137c Sr ingevolge het bepaalde in artikel 94 van de Grondwet buiten toepassing te worden gelaten.
Het recht op vrijheid van meningsuiting mag, blijkens artikel 10 lid 2 EVRM, alleen beperkt worden indien aan de volgende criteria is voldaan:
Een beperking moet bij wet zijn voorzien;
De beperking moet een legitiem doel dienen;
De beperking moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving.
Ten aanzien van dat laatste criterium geldt dat de beperking proportioneel moet zijn en dat er een dringende maatschappelijke noodzaak moet zijn voor zo’n beperking.
De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak is voldaan aan deze criteria.
De beperking (het strafbaar stellen van groepsbelediging) is namelijk bij wet voorzien, in artikel 137c Sr. De beperking is daarnaast in het belang van de bescherming van de goede naam en rechten van anderen (in casu de groep andersgelovigen) en dient daarom een legitiem doel. Ten slotte is de inbreuk op de vrijheid van meningsuiting, in de vorm van een strafrechtelijke veroordeling, noodzakelijk in een democratische samenleving, gelet op de inhoud van de uitlatingen en de context waarin deze werden gedaan. Het staat de verdachte niet vrij om een groep mensen op onnodig grievende wijze te beledigen; de goede naam en rechten van anderen (in casu de groep andersgelovigen) moeten daartegen worden beschermd. Niet aannemelijk is dat dit voldoende op een andere wijze dan door middel van strafrechtelijk ingrijpen kon worden gerealiseerd.
Omdat is voldaan aan de in artikel 10 tweede lid EVRM vermelde criteria, concludeert de rechtbank dat de vrijheid van meningsuiting van de verdachte mag worden beperkt en dat het bewezenverklaarde aldus strafbaar is.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het tijdsverloop en de omstandigheid dat de verdachte de uitlatingen vanuit zijn geloofsovertuiging heeft gedaan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
Tijdens een rouwdienst van de moskee waar hij als imam werkzaam is, heeft de verdachte uiting gegeven aan zijn geloofsovertuiging door een groep mensen, die niet dezelfde stroming binnen de islam aanhangen als hij, te vergelijken met varkens. Door aldus te handelen heeft hij deze groep openlijk in diskrediet gebracht, deze groep als minderwaardig neergezet en zich schuldig gemaakt aan groepsbelediging. De rechtbank is van oordeel dat voor dergelijke uitlatingen geen plaats is in onze maatschappij, waar gelijkheid één van de kernwaarden is.
Strafblad
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte van 11 februari 2021, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder wegens een soortgelijk feit is veroordeeld.
Redelijke termijn
De redelijke termijn is aangevangen op 22 maart 2018. De rechtbank concludeert dat deze termijn in aanzienlijke mate is overschreden, te weten met bijna 1 jaar. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de hierna te vermelden op te leggen straf tot gevolg moet hebben, te weten een strafkorting van 10%.
Strafmodaliteit en strafmaat
Alles afwegende, acht de rechtbank een geldboete van € 750,00 passend en geboden.
Gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigt de rechtbank deze geldboete met 10% ofwel € 75,00.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: 23, 24c en 137c van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
zich in het openbaar mondeling opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun godsdienst;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
geldboetevan
€ 675,00;
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden
vervangen
door
hechtenisvoor de tijd van
13 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, voorzitter,
mr. J. Montijn, rechter,
mr. A.J. van der Ven, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.Th. Boeter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 maart 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het onderzoeksnummer DH24017004 van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag-West, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 33).
2.Proces-verbaal verhoor aangever 1, p. 4-5.
3.Proces-verbaal verhoor van aangever 1 bij de rechter-commissaris van 17 december 2019.
4.Proces-verbaal verhoor aangever 2, p. 6 en 7.
5.Proces-verbaal verhoor van aangever 2 bij de rechter-commissaris van 11 september 2020.
6.Proces-verbaal verhoor aangever 3, p. 10 t/m 12.
7.Proces-verbaal verhoor van aangever 3 bij de rechter-commissaris van 17 december 2019.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 18, 20 t/m 23
9.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 16 maart 2021.
10.Verklaring van prof. dr. mr. M.S. Berger ter terechtzitting van 16 maart 2021.