ECLI:NL:RBDHA:2021:2978
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens ontbreken machtiging advocaat in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar van eiseres, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, geboren in 1987 en van Turkse nationaliteit, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar verblijfsvergunning en het opleggen van een terugkeerbesluit. Het bezwaar werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen machtiging was overgelegd waaruit bleek dat de advocaat van eiseres gemachtigd was om het bezwaar in te dienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het moment van indienen van het bezwaarschrift leidend is voor de vraag of de advocaat gemachtigd was. De rechtbank oordeelde dat verweerder redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de advocaat, die op dat moment nog in het register van de Orde van Advocaten stond, gemachtigd was. Hierdoor was de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar onterecht. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.602,- en is het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiseres vergoed.