ECLI:NL:RBDHA:2021:2928
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van onvoldoende bewijs van duurzame en exclusieve relatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Ghanese nationaliteit, had de aanvraag ingediend met het doel om in Nederland te verblijven bij zijn partner, [A]. De aanvraag werd afgewezen op basis van het oordeel dat eiser onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een duurzame en exclusieve relatie met [A].
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris de aanvraag op 4 oktober 2019 had afgewezen en het bezwaar van eiser op 6 mei 2020 ongegrond had verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij diverse bewijsstukken heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat er wel degelijk sprake is van een duurzame relatie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de overgelegde stukken, waaronder foto’s en WhatsApp-berichten, niet voldoende waren om de gestelde relatie te onderbouwen.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de Staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet had aangetoond dat hij ongehuwd was en dat er onvoldoende bewijs was voor de duurzame relatie. De rechtbank heeft de stelling van eiser dat de hoorplicht was geschonden verworpen, omdat de Staatssecretaris op basis van de ingediende stukken had kunnen concluderen dat er geen reden was om te twijfelen aan de afwijzing van de aanvraag.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor de mvv in stand blijft. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.