Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 14 oktober 2020, met producties;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid tevens houdende verzoek om aanhouding ex artikel 31 lid Brussel I-bis, met producties;
- de conclusie van antwoord in het incident houdende exceptie van onbevoegdheid, tevens antwoord in de incidentele aanhoudingsverzoeken.
2.De feiten in het incident
professional client.In de periode van 9 juni tot 17 juli 2020 heeft [eiseres] diverse bedragen met een beloop van meer dan € 400.000 ingelegd.
3.Het geschil
leveragedie aan beleggers mag worden aangeboden. Daarnaast heeft Mount Nico oneerlijke handelspraktijken toegepast op [eiseres] en is de overeenkomst vernietigd althans vernietigbaar op grond van artikel 6:139j lid 3 BW. Mount Nico is daarom gehouden om de inleg terug te betalen op grond van onverschuldigde betaling dan wel om de door [eiseres] geleden schade te vergoeden.
4.De beoordeling in het incident
- het begrip “consument” moet restrictief moet worden uitgelegd op basis van de positie die de betrokken persoon in een bepaalde overeenkomst inneemt in verband met de aard en het doel van deze overeenkomst, en niet op basis van de subjectieve situatie van die persoon, aangezien één en dezelfde persoon voor sommige transacties als consument, en voor andere als ondernemer kan worden beschouwd;
- alleen overeenkomsten die een individu los en onafhankelijk van enige bedrijfs- of beroepsmatige activiteit of doelstelling sluit met als enige doel te voldoen aan de eigen particuliere consumptiebehoeften, vallen onder de beschermende regeling van artikelen 17 tot en met 19 Brussel I bis;
- deze bijzondere bescherming is niet gerechtvaardigd wanneer een overeenkomst wordt gesloten omwille van een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit; dat is niet anders wanneer deze activiteit voor de toekomst is gepland;
- niet relevant is of de consument zich op een specifieke manier gedraagt;
- bij financiële dienstverleningsovereenkomsten betekent dit dat niet relevant is wat de waarde is van de verrichte transacties, de omvang van de risico’s op financiële verliezen, de eventuele kennis of deskundigheid van een persoon op het gebied van financiële instrumenten of zijn actieve gedrag bij dergelijke transacties, noch of de consument een groot aantal transacties heeft verricht in een relatief kort tijdsbestek of dat hij grote bedragen in die transacties heeft geïnvesteerd.
- evenmin is relevant of de betreffende persoon een „niet-professionele belegger” is in de zin van artikel 4 lid 1 onder 12 van de MIFID I
retailaccountom te zetten in een
professional account;
dan € 500.000 heeft en langer dan 1 jaar ervaring heeft met beleggen in CFD’s.
- [eiseres] is (al dan niet rechtstreeks) met Mount Nico in contact gekomen door te responderen op een advertentie voor het beleggen in cryptomunten die was gericht op particulieren. Waar [eiseres] op basis van deze advertentie het idee had om te gaan beleggen in cryptomunten, is zij uiteindelijk bij Mount Nico gaan beleggen in CFD’s. De aanvankelijke doelstelling, handel in cryptomunten, in combinatie met de wijze waarop [eiseres] met Mount Nico in contact is gekomen, duidt niet op een beroepsmatige doelstelling om te gaan beleggen in complexe financiële producten;
- uit het eigen relaas van [eiseres] dat onder punt 23 van de dagvaarding is opgenomen maakt de rechtbank op dat [eiseres] bij Mount Nico heeft belegd met privévermogen om een huis dichterbij haar kinderen te kunnen kopen en haar kinderen financieel te kunnen steunen; ook dat wijst niet op een beroepsmatige activiteit;
- dat het
- zoals hiervoor is gememoreerd heeft het HvJEU bovendien bepaald dat voor het zijn van consument in de zin artikel 17 Brussel I bis het gedrag van die persoon in het kader van de overeenkomst die hij sluit niet relevant is. Dat [eiseres] tegenover Mount Nico in het vragenformulier heeft aangegeven te beschikken over een belegbaar vermogen van meer dan € 500.000 en ervaring te hebben met risicovolle beleggingen, en dat zij met haar