ECLI:NL:RBDHA:2021:2945
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afsluitregeling Langdurig Verblijvende Kinderen en de afwijzing van verblijfsvergunningen op basis van het mvv-vereiste
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een groep Oekraïense eisers en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers, bestaande uit een gezin met kinderen, hadden aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning op basis van de Afsluitregeling Langdurig Verblijvende Kinderen. Deze aanvragen werden door de Staatssecretaris afgewezen, omdat de eisers zich op de peildatum van 29 januari 2019 niet in Nederland bevonden en niet voldeden aan de voorwaarden van de regeling, waaronder het mvv-vereiste. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers op de peildatum in Oekraïne verbleven, wat hen uitsloot van de regeling. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris in redelijkheid kon besluiten dat de eisers niet voldeden aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning. De rechtbank heeft ook overwogen dat de belangen van de eisers, waaronder het recht op gezinsleven zoals beschermd door artikel 8 van het EVRM, niet opwegen tegen het algemeen belang van een restrictief toelatingsbeleid. De rechtbank heeft het beroep van de eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.