Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2021 in de zaak tussen
[eiser 1] , eiser, V-nummer [V-nummer 1]
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
Rechtbank Den Haag
Op 1 maart 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen twee Oekraïense eisers en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers, geboren in 2004 en 2008, hadden aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning op basis van niet-tijdelijke humanitaire gronden en verblijf bij een gezinslid. De aanvragen werden afgewezen omdat de eisers niet in het bezit waren van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet konden worden vrijgesteld van dit vereiste. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvragen niet in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De rechtbank stelde vast dat de belangenafweging door de Staatssecretaris in eerdere procedures al was gemaakt en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die tot een ander oordeel konden leiden. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet aannemelijk hadden gemaakt dat hun verblijf in Oekraïne een ernstige bedreiging voor hun ontwikkeling zou vormen. De rechtbank oordeelde verder dat de Staatssecretaris niet verplicht was om de eisers te horen, omdat er geen twijfel bestond dat het bezwaar niet zou leiden tot een ander besluit. De rechtbank verklaarde het beroep van de eisers ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.